Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0727/GA, 9 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/0727/GA

betreft: [klager] datum: 9 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.A. Kok-Verheijde, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.A. Kok-Verheijde, en dhr. [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voornoemde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet promoveren van klager naar het plusprogramma.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers basisprogramma werd niet goed uitgevoerd. Zo werd klager te vaak ingesloten, werden toezeggingen niet nagekomen, werd de medicatie niet
althans niet tijdig of foutief aangeboden, werd de fysiotherapie uitsluitend aangeboden tijdens de arbeidsuren, werd klager ervan beschuldigd eten te hebben meegenomen en is de inrichting organisatorisch niet op orde. Klager verblijft inmiddels in het
plusprogramma. Er is echter een termijn van zes weken aangehouden in plaats van drie weken. De handhaving in het basisprogramma heeft langer geduurd dan nodig was. Er was sprake van irritatie bij klager omdat het personeel niet eens wist wat het
basisprogramma inhield. De ene keer werd de deur opengelaten en de andere keer werd de deur weer dicht gehouden. Ook het feit dat organisatorische aspecten niet op orde waren, was van invloed op klager.

De directeur kon ter zitting van de beroepscommissie de belangenafweging niet toelichten. Eveneens kon hij de duur van de periode niet toelichten. Er was volgens de directeur sprake van rood gedrag bij klager. Er dient op alle onderdelen groen te
worden
gescoord om te kunnen promoveren. Daarin zal, zo concludeerde de directeur ter zitting, de afweging hebben gezeten. Het niet tijdig uitreiken van medicatie en het aanbieden van fysiotherapie gedurende de arbeid staat overigens los van degraderen en
promoveren.

3. De beoordeling
De beroepscommissie constateert dat klager op 18 november 2016 is overgeplaatst naar de p.i. Vught en dat hij op 3 januari 2017 is besproken in het MDO. Uit het verslag van dit MDO maakt de beroepscommissie op dat klager is gehandhaafd in het
basisprogramma omdat hij op twee onderdelen rood en op één onderdeel oranje is gekleurd. Voorts blijkt uit het verslag dat aan klager een periode van drie weken is geboden om zijn gedrag te veranderen. Tegen de beslissing om klager in het
basisprogramma
te handhaven is het onderhavige beroep gericht.

In RSJ 13 juli 2016, 16/0799/GA, heeft de beroepscommissie overwogen dat de directeur voorafgaande aan een beslissing over het niet-promoveren een belangenafweging dient te maken tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde negatieve gedrag van
klager enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder het positieve gedrag, anderzijds. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te worden, enerzijds opdat klager inzichtelijk
wordt geïnformeerd over zijn gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet-promoveren, anderzijds opdat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.

De directeur heeft beslist om klager niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in het plusprogramma omdat klager niet op alle onderdelen groen is gekleurd. Niet is gebleken van vorenbedoelde belangenafweging in een schriftelijk besluit tot
niet-promoveren, nu dit besluit door de directeur niet is overgelegd. Daarbij komt dat de directeur ter zitting van de beroepscommissie eveneens de belangenafweging niet kon toelichten. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren,
de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. U.P. Burke en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 juni 2017.

secretaris voorzitter