Beleidsregel
Een aantal verdragen inzake sociale zekerheid bevat, evenals Verordening (EG) nr. 883/2004, een regeling over het in aanmerking nemen van tijdvakken tijdens het huwelijk waarin de man verzekerd was voor de AOW en zijn vrouw op het grondgebied van de andere verdragsstaat woonde. Het gaat om de verdragen met voormalig Joegoslavië, Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Marokko, Slovenië en Tunesië. Deze zogenaamde huwelijkse tijdvakken zijn van belang voor het AOW-pensioen en de toeslag op het AOW-pensioen. Uit de uitspraak van de CRvB van 8 september 2017 blijkt dat het voor de opbouw van huwelijkse tijdvakken op grond van deze verdragen niet uitmaakt of de verzekerde echtgenoot verplicht of vrijwillig verzekerd was voor de AOW.
De SVB past de bepalingen over huwelijkse tijdvakken in de verdragen inzake sociale zekerheid sekse-neutraal toe. Voor zover een verdrag de toepassing van die bepalingen beperkt tot gehuwde personen, weduwen en weduwnaars past de SVB deze ook toe op personen die gescheiden zijn.
Vanaf 1 januari 2013 wordt de leeftijd waarop recht ontstaat op AOW-pensioen jaarlijks met een of meer maanden verhoogd. Als gevolg daarvan is in artikel 13, eerste en tweede lid AOW '15-jarige leeftijd' vervangen door: aanvangsleeftijd en '65-jarige leeftijd' door: pensioengerechtigde leeftijd. Bij de toepassing van de bepalingen over huwelijkse tijdvakken in de verschillende verdragen honoreert de SVB daarom uitsluitend tijdvakken die zijn gelegen in de periode tussen de aanvangsleeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd die op grond van artikel 7a AOW op de betrokkene van toepassing is.
Huwelijkse tijdvakken kunnen alleen worden gehonoreerd in het AOW-pensioen of de AOW-toeslag als zij niet samenvallen met tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de wetgeving van een andere verdragsstaat. Evenals het geval is bij de overeenkomstige regels in Verordening (EG) nr. 883/2004 houdt de SVB hierbij geen rekening met tijdvakken van vrijwillige verzekering (zie SB2155 over vrijwillige verzekering).
Door middel van een wijziging van het verdrag met Kaapverdië, respectievelijk Kroatië, Macedonië, Marokko, Slovenië en Tunesië zijn de bepalingen over de huwelijkse tijdvakken in die verdragen vervangen door een regeling op grond waarvan de huwelijkspartner zich vrijwillig kan verzekeren voor de AOW. Op grond van die verdragen mogen huwelijkse tijdvakken die zijn opgebouwd vóór de verdragswijziging slechts worden gehonoreerd als de huwelijkspartner zich in aansluiting op die tijdvakken vrijwillig heeft verzekerd op grond van het desbetreffende verdrag. Uit de uitspraak van de CRvB van 29 juli 2011 over het verdrag met Marokko blijkt dat in geval van een verdragswijziging het overgangsrecht van artikel 39 van het verdrag van toepassing is. Dit betekent dat de eis van vrijwillige verzekering voor het honoreren van huwelijkse tijdvakken niet mag worden gesteld, omdat hierdoor aanspraken in de zin van dit artikel verloren zouden gaan. De SVB geeft aan de verdragen met Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Slovenië en Tunesië overeenkomstige toepassing.
Indien de vrijwillig verzekerde huwelijkspartner gaat scheiden van de in Nederland verzekerde werknemer, of overlijdt, eindigt de vrijwillig verzekering. Ingeval de verzekerde werknemer na de echtscheiding of het overlijden van de huwelijkspartner opnieuw trouwt, stelt de SVB de nieuwe huwelijkspartner in de gelegenheid om zich vrijwillig te verzekeren.
In geval van polygamie schrijft het verdrag met Marokko voor dat het recht op vrijwillige verzekering slechts toekomt aan de eerste echtgenote. Als de verzekerde werknemer na overlijden of echtscheiding van de eerste echtgenote nog steeds is gehuwd, stelt de SVB de vrouw die vervolgens het langst met de verzekerde gehuwd is in de gelegenheid om zich vrijwillig te verzekeren.
In verband met de verhoging van de AOW-leeftijd gaat de SVB ervan uit dat de bevoegdheid om zich vrijwillig te verzekeren pas eindigt op de dag dat de huwelijkspartner de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
In de relatie met Slovenië en Kroatië geldt voorts nog het volgende. Slovenië is met ingang van 1 mei 2004 lid van de Europese Unie. Vanaf 1 mei 2004 tot 1 mei 2010 waren voor Slovenië de Verordeningen (EG) nr. 1408/71 en nr. 574/72 van toepassing. Vanaf 1 mei 2010 zijn de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en nr. 987/2009 en Verordening (EU) nr. 1231/2010 van toepassing. Voor 1 mei 2004 gold in de relatie met Slovenië het bilaterale verdrag inzake sociale zekerheid met Slovenië. Kroatië is met ingang van 1 juli 2013 lid van de Europese Unie. Daardoor zijn vanaf genoemde datum de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en nr. 987/2009 en Verordening (EU) nr. 1231/2010 van toepassing. Voor genoemde datum gold in de relatie met Kroatië het bilaterale verdrag inzake sociale zekerheid met Kroatië. Indien in het ouderdomspensioen of de toeslag recht bestaat op zogenaamde huwelijkse tijdvakken, kan de SVB deze op grond van Bijlage XI van Verordening (EG) nr. 883/2004 slechts in aanmerking nemen tot 2 augustus 1989, terwijl de SVB deze tijdvakken op grond van het verdrag met Kroatië respectievelijk Slovenië in aanmerking kan nemen tot 1 oktober 2000 respectievelijk 1 mei 2003. In geval op grond van het bilaterale verdrag met Kroatië respectievelijk Slovenië in het tijdvak van 2 augustus 1989 tot 1 oktober 2000 respectievelijk 1 mei 2003 recht bestaat op huwelijkse tijdvakken in het pensioen of de toeslag dan honoreert de SVB deze tijdvakken.