Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0641/GA, 6 augustus 2009, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/641/GA

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 maart 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 mei 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...]e, waarnemend unit-directeur van de locatie Haarlem.
Klagers raadsman heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Per fax heeft hij een toelichting verstrekt, waarvan klager en de directeur kennis hebben kunnen nemen na de behandeling ter zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens fraude bij een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft niet gefraudeerd. Ook niet drie keer eerder, zoals in het schriftelijk verslag is vermeld. De strookjes die zijn bijgevoegd over het aanzeggen van de urinecontrole, heeft klager niet eerder gezien. Hij heeft zijn urine afgestaan in het
bijzijn van twee piw-ers.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er wordt een urinecontrole aangezegd waarna de gedetineerde wordt gefouilleerd. Daarna dient een gedetineerde in een speciaal daarvoor bestemde ruimte urine te produceren, terwijl hij gericht staat naar een spiegel. Er staan twee piw-ers bij, die via
een spiegel op het lid van de gedetineerde kijken. Er zat geen urine in het buisje. Zelfs het kreatininegehalte was niet meetbaar. Er zijn meerdere manieren om te frauderen. Zo kan klager een bepaalde poeder onder zijn nagels gehad hebben, dat de urine
neutraliseert.

3. De beoordeling
Uit de stukken is gebleken dat de disciplinaire straf is opgelegd door het afdelingshoofd die is aangewezen als plaatsvervanger van de (unit)directeur als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Pbw. Artikel 5, vierde lid, van de Pbw bepaalt – voor
zover voor de beoordeling van het beroep van belang – “dat aan de directeur is voorbehouden de beslissing omtrent: (...) h. de oplegging van een disciplinaire straf, bedoeld in artikel 51 en de toepassing van de artikelen 52, eerste en tweede lid, en 53,
derde en vierde lid.” De beroepscommissie heeft eerder, te weten in (onder meer) haar uitspraken met de kenmerken 08/2175/GA en 08/2212/GA (beide van 25 februari 2009) overwogen:
“Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de disciplinaire straf is opgelegd door het afdelingshoofd [...], die bij ministeriële beschikking van 24 april 2008 is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur als bedoeld in
artikel
5, vierde lid, van de Pbw. Dit betreft een aantal met name genoemde bevoegdheden, waaronder de oplegging van een disciplinaire straf. Dit betekent dat de meest voorkomende bevoegdheden, namelijk de oplegging van een disciplinaire straf en het nemen van
ordemaatregelen, worden overgedragen aan een afdelingshoofd. De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing van een afdelingshoofd als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de bedoeling het opleggen van een disciplinaire straf en
het nemen van bepaalde ordemaatregelen mogelijk te maken niet strookt met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw en de Memorie van toelichting op de Pbw. Nu een deugdelijke grondslag aan de disciplinaire straf is
komen te ontvallen, moet de opgelegde straf nietig worden verklaard.”
Dit leidt ertoe dat de onderhavige disciplinaire straf is opgelegd in strijd met een wettelijk voorschrift en om die reden nietig is.
Met betrekking tot de inhoud van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het verhandelde ter zitting volgt dat klager in aanwezigheid van twee piw-ers en staande tegenover een spiegel urine heeft geproduceerd. Vooraf daaraan is hij
gefouilleerd. Gezien de gang van zaken overweegt de beroepscommissie dat niet valt in te zien hoe klager buisjes heeft kunnen verstrekken die geen urine bevatten. In dit geval is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager fraude heeft gepleegd. Het
beklag is derhalve ook materieel gegrond. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 augustus 2009

secretaris voorzitter

Naar boven