Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0799/GA, 13 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/799/GA

betreft: [klager] datum: 13 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut, [...], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel en [...], personeelslid van de p.i. Ter Apel. Als
toehoorder was aanwezig [...], lid van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing om klager niet te promoveren.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Aan klager is geen schriftelijk besluit tot niet promoveren verstrekt. Het bestreden besluit en de
redenen
die daaraan ten grondslag liggen zijn ook niet mondeling meegedeeld aan klager. Klager wist desgevraagd bij de mentor pas drie weken na het besluit dat dat besluit was genomen. De passages in het D&R plan zijn afkomstig van een personeelslid. Het D&R
plan maakt niet inzichtelijk op basis van welke informatie het besluit is genomen. Het besluit is daarmee onvoldoende onderbouwd. Klager heeft zich goed gedragen. Hij verblijft sinds zeven maanden in de p.i. Vught.

Namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers mentor heeft het D&R rapport met klager besproken. In het MDO is een belangenafweging
gemaakt. Klager heeft structureel ‘rood gedrag’ vertoond bij de sport, de arbeid en op de afdeling. Hij had op alle onderdelen ‘groen gedrag’ moeten scoren om te kunnen promoveren. Voorheen werd aan een gedetineerde enkel een schriftelijk besluit
verstrekt als daarom werd gevraagd. Thans wordt standaard aan een gedetineerde een schriftelijk besluit verstrekt, dus ook als daarom niet wordt gevraagd.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag – ‘groen gedrag’ – positief scoort
gedurende een periode van zes weken. De directeur beoordeelt de onderdelen van goed gedrag op basis van bijlage 1 van de Regeling, het zogeheten toetsingskader “stimuleren en ontmoedigen”.

Uit de nota van toelichting (hierna: de nota) bij de Regeling in verband met de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 20 februari 2014, nr. 4617) komt naar voren dat promoveren afhankelijk is van de (mate van)
verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn re-integratie. De beroepscommissie leidt hieruit af dat niet elk ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rood gedrag’ per definitie leidt tot niet promoveren, aangezien niet elk ‘oranje gedrag’ of ‘rood gedrag’
tevens hoeft in te houden dat een gedetineerde onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn
re-integratie. Voorts is in de nota en in de Handleiding Toetsingskader promoveren en degraderen van 20 december 2013 onder meer in paragraaf 2.3 “de promotienorm” bepaald dat bij promoveren wordt gekeken naar het structurele gedrag. Een gedetineerde
dient niet op een incidentele gedraging te worden beoordeeld. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur voorafgaande aan een beslissing over niet promoveren een belangenafweging dient te maken tussen het aan de beslissing ten
grondslag gelegde negatieve gedrag van klager enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook zijn positieve gedrag, anderzijds. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te
worden, enerzijds opdat klager inzichtelijk wordt geïnformeerd over zijn gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet promoveren, anderzijds opdat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.
Het behoeft overigens geen betoog dat de beslissing tot promoveren, anders dan de beslissing tot niet promoveren beperkt kan blijven tot de mededeling aan klager dat hij voor promotie in aanmerking komt. Van beklag en beroep zal in dat geval geen
sprake
zijn.

De directeur heeft beslist om klager wegens ‘rood gedrag’ op onder meer ‘arbeid’ en ‘sport’ niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in het plusprogramma.
Aan zijn beslissing ligt mede ten grondslag het advies dat hij van het MDO met betrekking tot promoveren heeft ontvangen. Van vorenbedoelde belangenafweging door de directeur is evenwel niet gebleken.
Evenmin is gebleken van een belangenafweging in een schriftelijk besluit tot niet promoveren, nu dit besluit door de directeur niet is overgelegd. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat niet is gebleken van een belangenafweging bij de
beslissing om klager niet te promoveren. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Nu uiterlijk zes weken na degradatie wordt bezien of een gedetineerde weer
kan
promoveren en nu tegen het niet promoveren beklag kan worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 13 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven