Beleidsregel
De hiervoor genoemde bepalingen zijn door middel van de Wet
Beperking Export Uitkeringen (Wet BEU) aan de AOW, Anw en AKW toegevoegd. Doel van deze
bepalingen is dat export van uitkeringen naar het buitenland niet plaatsvindt of beperkt
wordt indien in het land waarnaar export zou plaatsvinden onvoldoende controle op de
rechtmatige betaling van de uitkering kan worden uitgeoefend.
Hoofdregel
is dat geen (Anw en AKW) of slechts een gedeeltelijk recht (AOW) op uitkering bestaat indien
de belanghebbende of een gezinslid van wie het recht op of de hoogte van de uitkering mede
afhankelijk is, in het buitenland woont. Van deze hoofdregel kan worden
afgeweken:
- Voor personen die wonen in een land waarin op grond
van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op een uitkering
kan bestaan. Een dergelijk recht kan bestaan ongeacht de vraag of het verdrag dan wel
besluit handhavingsbepalingen bevat. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt
de landen bekend waarin recht op een uitkering kan bestaan.
- Voor
bepaalde categorieën personen en voor personen wonend op de Nederlandse Antillen en Aruba in
het Besluit afwijkende regels beperking export
uitkeringen.
Het begrip wonen in de hiervoor weergegeven
bepalingen uit de AOW, Anw en AKW wijkt niet af van het begrip wonen bij de beoordeling van
ingezetenschap. De beleidsregels weergegeven in hoofdstuk 2 van Deel I zijn dus van
overeenkomstige toepassing.
Indien een betrokkene woont in een land
waarnaar export van een uitkering mogelijk is op grond van een verdrag of een besluit van
een volkenrechtelijke organisatie, bestaat recht op uitkering ook indien betrokkene zelf aan
het verdrag of het besluit als zodanig geen rechten kan ontlenen (bijvoorbeeld omdat hij
niet onder de personele werkingssfeer van het verdrag of besluit valt). Het is echter wel
noodzakelijk dat de uitkering onder de materiële werkingssfeer van het verdrag valt. Indien
bijvoorbeeld een verdrag alleen ziet op ouderdomspensioenen en nabestaandenuitkeringen, kan
dit verdrag er niet toe leiden dat in het verdragsland recht op kinderbijslag bestaat. Dit
leidt de SVB af uit de tekst van de bepalingen van de Wet BEU en de parlementaire
geschiedenis van deze bepalingen.
De Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid maakt de landen bekend waarin recht op een uitkering op grond van een
verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie kan bestaan. De SVB gaat ervan
uit dat deze bekendmaking slechts declaratoire werking heeft, zodat een persoon die woont in
een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke
organisatie wel recht op uitkering kan bestaan, recht heeft op deze uitkering ook indien het
land niet voorkomt op de lijst van landen die door de minister is bekendgemaakt. In het
Overzicht van geciteerde wet- en regelgeving bij de SVB Beleidsregels 2007 is een overzicht
opgenomen van de verdragen die op 15 maart 2007 reeds in werking zijn
getreden.
Ten aanzien van een aantal landen is in 2002 besloten dat de
bepalingen van de Wet BEU niet worden toegepast, ondanks het feit dat met die landen nog
geen verdrag is gesloten dat de export van uitkeringen naar die landen mogelijk maakt. Dit
hield verband met het feit dat weliswaar vóór het moment waarop de overgangstermijn van de
Wet BEU verstreek - 1 januari 2003 - overeenstemming was bereikt over de tekst van een
verdrag, maar dat de beoogde toepassing van het verdrag per 1 januari 2003 niet is
gerealiseerd. In afwachting van de ondertekening en ratificatie van de betreffende
verdragen, handelde de SVB alsof in de betrokken landen recht op uitkering op grond van een
verdrag bestond. Ten tijde van de vaststelling van het Besluit SVB Beleidsregels 2007 geldt
deze handelwijze uitsluitend nog ten aanzien van Mexico.
Mocht door de
onderhandelende partijen alsnog worden besloten af te zien van het sluiten van een verdrag,
dan moeten reeds betaalde uitkeringen in beginsel als onverschuldigd betaald worden
aangemerkt. De SVB zal in dat geval met inachtneming van het vertrouwensbeginsel niet
overgaan tot terugvordering van de bedragen die onverschuldigd zijn
betaald.
Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 14 maart 2003,
waarin de CRvB oordeelde dat artikel 5 van Verdrag 118 van de Internationale
Arbeidsorganisatie een rechtstreeks werkende exportverplichting bevat voor de AOW, de Anw,
de WAO en de WAZ, is in artikel 2 van de wet van 9 december 2004 bepaald dat de werking van
de Wet BEU in de periode van 14 maart 2003 tot 1 januari 2006 voor deze wetten is
opgeschort. Tevens is de Nederlandse regering overgegaan tot opzegging van het verdrag. Deze
opzegging is van kracht geworden per 20 december 2005. Derhalve worden de bepalingen van de
Wet BEU sedert 1 januari 2006 weer onverkort toegepast.
Ten aanzien van
uitkeringsgerechtigden die wonen in een niet-verdragsland is in de Wet van 7 december 2006,
Stb. 697, een zogenaamde pardonregeling getroffen. Deze regeling is van toepassing op AOW-,
Anw-, WAO- en WAZ-gerechtigden die op 1 januari 2000 al buiten Nederland woonden en die nog
steeds recht hebben op dezelfde uitkering. De pardonregeling bewerkstelligt dat de
exportbeperkingen van de Wet BEU niet van toepassing zijn op de hiervoor bedoelde
uitkeringsgerechtigden. Aan deze wet is door de SVB op verzoek van de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid vanaf 1 januari 2006 reeds uitvoering gegeven,
voortuitlopend op de inwerkingtreding.
Grondslag
Deze Beleidsregels zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen, zoals die luidden op 4 april 2007.
artikel 8a, artikel 9a AOW, artikel 32a, artikel 32b Anw, artikel 7b AKW, artikel 2 Wet
van 9 december 2004, Stb. 2004, 715
Besluit beleidsregels SVB 2007