Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1840/GA en 16/2080/GA, 24 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/1840/GA en 16/2080/GA

betreft: [...] datum: 24 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 17 mei 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg, betreffende:
a. klagers arbeids(on)geschiktheidsstatus (MB 2016-111);
b. de beslissing om klager niet te promoveren (MB 2016-88),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag als vermeld onder a. en het beklag als vermeld onder b. ongegrond verklaard; een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie merkt hierbij op dat klachten over de beoordeling van klagers arbeids(on)geschiktheid door de inrichtingsarts gericht dienen te worden aan de medische dienst. Indien dat niet tot een voor klager bevredigende oplossing zou leiden kan
hij een verzoek doen aan de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie om te bemiddelen. Mocht dit evenmin tot een voor klager aanvaardbare oplossing leiden dan kan beroep worden ingesteld bij de beroepscommissie als bedoeld in
artikel 30 van de Penitentiaire maatregel.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.

In RSJ 13 juli 2016, 16/799/GA, heeft de beroepscommissie overwogen dat de directeur voorafgaande aan een beslissing over niet-promoveren een belangenafweging dient te maken tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde negatieve gedrag van klager
enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook zijn positieve gedrag, anderzijds. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te worden, enerzijds opdat klager inzichtelijk
wordt
geïnformeerd over zijn gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet-promoveren, anderzijds opdat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.

De directeur heeft beslist om klager wegens het niet deelnemen aan de KVV-training, het niet deelnemen aan de arbeid en drie positieve urinecontroles niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in het plusprogramma. Niet is gebleken van
vorenbedoelde belangenafweging in een schriftelijk besluit tot niet-promoveren, nu dit besluit door de directeur niet is overgelegd.

Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen
worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Nu uiterlijk zes weken na de beslissing tot niet-promoveren wordt bezien of een gedetineerde alsnog kan promoveren en nu tegen dit niet-promoveren wederom
beklag
kan worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,=.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 24 augustus 2016

secretaris voorzitter

Naar boven