Onderwerp: Bezoek-historie

Protocol huisbezoeken (SB4234)
Geldigheid:21-02-2019 t/m Versie:vergelijk Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Een uitkeringsgerechtigde of degene die voor een uitkering in aanmerking wil komen is op grond van de artikelen 50 AOW, 35a Anw, 15a AKW en 53a Participatiewet verplicht op verzoek van de SVB zijn woon- of leefsituatie aan te tonen. Deze artikelen zijn ingevoerd met de inwerkingtreding van de Wet van 4 oktober 2012, houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek, Stb. 2012, 463 (hierna: Wet huisbezoeken). De SVB kan voor het aantonen van de woon- of leefsituatie door de uitkeringsgerechtigde met zijn toestemming een huisbezoek afleggen. De SVB verricht tevens een huisbezoek indien zij een redelijk vermoeden van fraude heeft.

De SVB heeft de gedragsregels die zij hanteert bij het verrichten van een huisbezoek neergelegd in het Protocol huisbezoeken. Dit protocol is mede gebaseerd op jurisprudentie over huisbezoeken van de CRvB. Het protocol is niet van toepassing in geval medewerkers van de SVB op verzoek betrokkenen thuis bezoeken om hen behulpzaam te zijn bij het realiseren van hun rechten.

In het protocol komt aan de orde wat een huisbezoek inhoudt, wie het huisbezoek aflegt, wanneer huisbezoeken van tevoren worden aangekondigd, wat een bezichtiging inhoudt en wanneer deze wordt verricht, het informed consent vereiste, de toestemming voor het betreden van de woning en de gevolgen als men niet meewerkt aan een huisbezoek.

PROTOCOL HUISBEZOEKEN

A. WANNEER LEGT DE SVB EEN HUISBEZOEK AF?

Buiten de in uitzonderlijke gevallen afgelegde huisbezoeken in het kader van dienstverlening, kent de SVB de volgende huisbezoeken ter controle van de rechtmatigheid van de uitkering en huisbezoeken bij vermoeden van fraude.

1. Huisbezoeken ter controle van de rechtmatigheid van de uitkering

De Wet huisbezoeken betreft huisbezoeken, die verricht worden ter controle van de rechtmatigheid van de uitkering. Deze wet geeft de SVB de mogelijkheid om uitkeringsgerechtigden te vragen de woon- of leefsituatie aan te tonen. De SVB kan daarbij aanbieden dat de uitkeringsgerechtigde dit mogelijk maakt door middel van een huisbezoek. Voorafgaand aan het huisbezoek legitimeren de SVB-medewerkers zich, leggen zij uit waarom zij de uitkeringsgerechtigde bezoeken en vragen ze hem toestemming om de woning te betreden.

Als de uitkeringsgerechtigde in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek niet meewerkt aan een huisbezoek, kan dit gevolgen hebben voor zijn uitkering. Onderdeel H over gevolgen als men niet meewerkt aan een huisbezoek beschrijft deze mogelijke gevolgen. Deze komen echter pas aan de orde als de uitkeringsgerechtigde tweemaal de gelegenheid is geboden mee te werken aan een onderzoek, en hij beide keren van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt.

De SVB verricht deze huisbezoeken in gevallen waarin er in het individuele geval sprake van twijfel is aan de rechtmatigheid van de uitkering, maar deze twijfel niet zover gaat dat er een fraudevermoeden is. Ook kunnen deze huisbezoeken worden verricht als sprake is van een steekproef. De SVB verricht dergelijke steekproefonderzoeken zowel a-select als select.

2. Huisbezoeken bij vermoeden van fraude

Vaak zal bij een vermoeden van fraude met de woon- of leefsituatie een huisbezoek het enige middel zijn om de feitelijke situatie te kunnen beoordelen. Ook hier geldt dat de SVB-medewerkers zich moeten legitimeren en dat de bewoner toestemming moet geven voor het binnentreden van de woning op basis van volledige informatie over het hoe en waarom van het huisbezoek. Als de uitkeringsgerechtigde niet meewerkt aan een huisbezoek kan de aanvraag om een uitkering worden afgewezen of het recht op uitkering worden herzien dan wel ingetrokken. Ook kan de SVB overgaan tot schorsing of opschorting van de uitkering. De SVB gaat pas over tot dergelijke maatregelen nadat de uitkeringsgerechtigde een tweede gelegenheid tot medewerking aan het onderzoek naar de rechtmatigheid is geboden en hij ook van die uitnodiging geen gebruik heeft gemaakt.

B. HUISBEZOEK

De SVB-medewerkers betreden de woning slechts met voorafgaande toestemming van de bewoner. Het huisbezoek vindt plaats in een door hem aangewezen ruimte. Wanneer de woning is betreden, voeren de SVB-medewerkers een gesprek met de uitkeringsgerechtigde. Huisbezoeken in Nederland worden verricht door toezichthouders van de afdeling Handhaving van de SVB. Buiten Nederland worden huisbezoeken verricht door medewerkers van de SVB, of door aan de Nederlandse ambassade verbonden attachés voor Sociale Zaken en hun medewerkers.

De SVB-medewerkers kunnen de uitkeringsgerechtigde verzoeken om toestemming voor het maken van een geluidsopname van het gesprek. Daarbij leggen zij uit wat het belang is van een dergelijke opname en dat de uitkeringsgerechtigde dit kan weigeren zonder dat dat enige consequentie heeft. Tevens vragen zij aan de uitkeringsgerechtigde of hij een kopie van de opname wenst te krijgen. In ieder geval maken de SVB-medewerkers, ongeacht of er een geluidsopname is gemaakt of niet, een schriftelijk verslag van het gesprek. Dit verslag wordt door de SVB-medewerkers en de uitkeringsgerechtigde ondertekend. Met de ondertekening bevestigen zij hetgeen vastgelegd is in het gespreksverslag.

C. BEZICHTIGEN VAN DE WONING

Het huisbezoek beperkt zich niet tot het gesprek met de uitkeringsgerechtigde als de SVB-medewerkers tijdens het huisbezoek constateren dat de beantwoording van de vragen, al dan niet in samenhang met het uiterlijk van de woning, twijfel oplevert met betrekking tot de door uitkeringsgerechtigde geschetste leefsituatie. In dat geval kunnen de SVB-medewerkers besluiten dat een bezichtiging noodzakelijk is. Dat is in ieder geval mogelijk in de volgende situaties:

  • de woning wordt ogenschijnlijk niet bewoond, terwijl uitkeringsgerechtigde heeft aangegeven dat hij daar zijn hoofdverblijf heeft; of
  • het vermoeden bestaat dat de uitkeringsgerechtigde op zijn adres een gezamenlijke huishouding voert, terwijl hij heeft aangegeven dat hij daar alleen woont.

 

De SVB gaat uitsluitend over tot bezichtiging van de woning nadat de uitkeringsgerechtigde hiervoor toestemming heeft verleend. In Nederland verrichten toezichthouders van de afdeling Handhaving van de SVB de bezichtigingen. Buiten Nederland verrichten medewerkers van de SVB, of door aan de Nederlandse ambassade verbonden attachés voor Sociale Zaken en hun medewerkers de bezichtigingen.

Van de bezichtiging wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt door de SVB-medewerkers en de uitkeringsgerechtigde ondertekend. Met de ondertekening bevestigen zij hetgeen vastgelegd is in het verslag.

D. VOORONDERZOEK EN VOORAANKONDIGING VAN HUISBEZOEKEN

In het geval van een redelijk vermoeden van fraude kondigt de SVB een huisbezoek niet van te voren aan. Een dergelijk onaangekondigd huisbezoek vindt pas plaats nadat de tip of het signaal dat de SVB ontvangen heeft nader door de SVB is onderzocht.

In overige gevallen beslist de SVB per individueel geval of zij het huisbezoek van tevoren aankondigt. Als de SVB een huisbezoek aankondigt doet zij dit telefonisch of door middel van een aan de uitkeringsgerechtigde gerichte brief waarin de datum en het tijdstip van het huisbezoek worden genoemd. In de brief of het telefoongesprek vermeldt de SVB de aanleiding van het huisbezoek en geeft zij algemene uitleg over wat een huisbezoek inhoudt. De SVB gaat pas tot een huisbezoek over nadat de SVB administratief vooronderzoek heeft verricht.

E. INFORMED CONSENT VEREISTE

Informed consent betekent dat de toestemming van de bewoner tot het binnentreden van de woning berust op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek en de gevolgen in geval van weigering. Om vast te leggen dat de bewoner toestemming heeft verleend om zijn woning binnen te treden, laten de SVB-medewerkers de bewoner voorafgaand aan het huisbezoek, of zo snel mogelijk na het binnentreden na mondeling verleende toestemming, een informed consent formulier ondertekenen. Met deze ondertekening verklaart de uitkeringsgerechtigde dat hij volledig en juist is geïnformeerd over het doel/de reden van het huisbezoek en de gevolgen in geval van weigering van het huisbezoek.

F. GEEN TOESTEMMING VOOR BETREDEN WONING

Als de bewoner bezwaar heeft tegen het betreden van zijn woning, moet hij dat duidelijk kenbaar maken. Bij twijfel over toestemming, gaat de SVB ervan uit dat de bewoner geen toestemming heeft verleend.

Als de bewoner eerst toestemming heeft verleend voor het verrichten van een huisbezoek, maar die toestemming vervolgens intrekt, verlaten de SVB-medewerkers de woning meteen.

G. BEWONER

De toestemming om de woning te betreden moet worden gegeven door de bewoner.

Als bewoner wordt aangemerkt: ieder lid van het gezin of andere samenlevingsvorm. Belangrijk is hierbij dat van de persoon die toestemming verleent, mag worden verwacht dat deze inzicht heeft in de rechten en plichten ten aanzien van het huisbezoek. Van een jong kind of een persoon met een verstandelijke beperking mag dit niet worden verwacht.

In de situatie waarin de ene partner toestemming verleent, en de andere partner weigert, is de weigering doorslaggevend. Uitgangspunt in deze situatie is dat geen toestemming is verleend.

Als de uitkeringsgerechtigde een kamer van een woning bewoont en de hoofdbewoner of verhuurder maakt bezwaar tegen het betreden van de woning, dan ziet de SVB af van het betreden van de woning. Een gehuurde kamer wordt alleen betreden in aanwezigheid en met toestemming van de uitkeringsgerechtigde.

H. GEVOLGEN ALS MEN NIET MEEWERKT AAN EEN HUISBEZOEK

De uitkeringsgerechtigde heeft in alle gevallen het recht om een huisbezoek te weigeren. De SVB zal bij een weigering van een huisbezoek proberen op een ander moment een huisbezoek te verrichten of geeft hem de gelegenheid om op andere wijze zijn leef- of woonsituatie aan te tonen. Daarmee krijgt de uitkeringsgerechtigde twee keer de kans om mee te werken aan een onderzoek naar de rechtmatigheid van zijn uitkering. Volhardt de uitkeringsgerechtigde in de weigering tot medewerking aan huisbezoeken en/of wordt de leef- of woonsituatie niet of onvoldoende aangetoond, dan wijst de SVB de aanvraag af of herziet de uitkering ingevolge de artikelen 17, vierde lid en 50 AOW, 35a en 36, tweede lid Anw, 14a, derde lid, 15a en 16, tweede lid AKW en 53a, tweede tot en met zesde lid Participatiewet. De SVB heeft ook de mogelijkheid om hieraan voorafgaand de betaling van de uitkering op te schorten of te schorsen.

De SVB ziet bij het niet meewerken aan een huisbezoek in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek in zeer uitzonderlijke gevallen voorlopig af van een afwijzing of herziening van het recht in gevallen van ernstige ziekte of niet uit te stellen afspraken, die ook aangetoond kunnen worden.

Het niet aantonen van de woon- of leefsituatie betekent voor de hiervoor genoemde wetten het volgende:

AOW:

Als de pensioengerechtigde niet kan aantonen dat hij alleenstaand is, kent de SVB een AOW-pensioen toe voor een gehuwde of herziet de SVB het AOW-pensioen in een pensioen voor een gehuwde.

Als de pensioengerechtigde niet kan aantonen dat zijn feitelijke woonsituatie in overeenstemming is met het door hem of zijn wettelijke vertegenwoordiger verstrekte adres, herziet de SVB het AOW-pensioen in een pensioen voor een gehuwde.

Anw:

Als de nabestaande niet kan aantonen dat hij alleenstaand is, kent de SVB geen Anw-nabestaandenuitkering toe of beëindigt deze uitkering.

Als een wees tussen 16 en 21 jaar een uitkering aanvraagt dan wel ontvangt, omdat hij als ongehuwde voor het huishouden van tenminste een andere wees zorgt en dat niet kan aantonen, kent de SVB geen wezenuitkering toe of beëindigt deze uitkering.

AKW:

Als de uitkeringsgerechtigde niet kan aantonen dat het kind thuiswonend of uitwonend is, besluit de SVB dat er geen recht op kinderbijslag voor het kind is, of slechts enkelvoudige kinderbijslag, in geval om dubbele kinderbijslag werd verzocht.

Participatiewet:

Als de rechthebbende op een AIO-aanvulling niet kan aantonen dat hij alleenstaand is, kent de SVB een AIO-aanvulling toe gebaseerd op 30% van de norm voor een gehuwde of herziet de SVB de AIO-aanvulling naar dit bedrag.

Als de rechthebbende op een AIO-aanvulling niet kan aantonen dat zijn feitelijke woonsituatie in overeenstemming is met de door hem verstrekte gegevens, schort de SVB de AIO-aanvulling op met het verzoek binnen de door de SVB gestelde termijn alsnog op andere wijze zijn woonsituatie aan te tonen. Als hij dit niet doet, trekt de SVB de AIO-aanvulling op grond van artikel 53a, zesde lid Participatiewet in vanaf het moment dat de uitkering was opgeschort.

Grondslag

artikel 17, vierde lid, artikel 50 AOW, artikel 35a, artikel 36, tweede lid Anw,  artikel 14a, derde lid, artikel 15a, artikel 16, tweede lid AKW, artikel 53a, leden twee tot  en met zes Participatiewet, artikel 12, eerste lid Grondwet en artikel 1, leden 1, 3 en 4  Algemene wet op het binnentreden

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB februari 2019

Naar boven