Onderwerp: Bezoek-historie

Afzien van verdere terugvordering (SB1119)
Geldigheid:17-06-2010 t/m 24-08-2011Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van artikel 24, tweede, derde en zesde lid, AOW, artikel 53, tweede, derde en zesde lid, Anw en artikel 24, tweede, derde en zesde lid, AKW is de SVB in bepaalde situaties bevoegd om van terugvordering of verdere terugvordering af te zien. De bepalingen van de AKW zijn van overeenkomstige toepassing op de terugvordering van een tegemoetkoming op grond van de TOG.

De SVB past het tweede lid, onder a en b en het derde lid van deze artikelen onverkort toe. De SVB ziet daarom af van verdere terugvordering indien de vordering na vijf jaar nog niet volledig is voldaan en de belanghebbende of zijn wettelijke vertegenwoordiger:

  • gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; of
  • gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald.
De genoemde termijn is drie jaar indien:
  • het gemiddelde inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
  • de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de mededelingsverplichting.
Aan de voorwaarde dat het inkomen de beslagvrije voet niet te boven is gegaan, wordt geacht te zijn voldaan als de belanghebbende alleen als gevolg van een conjuncturele aanpassing van de normbedragen gedurende (maximaal) drie jaar een inkomen heeft genoten dat de beslagvrije voet overstijgt. Aan deze voorwaarde is niet voldaan als door een wijziging in de situatie van de belanghebbende het inkomen de beslagvrije voet overschrijdt.Van de in het tweede lid, onderdeel c van de genoemde artikelen vervatte bevoegdheid om af te zien van verdere terugvordering indien gedurende vijf jaren geen betalingen zijn verricht en niet aannemelijk is dat deze op enig moment zullen worden verricht, maakt de SVB gebruik indien de vordering niet hoger is dan € 2.400,-. De termijn is tien jaar bij vorderingen tot € 7.000,-, vijftien jaar bij vorderingen tot € 11.500,- en twintig jaar bij vorderingen vanaf € 11.500,-. De SVB past dit beleid naar analogie toe bij terugvorderingen op grond van artikel 15 Uitvoeringsbesluit Remigratiewet.Van de bevoegdheid, gegeven in het tweede lid, onderdeel d van de betreffende artikelen, om af te zien van verdere terugvordering indien de belanghebbende een bedrag overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost, maakt de SVB slechts gebruik indien zij van oordeel is dat het resterende deel van de vordering niet zal kunnen worden geïncasseerd.

Grondslag

De tekst is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 3 maart 2010.

Artikel 24 AOW, artikel 53 Anw, artikel 24 AKW en artikel 15, lid 3 Uitvoeringsbesluit
Remigratiewet

Besluit beleidsregels SVB 2010

Naar boven