Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1608/TR, 27 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1608/TR

betreft: [klager] datum: 27 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 30 juni 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, en namens de Minister, [...] en [...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist tot intrekking van de op 8 december 2004 afgegeven machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 8 mei 2002 opgenomen in FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Het hoofd van Veldzicht heeft op
9
november 2004 een aanvraag voor een machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof ingediend, met het doel om stapsgewijs via onbegeleid dorpsverlof tot uitbreiding van verlof te komen teneinde te kunnen bezien of klager geplaatst kan worden op de
pre-resocialisatieafdeling. Op 8 december 2004 heeft de Minister het hoofd van Veldzicht een machtiging verleend om klager onbegeleid verlof te verlenen. Op 9 juni 2005 heeft de Minister, mede op aandringen van de Tweede Kamer, besloten dat Veldzicht
alle verloven tijdelijk zal opschorten en heroverwegen in verband met een aantal niet te voorziene onttrekkingen vanuit Veldzicht in april en juni 2005, waaruit een ernstige recidive is voortgevloeid. In de heroverweging van Veldzicht van 21 juni 2005
is geadviseerd het onbegeleid verlof van klager voort te zetten. Bij heroverweging van 30 juni 2005 heeft de Minister besloten tot intrekking van de ten behoeve van klager afgegeven machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof.

3. De standpunten
Door klager is aangevoerd dat de verlofmachtiging ten onrechte is ingetrokken. Er is absoluut geen sprake van door de Minister genoemde vulnerabiliteit die na het stoppen van medicatiegebruik zou zijn ontstaan. De aanloop tot zijn delict ging gepaard
met excessief cocaïnegebruik, waardoor hij psychotisch werd. Dit is zorgvuldig onderzocht in Veldzicht. Twee jaar geleden is in overleg met psychiater [A] het gebruik van anti-psychotische medicatie stopgezet. Klager heeft de afgelopen jaren geen
symptomen gehad die wijzen in de richting van een psychose of enige psychische decompensatie. Het stoppen van medicatie speelde geen rol bij het verlenen van de machtiging en mag derhalve geen reden zijn om die machtiging in te trekken. De Minister
heeft naar oude stukken verwezen. Na de intrekking van het onbegeleid verlof mocht klager met toestemming van de Minister wel met begeleid verlof, bestaande uit dorpsverlof, wandelen, regioverlof en landelijk verlof voor bezoek aan zijn ouders in
Middelburg. Klager vindt dat raar. Veldzicht heeft na die intrekking nadere informatie aan de Minister verstrekt, waarin in overleg met psychiater [A] uiteen is gezet hoe het zit met het tegenwicht dat geboden moest worden tegen het ontstaan van een
psychose. Pas in december 2005 heeft Veldzicht een nieuwe aanvraag om een machtiging voor onbegeleid verlof ingediend. Sinds de intrekking van zijn onbegeleid verlof heeft hij moeten wachten en is er niets meer aan resocialisatie gebeurd. Daarvoor
wenst
hij een compensatie van € 25,= per dag te ontvangen. Hij weet niet wie verantwoordelijk is voor de lange wachttijd, maar vindt dat de Minister hem moet betalen. Hij heeft nog niet op de afdeling De Toets verbleven. Nu een nieuwe machtiging is verleend,
kan hij verder met het resocialisatietraject. Hij zal een test en training krijgen bij Wezo, vervolgens stage gaan lopen bij een metaalbedrijf en na verloop van tijd onbegeleid landelijk verlof krijgen. Hij zal naar De Beuk gaan, waarvoor nog een
machtiging transmuraal verlof aangevraagd moet worden.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor de vertraging in de toezending van de reactie op het beroep en onderliggende stukken worden welgemeende excuses aangeboden.
Mede op aandringen van de Tweede Kamer werd op 9 juni 2005 besloten dat Veldzicht alle verloven tijdelijk zal opschorten en heroverwegen in verband met een aantal niet te voorziene onttrekkingen vanuit Veldzicht in april en juni 2005, waaruit een
ernstige recidive is voortgevloeid. In de heroverweging van Veldzicht van 21 juni 2005 is geconcludeerd dat het onbegeleid verlof van klager voortgezet kon worden, daar klager thans op een adequate wijze zonder anti-psychotische medicatie functioneert,
er geen incidenten zijn geweest en er geen aanwijzingen zijn voor vluchtgevaar. Bij heroverweging van 30 juni 2005 heeft de Minister vastgesteld dat er sprake is van onvoldoende risicomanagement, dat het psychiatrisch beleid wordt gemist en er, nu de
medicatie is afgebouwd, sprake is van vulnerabiliteit zonder tegenwicht in gunstige zin, dat wil zeggen zonder een optimaal gesteunde situatie. Aanbevolen werd eerst de psychiatrie op orde te brengen. Aangezien de Minister juridisch geen mogelijkheid
heeft tot opschorten van verloven, werd besloten de machtiging onbegeleid verlof van klager in te trekken. De intrekking is op 8 juli 2005 door het hoofd van Veldzicht aan klager meegedeeld. Op 11 augustus 2005 heeft Veldzicht in reactie op de
intrekking van de machtiging nadere informatie gezonden omtrent het psychiatrisch beleid en het gevoerde risicomanagement, maar heeft dit niet in een nieuwe aanvraag verlofmachtiging vervat. Veldzicht dacht dat het zo in orde was. ITZ heeft na
ontvangst
van die nadere reactie Veldzicht verzocht om een nieuwe machtigingsaanvraag, die op
1 december 2005 is ontvangen. Begin februari 2006 is een nieuwe machtiging onbegeleid verlof voor klager afgegeven.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
De Bvt voorziet in de mogelijkheid van intrekking van verlof door het hoofd van de inrichting (artikel 50) en rechtsmiddelen daartegen (beklag ex artikel 56, tweede lid, aanhef en onder a, en beroep ex artikel 67). Blijkens artikel 69, eerste lid,
onder
c, Bvt staat voorts rechtstreeks beroep open tegen de beslissing van de Minister tot intrekking van een verlofmachtiging. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van opschorting van verlof door het hoofd van de inrichting of door de Minister of een
rechtsmiddel daartegen.

Klagers beroep is gericht tegen de beslissing van de Minister tot intrekking van de machtiging onbegeleid verlof, samenhangend met de beslissing van 9 juni 2005 tot opschorting en heroverweging van alle verloven van patiënten van Veldzicht.
Vast staat dat het hoofd van Veldzicht klager op 8 juli 2005 mededeling heeft gedaan van de beslissing van de Minister van 30 juni 2005 om na heroverweging de machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof aan klager in te trekken, waarna het hoofd
van Veldzicht op of omstreeks 8 juli 2005 klagers onbegeleid verlof zal hebben ingetrokken. Voorts staat vast dat klagers onbegeleide verlof feitelijk al in juni 2005 door de Minister is opgeschort. Blijkens de inlichtingen van de Minister is op 9 juni
2005 besloten alle verloven van Veldzicht op te schorten en te heroverwegen, in het kader waarvan alle patiënten van Veldzicht met verlof, onder wie klager, geen verder verlof is verleend. De beroepscommissie is van oordeel dat de bedoelde opschorting
reeds een beperking van vrijheid inhoudt die voor klager hetzelfde effect heeft als intrekking van onbegeleid verlof; een ander standpunt heeft als consequentie dat naar hun onmiddellijke en praktische effect identieke beslissingen voor het beklag- en
beroepsrecht verschillend zouden moeten worden behandeld, hetgeen met het oog op de door de Bvt beoogde rechtsbescherming van de ter beschikking gestelde onaanvaardbaar is. Hoewel de wet niet voorziet in de mogelijkheid van opschorting van verlof, is
de
beslissing van de Minister van 9 juni 2005 tot opschorting van onbegeleid verlof naar het oordeel van de beroepscommissie derhalve vatbaar voor beroep.

Volgens de op 9 juni 2005 geldende wet- en regelgeving kon het verlof van een tbs-gestelde worden ingetrokken op gronden die uitsluitend betrekking hebben op de individuele persoon van de betrokken tbs-gestelde. De ministeriële beslissing van 9 juni
2005 tot opschorting van alle verloven vanuit Veldzicht is niet gebaseerd op individuele omstandigheden van de betrokken tbs-gestelden die noopten tot intrekking van verlof, maar op ernstige recidive van tbs-gestelde [B] en de daardoor ontstane
maatschappelijke onrust. Hoewel voorstelbaar is dat laatstgenoemde omstandigheden de Minister aanleiding hebben gegeven om alle verloven van patiënten van Veldzicht te heroverwegen, is een met intrekking van de verloven gelijk te stellen opschorting
van
alle verloven op die grond evenwel in strijd met de toen geldende wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, tevens op zich onredelijk en onbillijk.
Zoals eerder door de beroepscommissie is overwogen dient een beslissing tot intrekking van een verlofmachtiging te zijn toegespitst op de bijzonderheden van het individuele geval en dient daarbij te worden betrokken hoe de verloven van de betrokken
tbs-gestelde tot dan toe waren verlopen (04/1242/TV d.d. 9 november 2004). Juist de wettelijke verankering van de gronden voor intrekking van verlof - hoe tijdelijk dit intrekken ook moge zijn - biedt een garantie tegen ongerechtvaardigde beperking van
herwonnen en grondwettelijk beschermde vrijheid, naar de mate van de voortgang van de behandeling, en biedt houvast wanneer de waan van de dag dreigt te zegevieren en in willekeurige vrijheidsbeperking dreigt te ontaarden (04/2601/TA d.d. 3 januari
2005).
De beslissing van 9 juni 2005 vormt derhalve een ernstige inbreuk op klagers resocialisatie zonder dat hij daar zelf enige aanleiding toe heeft gegeven. Dit wordt bevestigd door de omstandigheden dat Veldzicht in de heroverweging van 21 juni 2005 heeft
geadviseerd tot voortzetting van klagers onbegeleide verlof en dat na het verstrekken van nadere uitleg een nieuwe machtiging onbegeleid verlof voor klager is afgegeven.

De beroepscommissie overweegt nog dat de reactie van de Minister op het onderhavige beroep en de toezending van relevante stukken ondanks de rappellen vanuit het secretariaat van de beroepscommissie onaanvaardbaar lang op zich heeft laten wachten. Dit
geldt te meer waar klager een korte wettelijke beroepstermijn heeft en er voor hem grote belangen op het spel staan. Door deze handelwijze van de Minister is de rechtsgang ernstig vertraagd.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Klager is getroffen in zijn resocialisatie, nu zijn onbegeleid verlof feitelijk al in juni 2005 is ingetrokken, waarbij komt dat de beroepsprocedure onaanvaardbaar lang heeft geduurd. De gevolgen daarvan zijn niet meer ongedaan te maken. Daarvoor dient
klager een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie stelt deze vast op een bedrag van € 250,= .

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 250,= .

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven