Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3983/GB, 6 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3983/GB

Betreft: [klager] datum: 6 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 november 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 mei 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit de beslissing van de selectiefunctionaris blijkt niet dat het ontbreken van een aanvaardbaar verblijfadres en het advies van het Openbaar Ministerie (OM) de grondslag hebben gevormd voor de beslissing. De afwijzingsgronden vermeld onder artikel 7,
derde lid onder b en c, van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn niet in de bestreden beslissing opgenomen. Volgens het advies van de reclassering zou de toepassing van elektronisch toezicht niet mogelijk zijn op het verblijfadres, het adres van
klagers
opa, terwijl uit het selectieadvies volgt dat het verblijfadres is bezocht en dat de hoofdbewoner heeft ingestemd met het toepassen van elektronisch toezicht. Belemmeringen voor toepassing van elektronisch toezicht zijn volgens de advocaat van klager
niet uit het selectieadvies te destilleren. Het cruciale punt is naar inzicht van klager blijkbaar dat de wooncoöperatie voorafgaand geen toestemming heeft gegeven voor de aantocht van klager. De advocaat van klager voert daar tegen de volgende
argumenten aan. Het ontbreken van die toestemming lijkt een formaliteit, aangezien er kennelijk vanuit wordt gegaan dat de wooncoöperatie wel toestemming zal geven als de hoofdbewoner klager heeft aangemeld en heeft ingeschreven. Principiële bezwaren
zijn niet gegeven. Het gaat slechts om het verlenen van toestemming door de wooncoöperatie terwijl de hoofdbewoner reeds met het verblijf van klager uitdrukkelijk heeft ingestemd. De raadsman vergelijkt de casus van klager met eerdere uitspraken van de
RSJ en stelt dat er sprake is van een wezenlijk andere situatie dan in RSJ 12 juli 2016, 16/1472/GB, RSJ 7 juli 2016, 16/1212/GB, RSJ 30 juli 2015, 15/1520/GB, RSJ 29 augustus 2016, 16/2017/GB en RSJ 4 oktober 2016, 16/2566/GB. Niet gesteld kan worden
dat een aanvaardbaar verblijfadres ontbreekt. Klagers belangen zijn onvoldoende meegewogen. Uit het selectieadvies volgt dat klager een persoon is die weinig stabiele factoren, hulp en begeleiding in zijn leven heeft gekend en er spelen problemen op
allerlei leefgebieden. Aangezien klager zijn v.i. dient uit te zitten, zal hij na ommekomst van detentie geen steun of begeleiding van justitie ontvangen. Hij is aangewezen op zijn sociale omgeving, terwijl die sociale kring voor klager weinig stabiele
factoren heeft. De reclassering acht het niet wenselijk om klager zonder enig perspectief en begeleiding naar buiten te laten gaan. Dit belang is niet of onvoldoende meegewogen. Bij de beslissing is over het hoofd gezien dat de einddatum van klager
relatief snel zal zijn zodat het belang bij resocialisatie en het genieten van meer vrijheden groter is dan voor een gedetineerde die nog aan de start van zijn deelname aan een p.p. staat, aldus de aanvulling op het beroepschrift. Voorts wordt
aangevoerd dat uit RSJ 16 maart 2015, 15/300/GV, RSJ 6 augustus 2013, 13/2373/GV en RSJ 9 april 2013, 13/736/GV volgt dat hoe eerder de einddatum in zicht is, hoe meer het verlenen van vrijheden is aangewezen. De einddatum van medio mei 2017 nadert met
rasse schreden. Niet blijkt dat deze grond is meegewogen. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen. Klager en zijn raadsman wensen te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De reclassering heeft het opgegeven verblijfadres afgekeurd omdat de hoofdbewoner klager nog moest inschrijven en de wooncoöperatie nog toestemming moest
geven.
Dit is nog niet gebeurd. Voorts werden vraagtekens gezet bij de woonomgeving. De politie meldt dat er aanwijzingen zijn van voortgezet crimineel handelen. Ter zake is nog onderzoek gaande. Op basis hiervan wordt vooralsnog negatief geadviseerd. Het OM
heeft negatief geadviseerd omdat de kans op recidive hoog wordt geacht, waarbij wordt verwezen naar de uitspraak over klagers v.i. en het penitentiair dossier.
De directeur van de p.i. Vught heeft negatief geadviseerd op basis van de ontvangen adviezen. Gelet op het bovenstaande is er geen sprake van een aanvaardbaar verblijfadres als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Pm. Op grond hiervan is klagers
verzoek afgewezen. Op het overige vermeld in de adviezen is verder niet inhoudelijk ingegaan. Het hebben van een aanvaardbaar verblijfadres is een basisvoorwaarde voor plaatsing in een p.p. Indien klager wel zou beschikken over een aanvaardbaar
verblijfadres dan zal er verder worden geoordeeld over de adviezen. Vooralsnog is er ook nog geen inhoudelijk programma, aldus de toelichting op het besluit.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek tot plaatsing in een p.p. zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De reclassering heeft in het advies van 30 september 2016 aangegeven dat klager meermalen tijdens zijn fasering door gebruik van drugs de voorwaarden verbonden aan die fasering heeft overtreden en dat daardoor zijn v.i. is afgesteld. De kans op
recidive
wordt hoog ingeschat. Het voorgenomen verblijfadres is bezocht en niet geschikt geacht. De wooncoöperatie geeft pas toestemming als de hoofdbewoner klager heeft aangemeld en heeft ingeschreven in de bejaardenwoning.

De advocaat-generaal van het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden acht in zijn advies van 7 september 2016 de kans op ernstige recidive onverminderd hoog en acht het van belang dat de maatschappij zo lang mogelijk tegen klager wordt beschermd. Geadviseerd
wordt om klager niet in aanmerking te laten komen voor een p.p. en de daarbij behorende vrijheden. Klager is vaak gestraft en dient als onbetrouwbaar wat betreft het nakomen van afspraken te worden beschouwd.

De politie Midden- en West-Brabant heeft op 7 september 2016 negatief geadviseerd in verband met een onderschepte brief van klager aan zijn moeder waaruit ernstig voorgezet crimineel gedrag bleek.

De vrijhedencommissie van de p.i. Vught heeft in het selectieadvies van
28 november 2016 in verband met de bovenstaande negatieve adviezen eveneens negatief geadviseerd ter zake van plaatsing in een p.p.

4. De beoordeling
4.1. Klagers raadsman heeft verzocht om hem en klager te horen.
De beroepscommissie wijst het verzoek, nu dit niet met redenen is omkleed en zij zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, af.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen. Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, van de Pbw kan aan een p.p. worden deelgenomen
gedurende ten hoogste een zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf direct voorafgaand aan de datum van invrijheidstelling, mits het strafrestant bij aanvang van de deelname aan het p.p. ten minste vier weken en ten hoogste een jaar bedraagt. Op grond
van artikel 7, derde lid, aanhef en onder e, van de Pm dient een gedetineerde die in aanmerking wil komen voor deelname aan een p.p. te beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres.

4.3. Uit de stukken, waaronder het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught, volgt dat de hoofdbewoner van het verblijfadres klager nog niet heeft aangemeld en ingeschreven en dat de wooncorporatie nog geen toestemming heeft gegeven om
klager op het adres te laten verblijven. Klager beschikt derhalve nog niet over een aanvaardbaar verblijfadres en derhalve voldoet hij niet aan de voorwaarde als vermeld in artikel 7, derde lid, aanhef en onder e, van de Pm voor deelname aan een p.p.,
hetgeen reeds voldoende is om klagers verzoek tot deelname aan een p.p. af te wijzen. Daarbij komt dat de reclassering en het OM, gelet op klagers eerdere overtreding van voorwaarde(n) tijdens fasering en zijn eerdere veroordelingen, de kans op
recidive
en onttrekking aan voorwaarden hoog achten en klager derhalve evenmin voldoet aan de voorwaarden als genoemd in artikel 7, derde lid, aanhef en onder b en c, van de Pm. Nu klager niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan een p.p. kan de
beslissing van de selectiefunctionaris niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 februari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven