Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2212/GA, 25 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2212/GA

betreft: [klager] datum: 25 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.J.J. Hendrikse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 september 2008 van de beklagcommissie bij het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman en [...] en [...], respectievelijk juridisch medewerkster en afdelingshoofd bij voornoemd detentiecentrum.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag -voor zover in beroep aan de orde- betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het gooien van een mandarijn naar een personeelslid en het spugen in het gezicht van een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager ontkent en betwist dat hij een mandarijn richting het personeel zou hebben gegooid. Tevens ontkent en betwist hij personeel in het gezicht te hebben gespuugd. Klager vraagt de directie met camerabeelden te bewijzen dat hij zich daadwerkelijk aan
de gestelde gedragingen heeft schuldig gemaakt. Los daarvan is de opgelegde staf van veertien dagen disproportioneel.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat in casu niet alleen om het gooien van een mandarijn. De straf is met name gebaseerd op het feit dat klager personeel in het gezicht heeft gespuugd.
Na de zitting is desgevraagd het aanwijzingsbesluit van het afdelingshoofd dat de disciplinaire straf had opgelegd overgelegd. Daarbij is een nadere reactie gegeven.
Binnen het Detentiecentrum zijn de betreffende afdelingshoofden aangewezen als plaatsvervangend directeur zonder beperkingen. Naast de bij de aanwijzing behorende strafbevoegdheid zijn de betreffende afdelingshoofden eveneens betrokken bij het vormen
van beleid binnen de inrichting. Zij worden tevens geacht uitgewerkte voorstellen tot aanpassen van beleid aan te leveren aan de directeur. Voorts zijn zij bevoegd bij afwezigheid van de directeur te tekenen voor het ontslag van een gedetineerde en
advocatenpost gericht aan de directie te beantwoorden. De bevoegdheid is dus duidelijk veel breder dan alleen het uitoefenen van de strafbevoegdheid.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de disciplinaire straf is opgelegd door het afdelingshoofd, [...], die bij ministeriële beschikking van 26 september 2007 is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur als bedoeld in
artikel 5, vierde lid, van de Pbw. Dit betreft een aantal met name genoemde bevoegdheden, waaronder de oplegging van een disciplinaire straf.
Dit betekent dat de meest voorkomende bevoegdheden, namelijk de oplegging van een disciplinaire straf en het nemen van ordemaatregelen, worden overgedragen aan een afdelingshoofd.
De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing van een afdelingshoofd als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de bedoeling het opleggen van een disciplinaire straf en het nemen van bepaalde ordemaatregelen mogelijk te maken niet
strookt met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw en de Memorie van toelichting op de Pbw. De nadere toelichting waarin is aangegeven dat het afdelingshoofd -samengevat- tevens geacht wordt beleidsvoorstellen te
doen doet hier niet aan af. Nu een deugdelijke grondslag aan de disciplinaire straf is komen te ontvallen, moet de opgelegde straf nietig worden verklaard.
De uitspraak van de beklagcommissie zal dan ook worden vernietigd, het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de beroepscommissie aannemelijk acht dat klager zich aan de gestelde gedragingen heeft schuldig gemaakt, acht zij geen termen aanwezig
voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr.dr. H.K. Fernandes Mendes en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 25 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven