Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1521/GA, 15 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1521/GA

betreft: [klager] datum: 15 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Arkesteijn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 maart 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De directeur miskent dat er in klagers geval medische gronden aanwezig zijn waardoor klager niet kan deelnemen aan de arbeid. Door een incident in het verleden durft klager zich niet op te houden in een gesloten ruimte met gereedschappen welke als
wapen
kunnen worden aangewend. Klager heeft geprobeerd te verduidelijken wat speelt, maar de taalbarrière maakte dat erg moeizaam. Klager slikt medicatie voor zijn depressie. De raadsvrouw noemt RSJ 2 augustus 2012, 12/1979/GV.
De enkele weigering deel te nemen aan de arbeid is geen rechtsgeldige grond voor de weigering van verlof. Klager wil juist wel re-integreren vanuit de p.i. en hij wil met de reclassering in contact komen.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is de door de raadsvrouw in beklag en beroep genoemde jurisprudentie in onderhavige zaak niet van toepassing.

3. De beoordeling.
Uit telefonische inlichtingen van 2 juli 2015 van de secretaris van de beroepscommissie met de afdeling D&R van de p.i. Alphen aan den Rijn is gebleken dat het beroep is gericht tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Klagers eerdere
beroep tegen de afwijzing van zijn eerste verlofaanvraag is gegrond verklaard, RSJ 23 juni 2015, 15/567/GA.
De beroepscommissie is ook in de onderhavige zaak van oordeel dat het feit dat geen inschatting van het recidiverisico kan worden gemaakt doordat klager niet goed meewerkt geen grond kan vormen om verlof af te wijzen. Voorts is de omstandigheid dat
klager weigert deel te nemen aan de arbeid onvoldoende zwaarwegend is om aan verlofverlening in de weg te staan. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk dient te worden
aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigden het beklag zal gegrond worden verklaard. Nu de einddatum van klagers detentie is gesteld op 16 juli 2015 en de gevolgen van de
bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 15 juli 2015.

Secretaris voorzitter

Naar boven