Beleidsregel
Een aantal verdragen inzake sociale zekerheid
bevat, evenals Verordening (EG) nr. 883/2004, een regeling over het in aanmerking nemen van
tijdvakken van wonen of werken voor 1957 en/of het in aanmerking nemen van tijdvakken van
het huwelijk waarin de man verzekerd was en de vrouw op het grondgebied van een andere
verdragsstaat woonde. De SVB beschouwt deze tijdvakken niet als echte tijdvakken van
verzekering (vgl. SB2154 over bijzonderheden voor de toepassing van de AOW). Een
uitzondering geldt ten aanzien van enkele verdragen waarin uitdrukkelijk is geregeld dat de
vrouw van een AOW-verzekerde met haar echtgenoot is meeverzekerd.
Vanaf 1 januari 2013 wordt de leeftijd waarop recht ontstaat op AOW-pensioen jaarlijks met
een of meer maanden verhoogd. Als gevolg daarvan is in artikel 13, eerste en tweede lid AOW
'15-jarige leeftijd' vervangen door: aanvangsleeftijd en '65-jarige leeftijd' door:
pensioengerechtigde leeftijd. Bij de toepassing van de bepalingen over huwelijkse tijdvakken
in de verschillende verdragen slaat de SVB daarom uitsluitend acht op tijdvakken die zijn
gelegen tussen de aanvangsleeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd die op grond van
artikel 7a AOW op de betrokkene van toepassing is.
Blijkens de
arresten van het Hof van Justitie EU in de zaak De Wit en de zaken Grahame en Hollanders
moesten tijdvakken waarin voor 1957 arbeid buiten Nederland is verricht, vóór de
inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 883/2004 worden gehonoreerd als ware sprake van
arbeid verricht in Nederland indien de buiten Nederland verrichte arbeid leidde tot
aansluiting bij de Nederlandse sociale zekerheid. De bepalingen in Verordening (EG) nr.
883/2004 zijn daarom ten opzichte van de voorgaande verordening aangepast (zie ook SB2154
over bijzonderheden voor de toepassing van de AOW). Naar het oordeel van de SVB hebben de
arresten van het Hof van Justitie EU geen betrekking op bilaterale verdragen inzake sociale
zekerheid. Deze arresten zijn immers met name gemotiveerd met een verwijzing naar het
beginsel van vrij verkeer van personen binnen de EU. Dit beginsel vormt geen onderdeel van
de rechtsorde die wordt beheerst door de bilaterale verdragen.
De
SVB past de bepalingen inzake huwelijkse tijdvakken in de bilaterale verdragen inzake
sociale zekerheid sexe-neutraal toe. Voor zover een verdrag de toepassing van die bepalingen
beperkt tot gehuwde personen, weduwen en weduwnaars worden ze door de SVB ook toegepast op
personen die gescheiden zijn.
Ongehuwd samenwonenden worden voor
de toepassing van de betreffende bepalingen niet met gehuwden gelijkgesteld. Tijdvakken van
geregistreerd partnerschap worden als huwelijkstijdvakken beschouwd.
Tijdvakken gelegen voor 1957 kunnen alleen worden gehonoreerd in het AOW-pensioen
of de AOW-toeslag als zij niet samenvallen met tijdvakken van verzekering vervuld krachtens
de wetgeving van een andere verdragsstaat. Evenals het geval is bij de overeenkomstige
regels in Verordening (EG) nr. 883/2004 slaat de SVB hierbij geen acht op tijdvakken van
vrijwillige verzekering (zie SB2155 over vrijwillige verzekering, SB2155).
Voor de toepassing van het bilaterale verdrag met Marokko geldt het volgende. Het
verdrag zoals dat gold tot 1 november 2004 hield nog geen rekening met het zelfstandige
pensioenrecht van de gehuwde vrouw dat op 1 april 1985 in de AOW is ingevoerd. Onder dit
verdrag was het daarom uitsluitend mogelijk om huwelijkse tijdvakken te honoreren in het
ouderdomspensioen van de man. Wel werd het gedeelte van zijn ouderdomspensioen dat op
huwelijkse tijdvakken was gebaseerd, betaalbaar gesteld aan zijn vrouw. Het gevolg was dat
als een gehuwde vrouw weduwe werd of ging scheiden, zij niet langer in aanmerking kwam voor
ouderdomspensioen. Op grond van het verdrag met Marokko zoals dat geldt vanaf 1 november
2004, heeft een vrouw die gehuwd is geweest wél zelfstandig recht op huwelijkse tijdvakken.
De SVB hanteert het beleid dat een ouderdomspensioen dat is ingetrokken in verband met
echtscheiding of overlijden, op grond van de nieuwe verdragstekst kan herleven met ingang
van de datum waarop deze tekst in werking is getreden (1 november 2004).
Uit de uitspraak van 2 december 2005 blijkt dat de Centrale Raad van Beroep de
hiervoor beschreven handelwijze onderschrijft.
In de relatie met
Kroatië geldt het volgende. Kroatië is met ingang van 1 juli 2013 lid van de Europese Unie.
Daardoor zijn vanaf genoemde datum de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en nr. 987/2009 en
Verordening (EU) nr. 1231/2010 van toepassing. Voor genoemde datum gold in de relatie met
Kroatië het bilaterale verdrag inzake sociale zekerheid met Kroatië. Indien in het
ouderdomspensioen of de toeslag recht bestaat op zogenaamde huwelijkse tijdvakken, kan de
SVB deze op grond van Bijlage XI van Verordening (EG) nr. 883/2004 slechts in aanmerking
nemen tot 2 augustus 1989, terwijl de SVB deze tijdvakken op grond van het verdrag met
Kroatië in aanmerking kan nemen tot 1 oktober 2000. In geval op grond van het bilaterale
verdrag met Kroatië in het tijdvak van 2 augustus 1989 tot 1 oktober 2000 recht bestaat op
huwelijkse tijdvakken in het pensioen of de toeslag dan honoreert de SVB deze tijdvakken.
Grondslag
De tekst van de beleidsregels Awb en de beleidsregels Overige onderwerpen is afgesloten naar de stand van de wetgeving en de jurisprudentie op 1 november 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (het deel AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en het deel Internationaal) is niet aangepast.
Besluit beleidsregels SVB 2014