Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0569/STA, 16 maart 2007, schorsing
Uitspraakdatum:16-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/569/STA

betreft: [klager] datum: 16 maart 2007

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPK Oldenkotte, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 6 maart 2007, inhoudende de
intrekking
van het transmuraal verlof.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 6 maart 2007 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 12 maart 2007.

1. De standpunten
Verzoeker kan zich niet verenigen met de beslissing zijn transmuraal verlof in te trekken. Verzoeker is op 5 juli 2005 op de afdeling De Wiem geplaatst. Op 9 oktober 2006 is verzoeker definitief overgegaan naar het tussenfasehuis van de RIBW in
Enschede, een samenwerkingsproject tussen de RIBW en de inrichting dat voorafgaat aan een plaatsing binnen de RIBW. Verzoeker heeft geen enkele voorwaarde van het transmuraal verlof geschonden en komt alle afspraken met de inrichting correct en tijdig
na.
Verzoeker bevindt zich in de eindfase van zijn tbs. Indien de laatste fase volgens verwachting verloopt, zal de inrichting volgend jaar een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel adviseren. Verzoeker is voor de tweede keer de dupe geworden
van
een recent grof incident tijdens een verlof. De Raad heeft in uitspraken en een advies geadviseerd niet dergelijke algemene maatregelen na een incident te nemen en bij een beslissing altijd ook het incidentele geval te beoordelen. De noodzakelijkheid
van het terugroepen van alle tbs-gestelden wordt betwijfeld wanneer iedere betrokkenheid bij het incident ontbreekt. De parlementaire commissie tbs is van mening dat categorische maatregelen voor het hele veld in de toekomst niet genomen dienen te
worden. In het weekend praktiseert verzoeker vaak onbegeleid weekendverlof naar zijn vriendin en kind en/of ouders in Friesland. Door de week heeft hij verplichtingen bij een werkgever en in de avond moet verzoeker voetballen en is hij anderszins aan
het netwerken. Zonder geldige reden of deugdelijke grondslag wordt verzoeker weer teruggeplaatst in De Wiem en zijn de bewegingsvrijheden ingetrokken. De intrekking van het verlof is inhumaan en onrechtvaardig. Mede als gevolg van aanhoudende
incidentenpolitiek wordt nog steeds een schijnveiligheid gecreëerd. De maatregel is in strijd met de redelijkheid en billijkheid en dient te worden vernietigd. Het intrekken van de verloven is gevolgd na overleg met het Ministerie van Justitie. De
verloven kunnen pas worden hervat na een nieuwe machtiging van de Minister van Justitie.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat naar aanleiding van het ernstige incident van 4 maart 2007 door de directie van Oldenkotte alle verloven van de patiënten van Oldenkotte zijn ingetrokken in het kader van de orde
en
veiligheid. In verband met dit ernstige incident worden thans de verloven van alle patiënten opnieuw bekeken, om te bezien of het verantwoord is of zij weer naar buiten kunnen. Zoals in het debat in de Tweede Kamer van donderdag 8 maart 2007 is
besloten, moeten de verloven worden goedgekeurd door de Staatssecretaris van Justitie persoonlijk.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.

Op grond van artikel 50, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van
anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de ter beschikking gestelde een bepaalde voorwaarde niet nakomt. De memorie van toelichting bij dit artikel vermeldt het volgende:
“ (...) Het hoofd van de inrichting voor verpleging van TBS-gestelden kan het (proef)verlof intrekken (...) Het hoofd van de inrichting is hiertoe verplicht indien de Minister van Justitie de machtiging voor het verlenen van (proef)verlof intrekt. Deze
bevoegdheid van de Minister van Justitie doet recht aan zijn bijzondere verantwoordelijkheid voor de beveiliging van de samenleving met het oog op de gevaarlijkheid van de TBS-gestelde. De Minister van Justitie kan vanuit die bijzondere
verantwoordelijkheid de betrokken belangen anders afwegen dan het hoofd van de inrichting voor verpleging van TBS-gestelden. (...)”.

Omtrent de intrekking van een machtiging van verlof heeft de beroepscommissie van de Raad onder meer in zijn uitspraak van 27 april 2006 met nummer 05/1608/TR geoordeeld dat de (oude) regelgeving enkel voorziet op intrekking van het verlof op gronden
die uitsluitend betrekking hebben op de individuele persoon van de betrokken tbs-gestelde. Daarbij dient te worden betrokken hoe de verloven van de betrokken tbs-gestelde tot dan toe waren verlopen.

Per besluit van 23 juli 2005 (Stb 2005, 400) is artikel 53, derde lid, van de Regeling verpleging ter beschikking gestelden gewijzigd en is de Minister van Justitie de bevoegdheid gegeven per inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden of
afdeling daarvan alle verlofmachtigingen in te trekken indien er aanwijzingen zijn dat zich bij die inrichting of afdeling een patroon voordoet van meerdere onttrekkingen of andere incidenten. De Nota van toelichting bij dit artikel vermeldt het
volgende:
”(...) Om te voorkomen dat de verloven landelijk worden ingetrokken wordt voorgesteld dat per inrichting van deze bevoegdheid gebruik gemaakt kan worden indien er aanwijzingen zijn dat zich bij een inrichting of afdeling een patroon voordoet van meerdere
onttrekkingen of andere incidenten zoals ernstige recidive die mogelijkerwijs voortvloeit uit het door een inrichting niet juist toepassen van de procedure rondom de uitvoering van het verlofbeleidskader. (...) Indien een dergelijke situatie zich
voordoet
kan er aanleiding zijn de verlofbeoordelingen van de inrichting of afdeling tegen het licht te houden, zoals in het recente verleden ook is gebeurd. In die gevallen komt de Minister van Justitie de bevoegdheid toe om categoraal machtigingen in te
trekken. Alvorens de Minister van Justitie kan besluiten tot een dergelijke intrekking van alle verloven, kan hij in voorkomende gevallen de rapportages van de Inspectie voor de Sanctietoepassing over de betrokken inrichting bij zijn besluitvorming
betrekken.(...)”.

Uit de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat na een ernstig incident op 4 maart 2007 in overleg met het ministerie van Justitie is besloten alle verloven in te trekken. Alleen na toestemming van de
Staatssecretaris van Justitie kunnen de verloven weer worden hervat. Het hoofd van inrichting verwijst naar het debat in de Tweede Kamer van 8 maart 2007.

Op grond van de (ongecorrigeerde) tekst van het betreffende debat in de Tweede Kamer, waarover de voorzitter ambtshalve beschikt, leidt de voorzitter af dat de machtigingen voor verlof niet zijn ingetrokken. De verloven die er op het moment van het
incident waren, zijn volgens de Staatssecretaris van Justitie door de inrichting opgeschort, wat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet worden beschouwd als een intrekking van de verloven.

Nu de Staatssecretaris van Justitie geen gebruik heeft gemaakt van de in voornoemd artikel 53 van de Rvt gegeven bevoegdheid, dient de intrekking van de verloven te worden beoordeeld aan de hand van het wettelijk kader van artikel 50, derde lid, Bvt.
Uit de stukken is gebleken dat de beslissing tot intrekking van het verlof niet is ingegeven door feiten en omstandigheden de persoon van de verpleegde betreffende, maar een ernstige recidive van een medepatiënt. Naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter is de beslissing van het hoofd van de inrichting derhalve in strijd met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk. De voorzitter laat hierbij buiten beschouwing de omstandigheid, dat de inrichting
in de kennisgeving van de beklagwaardige maatregel – naar het thans laat aanzien – ten onrechte verwijst naar artikel 33 Bvt.

Gelet op het voorgaande zou het verzoek toegewezen dienen te worden. Het ernstige incident van 4 maart j.l., waarbij een tbs-gestelde die evenals verzoeker met extramuraal verlof in Enschede verbleef, heeft echter niet alleen grote onrust in de kliniek
veroorzaakt. Ook in Enschede is veel beroering ontstaan. Uit de media en uit informatie van de kliniek blijkt dat er een sfeer van dreiging heerst, die zich richt naar zowel de kliniek als naar tbs-gestelden meer in het algemeen.
Nu het de voorzitter vooralsnog niet duidelijk is of en hoe het toezicht op verzoeker thans in voldoende mate vorm gegeven kan worden en hoe de mensen in de omgeving van verzoeker in Enschede zich jegens hem zullen opstellen, acht de voorzitter de door
het voornoemd incident teweeggebrachte situatie vooralsnog te uitzonderlijk om het schorsingsverzoek toe te wijzen.
De voorzitter gaat er wel vanuit dat de kliniek in haar herbeoordeling van de verloven, met spoed, voorrang zal geven aan de beoordeling van de extramurale verloven, met name ook het verlof van verzoeker.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven