Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0736/GV, 9 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/736/GV

betreft: [klager] datum: 9 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 februari 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft fouten gemaakt in het verleden door niet terug te keren van verlof. Hij heeft daar spijt van. Hij neemt nu deel aan TR en houdt zich aan de regels. Klager wil graag verlof om zijn zieke vader te
kunnen bezoeken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is eerder met algemeen verlof geweest en is daarvan niet teruggekeerd. Tijdens deze onttrekking, van 28 april 2011 tot 10 mei 2011 heeft klager een nieuw delict gepleegd waarvoor hij gedagvaard is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Arnhem-Zuid heeft aangegeven gelet op klagers eerdere onttrekking, maar ook in aanmerking genomen zijn positieve gedragsverandering klager een verlof van 12 uur te verlenen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem heeft aangegeven positief te staan tegenover verlofverlening.
De politie heeft negatief geadviseerd zonder duidelijke onderbouwing.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 70 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 mei 2013. Aansluitend dient hij een
tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen en eventueel een subsidiaire hechtenis van 4 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Vast staat dat klager op 28 april 2011 niet is teruggekeerd van een algemeen verlof en zich heeft onttrokken aan zijn detentie tot zijn aanhouding op 10 mei 2011. Voorts heeft hij in die periode een nieuw strafbaar feit gepleegd. Gelet op het
sedertdien
verstreken tijdsverloop kan dit aan een verlofverlening niet meer in de weg staan. Vorenstaande in combinatie met de al ras naderende v.i-datum maakt dat de beslissing van de Staatssecretaris klagers verzoek om verlof af te wijzen onredelijk en
onbillijk moet worden geacht. Het beroep dient om die reden gegrond te worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. Aan de Staatssecretaris zal opdracht worden gegeven een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze
uitspraak, binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven