Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0866/TR, 7 augustus 2009, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/866/TR

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 maart 2009 van de Staatssecretaris van Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris van Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Op 13 maart 2009 heeft hij een hernieuwde kennismaking gehad met AFAC, waar hij op 17 maart 2009 om te beginnen drie middagen per week zou gaan werken. Eerder is dit niet gelukt, omdat hij geen vervoersmogelijkheden had. Dit is nu opgelost. Klager is
nu
erg gemotiveerd en positief.
Hij was erg teleurgesteld toen hij op 16 maart 2009 van de psychiater hoorde dat hem geen onbegeleid verlof meer wordt toegestaan. Zodoende kon hij op 17 maart 2009 niet naar het AFAC, hetgeen zijn dagbesteding sterk stagneert. Zodra hem weer
onbegeleid
verlof wordt verleend, kan hij direct weer beginnen bij het AFAC. Aan alle gestelde eisen is door klager voldaan. De familiegesprekken zijn gestart en zijn relatie is beëindigd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het beroep is niet ingediend binnen de in artikel 69, vierde lid, juncto artikel 58, vijfde lid, Bvt gestelde termijn. Het beroep wordt om die reden niet-ontvankelijk geacht.
Voorts is het beroep niet gericht tegen een voor beroep vatbare beslissing. In de Bvt noch in andere regelgeving is een recht op verlofverlening neergelegd. Indien een verzoek van het hoofd van de inrichting tot verlofverlening wordt afgewezen, is er
geen sprake van een beslissing die een beperking van een wettelijk recht inhoudt. Het beroep is om die reden ook niet-ontvankelijk, zie onder meer 08/1673/TR.
Inhoudelijk wordt aangevoerd dat de beslissing tot afwijzing van de aanvraag voor een machtiging onbegeleid verlof is toegelicht in de brief van 10 maart 2009. Uit deze brief blijkt dat het Adviescollege verloftoetsing tbs (hierna: Avt) een negatief
advies heeft uitgebracht ten aanzien van de verlening van onbegeleid verlof.
Het Avt acht het niet verantwoord om klager een nieuwe machtiging voor onbegeleid verlof te verlenen. Er hebben zich diverse incidenten voorgedaan, waaruit blijkt dat klager nog niet stabiel functioneert. Het Avt vindt het daarbij zorgelijk dat klager
in zijn contact met een medepatiënt tot fysieke agressie is gekomen en ziet niet hoe de stagnatie van klagers behandeling is verwerkt in zijn begeleidingsplan. Het Avt is van oordeel dat eerst weer gestart dient te worden met begeleide verloven opdat
klager kan stabiliseren.

2. De beoordeling
Namens de Staatssecretaris is gesteld dat klager het beroep te laat heeft ingesteld en dat klager om die reden niet in het beroep kan worden ontvangen.
De beroepscommissie is van oordeel dat nu niet vast staat op welke datum klager de schriftelijke mededeling heeft ontvangen, niet kan worden gesteld dat klager het beroep te laat heeft ingediend.

Voorts wordt het volgende overwogen.
Begin 2007 heeft de Staatssecretaris ten aanzien van klager een machtiging onbegeleid verlof verleend.
Op 13 januari 2009 heeft de inrichting verzocht opnieuw een verlofmachtiging te verlenen.
Het Avt heeft op 27 februari 2009 negatief geadviseerd omtrent de verlofverlening waarna de Staatssecretaris op 10 maart 2009 heeft besloten geen machtiging onbegeleid verlof te verlenen.
Ingevolge artikel 69, eerste lid onder c, Bvt kan een tbs-gestelde of anderszins verpleegde beroep instellen tegen de intrekking van de machtiging door de Minister als bedoeld in de artikelen 50 en 51 Bvt. In het onderhavige geval is echter geen nieuwe
machtiging verleend en derhalve is de machtiging van begin 2007 vervallen.
Het van rechtswege vervallen van de machtiging is niet gelijk te stellen met de intrekking van de machtiging.
Ook indien het beroep beschouwd wordt als gericht te zijn tegen de afwijzing van de Staatssecretaris de bestaande machtiging te verlengen, zal dit niet tot ontvankelijkheid leiden nu dit geen beperking van een wettelijk recht inhoudt. Noch in de Bvt
noch in andere wet- of regelgeving is immers een recht op verlof neergelegd. Hetgeen door klager terzake is aangevoerd kan aan dit oordeel niet afdoen. Daarbij onderkent de beroepscommissie dat het ontbreken van een beroepsmogelijkheid klemt in een
geval als het onderhavige, waarin de ter beschikking gestelde reeds onbegeleid verlof genoot en de gelegenheid had om buiten te werken en de inrichting zich voor voortzetting van het verlof had uitgesproken. Het gaat echter de bevoegdheden van de
beroepscommissie te buiten in deze gevallen de mogelijkheid van beroep open te stellen.
De beroepscommissie zal klager derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 augustus 20009

secretaris voorzitter

Naar boven