Onderwerp: Bezoek-historie

Export van uitkeringen (SB1058)
Geldigheid:26-09-2018 t/m 25-09-2019Versie:vergelijk Vergelijk met versie: 14: 09-03-2023 t/m 29-11-2023  X

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van de artikelen 8a en 9a AOW, de artikelen 32a en 32b Anw en artikel 7b AKW vindt export van uitkeringen naar het buitenland niet of beperkt plaats, indien in het land waarnaar export zou plaatsvinden onvoldoende controle op de rechtmatige betaling van de uitkering kan worden uitgeoefend.

Op grond van de artikelen 8a en 9a AOW, de artikelen 32a en 32b Anw en artikel 7b AKW vindt export van uitkeringen naar het buitenland niet of beperkt plaats. Op grond van artikel 7, tweede lid OBR bestaat ook geen recht op overbruggingsuitkering indienals de rechthebbende niet in Nederland woont. In dit artikel is hetHet tweede tot en met vijfdevierde lid van artikel 8a van de AOW zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarom geldt het beleid over de export van uitkeringen in het kader van de AOW eveneensook voor de OBR.

Hoofdregel is dat geen (voor de AOW, Anw en OBR) of slechts is dat een gedeeltelijk (AOW) of geen (Anw en OBR) recht op uitkering bestaat indienals de betrokkene niet in Nederland woont. Voor de AKW geldt als hoofdregel dat geen recht op kinderbijslag bestaat indienals het kind niet in Nederland woont. Deze regels geldenHet begrip wonen in de hiervoor genoemde bepalingen wijkt niet voor:af van het begrip wonen bij de beoordeling van ingezetenschap. De beleidsregels in SB1022 over ingezetene/wonen zijn daarom van overeenkomstige toepassing.

  • Personen die wonen in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op een uitkering kan bestaan. Een dergelijk recht kan bestaan ongeacht de vraag of het verdrag dan wel besluit handhavingsbepalingen bevat. Er gelden aanvullende voorwaarden voor de woonplaats van het kind. Zie voor deze voorwaarden het beleid onder het kopje 'Gevolgen voor AKW'.
  • Bepaalde categorieën personen en personen die wonen in Aruba, in Curaçao, in Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba op grond van het Besluit regels export uitkeringen.
  • Personen op wie het overgangsrecht als bedoeld in de artikelen 62a AOW en 68a Anw van toepassing is.

Het begrip wonen in de hiervoor genoemde bepalingen uit de AOW, Anw en AKW wijkt niet af van het begrip wonen bij de beoordeling van ingezetenschap. De beleidsregels in SB1022 over ingezetene / wonen zijn dus van overeenkomstige toepassing.

GEVOLGEN VOOR Bijzonderheden voor de AOW en Anw AOW, ANW EN OBR:

De AOW, Anw en het Besluit regels export uitkeringen bevatten uitzonderingen op de hoofdregel dat er een gedeeltelijk of geen recht op uitkering bestaat als de betrokkene niet in Nederland woont. Een van de uitzonderingen doet zich voor als de betrokkene woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op een uitkering kan bestaan. Een andere uitzondering geldt voor betrokkenen die een beroep kunnen doen op het overgangsrecht van de artikelen 62 AOW, 62a AOW, 68 Anw of 68a Anw. Met betrekking tot deze uitzonderingen voert de SVB het volgende beleid.

Betrokkenen die wonen in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op uitkering kan bestaan

Voor de AOW, Anw en OBR geldt het volgende. IndienAls een betrokkene woont in een land waarnaar export van een uitkering mogelijk is op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, bestaat ook recht op die uitkering ook indienals de betrokkene zelf geen rechten kan ontlenen aan het verdrag of het besluit als zodanig geen rechten kan ontlenen (bijvoorbeeld omdat hij niet onder de personele werkingssfeer van het verdrag of besluit valt). Het is echter wel noodzakelijk dat de uitkering onder de materiële werkingssfeer van het verdrag of besluit valt. Dit leidt de SVB af uit de tekst en de parlementaire geschiedenis van de artikelen 8a en 9a AOW en 32a en 32b Anw.

De Ministerminister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt de landen bekend waarin recht op een uitkering kan bestaan op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie kan bestaan. De SVB gaat ervan uit dat deze bekendmaking slechts declaratoire werking heeft, zodat. Dit betekent dat een persoonbetrokkene die woont in een land waarin recht op uitkering kan bestaan op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie wel, ook recht op uitkering kan bestaan, recht heeft op deze uitkering ook indienals het land niet voorkomt op de lijst van landen die door de minister is bekendgemaakt.

Betrokkenen op wie het overgangsrecht van de artikelen 62 en 62a AOW, of de artikelen 68 en 68a Anw van toepassing is

De artikelen 62a, eerste lid62 AOW en 68a, eerste lid68 Anw bevatten overgangsrecht voor de situatie datbepaalde betrokkenen die op 31 december 1999 niet in een verdrag wordt opgezegd of de voorlopige toepassing vanverdragsland woonden en recht hadden op een verdragAOW-pensioen of een daarmee gelijk te stellen situatie eindigtAnw-uitkering. Op grond van artikelDaarnaast bevatten de artikelen 62a, eerste lid AOW zijn de artikelen 8aen 68a, eerste lid Anw overgangsrecht voor betrokkenen die in een verdragsland wonen en 9a, eerste lid AOW niet van toepassingdie hun recht op de pensioengerechtigde, op wie die artikelenuitkering (gedeeltelijk) zouden verliezen, als gevolg van de opzeggingbuitenwerkingtreding van eenhet verdrag door opzegging, de beëindiging van de voorlopige toepassing vanof een verdrag dan wel de beëindiging van een daarmee gelijk te stellen situatie van toepassing zouden worden. Dit
geldt zolang de pensioengerechtigde blijft wonen in hetzelfde land als het land waar hij woonde op de dag voor buitenwerkingtreding als gevolg van die opzegging respectievelijk op de dag voor de beëindiging en hij blijft voldoen aan de voorwaarden voor het recht op ouderdomspensioen. Artikel 68a, eerste lid Anw bevat eenzelfde overgangsregeling voor het recht op Anw-uitkering.

De SVB legtHet overgangsrecht is van toepassing zolang de zinsnede "betrokkene blijft wonen in hetzelfde land en blijft voldoen aan de voorwaarden voor het recht" in op AOW-pensioen of Anw-uitkering. De SVB legt de artikelen 62a, eerste lid AOW en 68a, eerste lid Anwzinsnede "blijft voldoen aan de voorwaarden voor het recht" zo uit, dat moet zijn voldaan aan de materiële voorwaarden voor het recht als bedoeld in Hoofdstuk III, paragraaf 1, AOW respectievelijk Hoofdstuk 3, afdeling 1, Anw. NietGeen vereiste is vereist dat het recht op uitkering op aanvraag is vastgesteld en aldus geldend is gemaakt. De SVB baseert deze uitleg mede op het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2011 waarin een soortgelijk overgangsrecht aan de orde was.

GEVOLGEN VOOR AKW:

Bijzonderheden voor de AKW

Hoofdregel van artikel 7b AKW is dat er geen recht op kinderbijslag bestaat als het kind niet in Nederland woont. Op grond van de AKW, het Besluit regels export uitkeringen en op grond van verdragsbepalingen gelden er uitzonderingen op deze hoofdregel. Een van de uitzonderingen is dat wel recht op kinderbijslag bestaat als het kind niet in Nederland woont, maar er een verdrag van toepassing is dat in de weg staat aan toepassing van artikel 7b AKW. Met betrekking tot deze uitzondering voert de SVB het volgende beleid.

Verdragen die in de weg staan aan toepassing van artikel 7b AKW

Voor de AKW geldt het volgende. Door de inwerkingtreding op 1 januari 2015Toepassing van de Wet van 19 juni 2014 tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie, is artikel 7b AKW met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Uit deze bepaling volgt dat geen recht op kinderbijslag bestaat als een kind nietis in Nederland woont, tenzij het woont in een andere EU-lidstaat dan Nederland,strijd met de EER of Zwitserland en de verzekerde ouder valt onder de personele werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004. De exportbepaling van een aantal verdragen staat echter in de weg aan de toepassing van artikel 7b AKW. Het gaat om de verdragen met: Australië, Bosnië-Herzegovina, Canada, Indonesië, Israël, Kaap-Verdië, Kosovo, Marokko, Montenegro, Nieuw-Zeeland, Quebec, Servië, Suriname, Tunesië, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. Op grond van deze verdragen bestaatmag het recht op kinderbijslag indien de rechthebbendeniet worden beëindigd of verminderd vanwege het feit dat het kind woont op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij. Dit betekent dat het niet mogelijkDaarvoor is om met toepassing van artikel 7b, eerste lid AKWwel noodzakelijk dat de betrokkene onder de personele werkingssfeer van het recht opverdrag valt.
kinderbijslag te weigeren voor kinderen die in deze landen wonen.

Verder blijkt uit de uitspraak van de CRvB van 14 februari 2019 dat toepassing van artikel 7b AKW soms in strijd is met artikel 33, eerste lid van het verdrag met Turkije. Hiervan is sprake als:

  • het kind in Turkije woont;
  • de betrokkene uitsluitend de Turkse nationaliteit heeft; en
  • de betrokkene werkzaamheden in loondienst verricht in Nederland, of een uitkering op grond van de WW of ZW ontvangt.

​Als aan deze voorwaarden is voldaan, dan past de SVB artikel 7b AKW niet toe.

Wijziging, opzegging of beëindiging van de voorlopige toepassing van een verdrag dat aan de toepassing van artikel 7b AKW in de weg staat

In artikelArtikel 41b AKW is geregeld dat artikel 7b AKW gedurende de twee kwartalen volgend op de buitenwerkingtredingbevat overgangsrecht voor betrokkenen van een verdrag, de inwerkingtreding van een wijziging van een verdragwie het recht op kinderbijslag eindigt door wijziging, deopzegging, beëindiging van de voorlopige toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie buiten toepassing blijft in geval niet langer recht op kinderbijslag bestaat uitsluitend als gevolg van de beëindiging van de voorlopige toepassing of een daarmee gelijk te stellen situatie. Dit geldt indien het kind op de peildatumartikel is niet van de hiervoor bedoelde twee kwartalen in hetzelfde land woonttoepassing als het land waarin het woonde op de eerste dag van het daaraan voorafgaande kalenderkwartaal en de verzekerde blijft voldoen aan de overige voorwaardenverdrag voorziet in een overgangsregeling die specifiek bedoeld is voor het recht op kinderbijslag. De SVB beschouwt het recht op kinderbijslag op grond van de uitspraakbeëindiging van de CRvBexport van 12 december 2014, (ECLI:NL:CRVB:4181) als een duuruitkeringkinderbijslag. Dit heeft tot gevolg datDaarnaast past de SVB artikel 41b AKW niet toepasttoe als eenhet verdrag een algemene overgangsbepaling bevat op grond waarvan de SVBdie bepaalt dat een recht op uitkering dat is verkregen op grond van het verdrag niet mag beëindigenworden beëindigd in geval van opzegging van dat verdrag. In dit kaderDe SVB geeft hiermee toepassing aan de uitspraak van de CRvB van 12 december 2014. Uit deze uitspraak blijkt dat de kinderbijslag een duuruitkering is tevensdie kan zijn 'verkregen' op grond van belangeen verdrag. Uit de uitspraak van de CRvB van 29 juli 2011 volgt dat rechten die worden ontnomen als gevolg van eende wijziging van een verdrag eveneensook vallen onder de bescherming vallen van deeen verdragsbepaling als hiervoor bedoelde overgangsbepaling van het desbetreffende verdragis bedoeld. Dit volgt uit de uitspraak van de CRvB van 29 juli 2011.

De SVB interpreteert artikel 41b AKW zo, dat deze bepaling niet van toepassing is indien een kind wordt geboren na de peildatum van het kwartaal dat voorafgaat aan het kwartaal waarin het verdrag buiten werking treedt, de wijziging van het verdrag ingaat, de voorlopige toepassing van het verdrag eindigt of een daarmee gelijkgestelde situatie.

Op grond van artikel 7b AKW zoals dat luidde tot 1 januari 2015 was het voor het recht op kinderbijslag voldoende dat het kind woonde in een land waarin op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004 recht op kinderbijslag kan bestaan. De eis dat de verzekerde ouder moet vallen onder de personele werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004 gold niet. De situatie dat niet langer recht bestaat op kinderbijslag doordat de verzekerde ouder niet valt onder de personele werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004, valt niet onder de overgangsregeling van artikel 41b AKW. Het recht op kinderbijslag eindigt in dat geval niet als gevolg van een wijziging of beëindiging van een verdrag, maar als gevolg van een wijziging van de nationale wetgeving. De SVB past in deze situatie de overgangstermijn van twee kwartalen zoals voorzien in artikel 41b AKW naar analogie toe. Op deze wijze beoogt de SVB een eigendomsontneming te realiseren die voldoet aan de eisen van artikel 1van het Eerste Protocol bij het EVRM.

Grondslag

artikel 8a, artikel 9a, artikel 62, artikel 62a AOW, artikel 32a, artikel 32b, artikel 68, artikel 68a Anw,

artikel 7b, artikel 41b AKW, artikel 7, tweede lid OBR

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB september 2018februari 2023