Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1979/GV, 2 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1979/GV

betreft: [klager] datum: 2 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 juni 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.W.P. Krijnen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het enkele feit dat klager voor ernstige feiten is veroordeeld kan niet leiden tot de afwijzing van klagers verlofaanvraag. Ook de aanvullende informatie die over klager bekend is, dient te worden
betrokken bij de beoordeling. Hoewel in de beslissing wordt verwezen naar die aanvullende informatie, wordt in de beslissing niet genoemd wat die informatie inhoudt en wat de reden is om de verlofaanvraag af te wijzen. Ook de stelling dat klagers
gedrag
te wensen over zou laten is vaag. Klager kan zich niet herinneren wanneer zijn gedrag te wensen overliet en waaruit dat gedrag zou hebben bestaan. De beslissing is onvoldoende onderbouwd. Nu klager reeds geruime tijd is gedetineerd, thans kennelijk
geen
klachten bestaan over zijn gedrag en het delict al enige tijd geleden is gepleegd, dient klagers belang te prevaleren boven het maatschappelijk belang. Het moet mogelijk zijn om voorwaarden te stellen aan verlof, zodat klager toch op verlof kan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor een delict dat wordt aangemerkt als een spreekrechtwaardig delict. Klager is enerzijds vriendelijk en correct naar het personeel, maar anderzijds is
hij wantrouwend en uit hij regelmatig zijn ongenoegen, waarbij hij zeer geïrriteerd kan overkomen. Het is moeilijk klager te corrigeren in zijn ideeën en denkwijze. De relatie met de medische dienst kan ook wel onder spanning komen te staan. Kortom,
klager functioneert redelijk, maar er zijn ook problematische momenten. Gezien klagers negatieve opstelling met betrekking tot bepaalde zaken in de inrichting is er geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Het verlof is met name op grond van
klagers problematische functioneren in het begin van de detentie afgewezen. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) is zijdelings bij de beoordeling betrokken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het PPC Haaglanden te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, wegens het negatieve advies van het OM en het feit dat het gedrag van klager in het begin van de detentie te wensen overliet.
Het Multi Disciplinair Overleg staat positief tegenover verlofverlening, mits bij klager bij terugkomst een urine- en alcoholcontrole wordt afgenomen.
Het OM heeft negatief geadviseerd wegens de ernst van het delict.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie is 23 januari 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt voorop dat de ernst en de aard van het delict waarvoor klager is veroordeeld geen zelfstandige grond kan opleveren voor een afwijzing van het verzoek om algemeen verlof. Hoewel het negatieve gedrag van een gedetineerde in de
inrichting reden kan zijn voor de afwijzing van een verlofaanvraag, is de beroepscommissie van oordeel dat de in de reactie van de Staatssecretaris op het beroepschrift van 10 juli 2012 genoemde gedragingen van klager niet kunnen leiden tot afwijzing
van de verlofaanvraag. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het genoemde gedrag van klager niet van dien aard dat naar aanleiding daarvan sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting op basis waarvan het verlof moet worden afgewezen. Bovendien blijkt uit het inrichtingsadvies dat klager, die sinds 16 januari 2012 in het PPC Haaglanden verblijft, het genoemde gedrag voornamelijk in de beginperiode van zijn detentie in het
PPC Haaglanden heeft vertoond. Voorts blijkt uit de beslissing onvoldoende waarom de genoemde gedragingen van klager leiden tot het oordeel dat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat de
beslissing van de Staatssecretaris moet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de Staatssecretaris zal worden vernietigd en de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe
beslissing
te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Er zijn geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. Er wordt geen tegemoetkoming toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van F.A. Groeneveld, secretaris, op 2 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven