Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0595/STA, 20 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/595/STA

betreft: [klager] datum: 20 maart 2007

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. P. Scholte, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPK Oldenkotte, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 6 maart 2007, inhoudende de
intrekking
van het transmuraal verlof.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 maart 2007 alsmede van de schriftelijke en telefonische inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 14 maart 2007.

1. De standpunten
Verzoeker meent dat hij ontvankelijk is in zijn verzoek nu de opgelegde maatregel van afdelingsarrest nog steeds voortduurt. Materieel komt de beslissing van het hoofd van de inrichting neer op het intrekken van het transmuraal verlof. Verzoeker is op
4
maart 2007 door de inrichting teruggeroepen. Vanaf dat moment wordt het hem niet meer toegestaan van zijn verlof gebruik te maken. De beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest is in strijd met de wet dan wel onredelijk of onbillijk. Verzoeker
meent dat geen sprake is van een van de in 32 Bvt genoemde gronden. De handhaving van de orde en veiligheid moet betrekking hebben op de inrichting waarin verzoeker verblijft. In de onderhavige zaak heeft iemand, die buiten de kliniek woonde, buiten de
kliniek iets misdaan. Op geen enkele wijze wordt gemotiveerd hoe de orde en veiligheid in de kliniek in het gedrang is gekomen, laat staan wat de rol van verzoeker daarbij zou zijn geweest. Verzoeker meent dat hij ten onrechte wordt gestraft voor wat
een andere patiënt heeft misdaan. Verzoeker wordt op deze wijze onevenredig in zijn belang getroffen. Hij is ver gevorderd in zijn resocialisatietraject. Hij werkt iedere dag bij een belastingadvieskantoor. Hij helpt particulieren bij het invullen van
belastingaangiftes. In deze periode is het extra druk vanwege de deadling van 1 april voor het doen van aangifte. Verzoeker wordt dan ook node gemist.
Ook indien de beslissing wordt opgevat als een intrekking van verlof is deze beslissing in strijd met de wet dan wel onredelijk of onbillijk. Er wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor intrekking van het verlof, genoemd in artikel 50, derde lid,
Bvt.
Verzoeker heeft een spoedeisend belang nu hij vanwege andermans handelen van de ene op de andere dag geen verlof meer heeft en niet meer kan werken buiten de inrichting. Dit klemt temeer nu de inrichting niet heeft aangegeven hoe lang de maatregel gaat
duren. Het resocialisatieproces van verzoeker komt hiermee in gevaar.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat op zondagochtend 4 maart 2007 in Enschede een incident met dodelijke afloop plaats heeft gevonden waarbij één van de patiënten van de inrichting betrokken is geweest. Naar
aanleiding van dit incident ontstond er in Enschede en omgeving veel maatschappelijke onrust en een dreigende situatie richting personeel en patiënten van de inrichting. In overleg met het ministerie van Justitie en op verzoek van de Minister is
besloten het transmuraal verlof van verzoeker in te trekken. Het intrekken geschiedt op grond van artikel 50, derde lid, Bvt en wordt noodzakelijk geacht met het oog op de algemene veiligheid van personen of goederen en de bescherming van de
maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde. Het hoofd van de inrichting is van mening dat op dit moment de algemene veiligheid van de patiënten van primair belang
is en dat de veiligheid van de patiënten door het intrekken van de verloven gewaarborgd wordt. Op dit moment is een diepgaand onderzoek gestart teneinde vast te stellen of de kliniek al dan niet tekort is geschoten.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.

Op grond van artikel 50, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van
anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de ter beschikking gestelde een bepaalde voorwaarde niet nakomt. De memorie van toelichting bij dit artikel vermeldt het volgende:
“ (...) Het hoofd van de inrichting voor verpleging van TBS-gestelden kan het (proef)verlof intrekken (...) Het hoofd van de inrichting is hiertoe verplicht indien de Minister van Justitie de machtiging voor het verlenen van (proef)verlof intrekt. Deze
bevoegdheid van de Minister van Justitie doet recht aan zijn bijzondere verantwoordelijkheid voor de beveiliging van de samenleving met het oog op de gevaarlijkheid van de TBS-gestelde. De Minister van Justitie kan vanuit die bijzondere
verantwoordelijkheid de betrokken belangen anders afwegen dan het hoofd van de inrichting voor verpleging van TBS-gestelden. (...)”.

Omtrent de intrekking van een machtiging van verlof heeft de beroepscommissie van de Raad onder meer in zijn uitspraak van 27 april 2006 met nummer 05/1608/TR geoordeeld dat de (oude) regelgeving enkel voorziet op intrekking van het verlof op gronden
die uitsluitend betrekking hebben op de individuele persoon van de betrokken tbs-gestelde. Daarbij dient te worden betrokken hoe de verloven van de betrokken tbs-gestelde tot dan toe waren verlopen.

Per besluit van 23 juli 2005 (Stb 2005, 400) is artikel 53, derde lid, van de Regeling verpleging ter beschikking gestelden gewijzigd en is de Minister van Justitie de bevoegdheid gegeven per inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden of
afdeling daarvan alle verlofmachtigingen in te trekken indien er aanwijzingen zijn dat zich bij die inrichting of afdeling een patroon voordoet van meerdere onttrekkingen of andere incidenten. De Nota van toelichting bij dit artikel vermeldt het
volgende:
”(...) Om te voorkomen dat de verloven landelijk worden ingetrokken wordt voorgesteld dat per inrichting van deze bevoegdheid gebruik gemaakt kan worden indien er aanwijzingen zijn dat zich bij een inrichting of afdeling een patroon voordoet van meerdere
onttrekkingen of andere incidenten zoals ernstige recidive die mogelijkerwijs voortvloeit uit het door een inrichting niet juist toepassen van de procedure rondom de uitvoering van het verlofbeleidskader. (...) Indien een dergelijke situatie zich
voordoet
kan er aanleiding zijn de verlofbeoordelingen van de inrichting of afdeling tegen het licht te houden, zoals in het recente verleden ook is gebeurd. In die gevallen komt de Minister van Justitie de bevoegdheid toe om categoraal machtigingen in te
trekken. Alvorens de Minister van Justitie kan besluiten tot een dergelijke intrekking van alle verloven, kan hij in voorkomende gevallen de rapportages van de Inspectie voor de Sanctietoepassing over de betrokken inrichting bij zijn besluitvorming
betrekken.(...)”.

Uit de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat na een ernstig incident op 4 maart 2007 in overleg met het ministerie van Justitie is besloten alle verloven in te trekken.

Op 8 maart 2007 heeft in de Tweede Kamer een debat plaatsgevonden met de Staatssecretaris van Justitie over het betreffende incident. Op grond van de (ongecorrigeerde) tekst van dit debat, waarover de voorzitter ambtshalve beschikt, leidt de voorzitter
af dat de machtigingen voor verlof niet zijn ingetrokken. De verloven die er op het moment van het incident waren, zijn volgens de Staatssecretaris van Justitie door de inrichting opgeschort, wat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie
moet
worden beschouwd als een intrekking van de verloven.

Nu de Staatssecretaris van Justitie geen gebruik heeft gemaakt van de in voornoemd artikel 53 van de Rvt gegeven bevoegdheid, dient de intrekking van de verloven te worden beoordeeld aan de hand van het wettelijk kader van artikel 50, derde lid, Bvt.
Uit de stukken is gebleken dat de beslissing tot intrekking van het verlof niet is ingegeven door feiten en omstandigheden de persoon van de verpleegde betreffende, maar een ernstige recidive van een medepatiënt. Naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter is de beslissing van het hoofd van de inrichting derhalve in strijd met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk. De voorzitter laat hierbij buiten beschouwing de omstandigheid, dat de inrichting
in de kennisgeving van de beklagwaardige maatregel – naar het thans laat aanzien – ten onrechte verwijst naar artikel 33 Bvt.

Gelet op het voorgaande zou het verzoek toegewezen dienen te worden. Het ernstige incident van 4 maart j.l., waarbij een tbs-gestelde in het kader van extramuraal verlof in Enschede verbleef, heeft echter niet alleen grote onrust in de kliniek
veroorzaakt. Ook in Enschede is veel beroering ontstaan. Uit de media en uit informatie van de kliniek blijkt dat er een sfeer van dreiging heerst, die zich richt naar zowel de kliniek als naar tbs-gestelden meer in het algemeen.
Nu het de voorzitter vooralsnog niet duidelijk is of en hoe het toezicht op verzoeker thans in voldoende mate vorm gegeven kan worden en hoe de mensen in de omgeving van verzoeker in Enschede zich jegens hem zullen opstellen, acht de voorzitter de door
het voornoemd incident teweeggebrachte situatie vooralsnog te uitzonderlijk om het schorsingsverzoek toe te wijzen.
De voorzitter gaat er wel vanuit dat de kliniek in haar herbeoordeling van de verloven, met
spoed, voorrang zal geven aan de beoordeling van de extramurale verloven, met name ook het verlof van verzoeker.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven