Onderwerp: Bezoek-historie

Wegwijzer bekostiging digitale zorg 2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Afbeelding met tekst, tekenfilm, Tablet

Automatisch gegenereerde beschrijving

Binnen iedere zorgorganisatie vindt digitalisering plaats. Dit heeft de afgelopen jaren een steeds grotere rol gekregen in de manier waarop zorg wordt geleverd. Iedereen is er inmiddels van overtuigd dat digitale zorg een positieve gezondheidsbijdrage kan leveren, op voorwaarde dat het passend wordt ingezet. Om deze reden willen we ervoor zorgen dat digitale zorg dan ook zo goed mogelijk wordt ingezet. Maatschappelijke uitdagingen zoals arbeidsmarktproblematiek in de zorg, vergrijzing en de snelle technologische ontwikkelingen vragen om nieuwe oplossingen zoals werken in (regionale) netwerken. We stimuleren passende digitale zorg dan ook als integraal onderdeel van passende zorg.

De mogelijkheden en meerwaarde van digitale zorg of digitale ondersteuning van zorg is erg afhankelijk van de zorgvorm en de patiënt. Daarom blijven de behoeften en wensen van patiënt en zorgverlener het uitgangspunt bij het verlenen van zorg, ongeacht de vorm waarin zorg gegeven wordt. In deze wegwijzer staan de mogelijkheden in de bekostiging rondom digitale zorg uitgelegd. Wat verstaan we onder digitale zorg? Wie bepaalt of iets wordt vergoed en wanneer? Daarnaast geven we bij elke zorgsector een aantal aansprekende voorbeelden.

In deze wegwijzer bekostiging digitale zorg hebben we dankbaar gebruik gemaakt van ideeën en voorbeelden afkomstig uit gesprekken met Patiëntenfederatie Nederland, zorgverzekeraars, zorgkantoren, zorgverleners en leveranciers. Met de wegwijzer stimuleren we het gesprek tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars of -kantoren over hoe zorg het beste geleverd kan worden in het belang van de patiënt of cliënt. Dit helpt bij het maken van passende prijsafspraken. Er is niet altijd sprake van dat er één vorm gekozen wordt, soms is dit deels digitaal en deels fysiek. In dat geval spreken we van hybride zorg. Door zorg digitaal of hybride aan te bieden waar het kan en van toegevoegde waarde is, werken we aan passende zorg voor de patiënt. Zo kunnen we er samen voor zorgen dat de zorg, nu en in de toekomst, toegankelijk en van goede kwaliteit blijft.

Leeswijzer

Steeds meer zorgaanbieders hebben structurele ervaring met het aanbieden van digitale zorg. Voor de meeste van deze aanbieders geldt dat die vorm van zorg digitaal is als het kan, en fysiek als het moet. In deze update van de Wegwijzer staan verruimingen die per 2024 in zijn gegaan, en lichten we andere interessante ontwikkelingen toe die er in de toekomst aankomen.

Wat is er nieuw in deze update van de Wegwijzer?

Dit jaar is een extra hoofdstuk toegevoegd over capaciteit verhogende technologie in de zorg. Ook besteden we extra aandacht aan de facultatieve prestatie in de medisch specialistische zorg, en wordt de aanpassing aan de zorgprestatie telemonitoring in dezelfde sector behandeld. Daarnaast zijn kleine wijzigingen gedaan om teksten actueel te houden.

Mocht u in uw sector nog aanlopen tegen een belemmering in onze regels om zorg op afstand te leveren, dan verzoeken wij u vriendelijk dit aan ons te melden via info@nza.nl.

1 Digitale zorg in vogelvlucht

Afbeelding met schermopname, tekenfilm

Automatisch gegenereerde beschrijving

Wat verstaan we onder digitale zorg?

Met digitale zorg bedoelen we de toepassing van zowel digitale informatie als digitale communicatie om de gezondheid en de gezondheidszorg te ondersteunen en/of te verbeteren. Dezelfde definitie is door Nictiz opgesteld voor de term e-health.

Wij gebruiken de term digitale zorg in plaats van e-health, omdat we vinden dat deze term dichter bij de patiënt staat. Daarnaast past het beter bij de maatschappelijke ontwikkelingen waarin voor veel mensen digitalisering en online afspraken maken steeds normaler worden. We verwachten dezelfde ontwikkeling voor digitale zorg.

Onder digitale zorg vallen veel ontwikkelingen. De volgende indeling van digitale zorg, zoals opgesteld door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, geeft houvast:

  1. E-zorg: e-diagnosestelling, e-consulten, e-care zoals monitoring, e-preventie interventie bij hoog risico bij een individu.

  2. E-ondersteuning: e-inzage in patiëntendossier, e-management zoals het maken van afspraken online.

  3. E-public health: e-gezondheidsvoorlichting, e-preventie zoals het opsporen van bepaalde risicogroepen.

Waarom houden we ons als NZa bezig met het onderwerp digitale zorg?

Dit doen wij in het belang van de burger. Iedere burger betaalt mee aan de zorg die wordt vergoed op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). De NZa stelt regels vast voor prestaties en tarieven van deze wetten, en deze worden door zorgaanbieders gedeclareerd. Veel van de kosten van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van digitale zorg komen uiteindelijk terecht in de regels en tarieven die NZa vaststelt. Ook kan digitale zorg helpen om zorg toegankelijk te houden, zodat iedere burger passende zorg kan ontvangen.

Wie bepaalt of digitale zorg kan worden geleverd?

De patiënt en de zorgverlener bepalen dat samen. De zorgvraag van de patiënt vormt het startpunt voor de zorg en de patiënt behoudt zo veel mogelijk de regie over de zorg. De zorgverlener geeft informatie en uitleg over de wijze waarop de inzet van digitale zorg kan bijdragen aan het herstelproces en weegt de voor- en nadelen af. Dan kan de patiënt in samenspraak met de zorgverlener een weloverwogen keuze maken hoe zorg te ontvangen: face–to-face, digitaal, hybride zorg of zelfzorg.

Welke prestaties en tarieven zijn er voor digitale zorg?

Prestaties en tarieven voor digitale zorg verschillen afhankelijk van het soort digitale zorg en de sector. Voor alle sectoren geldt dat we de zorgprestaties (altijd in overleg met veldpartijen) zoveel mogelijk functioneel beschrijven. De prestatie omschrijft in de regel een medische handeling door een zorgaanbieder die - zo nodig - ook op afstand kan plaatsvinden. We omschrijven dus de zorg, maar schrijven niet voor wie de zorg levert, waar of op welke manier deze wordt uitgevoerd. Dit biedt zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorgkantoren veel ruimte om eigen keuzes te maken over de inzet van digitale zorg. Hierdoor kunnen zorgaanbieders bijvoorbeeld het bedrijfs- en zorgproces veranderen door face-to-face contact (gedeeltelijk) te vervangen door digitale zorg. Of ze kunnen bijvoorbeeld voor kiezen om zorg hybride te leveren, waarbij digitale zorg wordt gecombineerd met een fysieke behandeling.

Ondersteunende functies van digitale zorg, zoals inzage in patiëntendossiers en het online maken van afspraken zijn in de regel onderdeel van de integrale zorgprestatie van een sector. Dit is vergelijkbaar met de overhead of praktijkruimte van een zorgaanbieder. De vergoeding voor de zorgaanbieder verwerkt in de tarieven van de zorgprestaties.

Wie mogen prestaties en tarieven voor digitale zorg declareren?

Een zorgaanbieder mag als enige de prestaties en tarieven van de NZa in rekening brengen bij zorgverzekeraar, zorgkantoor of patiënt. Een zorgaanbieder is - kort samengevat - een natuurlijke of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg levert. Bij digitale zorg zijn daarnaast vaak bedrijven betrokken die digitale toepassingen en oplossingen ontwikkelen met als doel bijvoorbeeld de efficiency of kwaliteit van de zorg te verbeteren. De zorgaanbieder koopt dan de digitale toepassing als klant in. Stel dat er een effectieve en veilige VR-behandeling wordt ingezet. De zorgaanbieder levert de behandeling aan een patiënt en mag hiervoor de prestaties en tarieven declareren bij diens zorgverzekeraar ten laste van de Zvw. De leverancier van de VR software en/of hardware of technologieontwikkelaar factureert op zijn beurt weer bij de zorgaanbieder.

 

Wie beoordeelt of digitale zorg wordt vergoed?

In eerste instantie is het aan de zorgverzekeraar om te toetsen of gedeclareerde zorg daadwerkelijk binnen de Zvw valt en dus vergoed mag worden. Dit is ook het geval voor digitale zorgtoepassingen. Bij de Wlz zijn het de zorgkantoren die oordelen welke digitale zorg wordt vergoed. Het Zorginstituut Nederland speelt een belangrijke rol bij de toets of en welke zorg op basis van de Zvw en Wlz vergoed mag worden.

Voor het agenderen en beoordelen van nieuwe innovatieve processen in zorg en ondersteuning met daarin digitale toepassingen en/of technologie is in 2023 het Platform Digizo.nu opgezet (doorontwikkeling van het Kenniscentrum Digitale Zorg vanuit alleen de zorgverzekeraars, maar nu met 14 IZA-partijen gezamenlijk)). De visie van Digizo.nu is om gezamenlijk met de IZA-partijen, die allen vertegenwoordigd zijn in het platform, bewezen digitale processen met daarin innovaties breed op te schalen.

Digizo.nu hanteert hierbij het Zorgtransformatiemodel. Dit model biedt een gestructureerde aanpak voor het prioriteren, toetsen, waarde bepalen en evalueren van zorg- ondersteuningsprocessen met daarin digitale toepassingen of technologie. Hierbij worden verschillende experts geraadpleegd gedurende de verschillende stappen van het proces. Het uiteindelijke doel is om toegankelijkheid van de zorg bewezen te verbeteren doormiddel van effectieve innovatie processen gezamenlijk verder te brengen door deze breed op te schalen.

Het platform richt zich ook op innovatie gaps en knelpunten. Innovatie gaps worden verzameld en geventileerd naar innovatie-partijen. Middels adressering van de opgehaalde knelpunten bij aan het platform gelieerde partijen (zoals VWS, ZiNL en NZa) wordt het oplossen hiervan aangejaagd. Ook is het platform verbonden aan partijen (zoals Vliegwiel Coalitie, Anders Werken in de Zorg e.a.) die het veld kunnen ondersteunen bij de implementatie van de bewezen effectieve processen.

Alle kennis, ervaring en geleerde lessen die uit toetsing, waardebepaling en opschaling voortkomen, worden op de website Digizo.nu openbaar beschikbaar gemaakt. Meer informatie is hier te vinden.

Welke digitale zorg wordt vergoed?

Alleen digitale zorg die voldoet aan de zogenaamde 'pakketcriteria' mag door zorgaanbieders worden gedeclareerd ten laste van de Zvw en Wlz. De belangrijkste criteria zijn dat de zorg veilig en bewezen effectief moet zijn. Steeds geldt dat er sprake dient te zijn van zorg conform 'de stand van de wetenschap en praktijk'.

Als bestaande, verzekerde zorg in een digitale vorm wordt aangeboden, blijft dit verzekerde zorg als de samenstelling en de effectiviteit ervan niet wezenlijk wijzigt ten opzichte van de oorspronkelijke zorg. Voorbeelden daarvan zijn: digitale consulten met een huisarts of in het ziekenhuis, cognitieve gedragstherapieën en fysiotherapie, en telemonitoring bij COPD, hartfalen en zwangeren met hoog risico. Om te beoordelen of er nog sprake is van verzekerde zorg is het van belang om na te gaan wat de meerwaarde van de digitale zorg toepassing is ten opzichte van de bestaande manier van zorglevering. Daarvoor moet duidelijk zijn om welke technologie het precies gaat en of de digitale zorgtoepassing bestaande zorg vervangt dan wel aan een bestaande behandeling wordt toegevoegd. Bepaalde digitale hulpmiddelen zijn onderdeel van medisch specialistische zorg en komen voor rekening van het ziekenhuis (als onderdeel van een diagnose-behandelcombinatie). Andere vallen onder de hulpmiddelenzorg en worden apart vergoed door de zorgverzekeraar.

Nieuwe zorg wordt vergoed uit het basispakket zodra zorgpartijen het erover eens zijn dat deze zorg effectief is en voldoet aan de voorwaarden die de stand van wetenschap en praktijk stelt. Slechts voor een klein deel van de zorg vindt een beoordeling door het Zorginstituut plaats, voordat de zorg wordt toegelaten tot de basisverzekering. Dit geldt bijvoorbeeld voor dure geneesmiddelen. Partijen in de zorg bepalen dus grotendeels zelf welke zorg uit de basisverzekering wordt vergoed. Ook bepalen zij gezamenlijk wat goede zorg is.

Wat is de rol van het Zorginstituut?

Zorginstituut Nederland levert met haar wettelijke taken een belangrijke bijdrage aan het op peil houden van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de gezondheidszorg. Zij adviseert de minister over het basispakket van zorg, beoordeelt geneesmiddelen en maakt duidelijk wat wel of geen verzekerde zorg is (duiden). Iedereen in Nederland moet erop kunnen rekenen dat hij of zij goede zorg krijgt. Niet meer dan nodig en niet minder dan noodzakelijk. En dat daarvoor geen onnodige kosten worden gemaakt. We betalen er immers met zijn allen voor. Daarom houdt Zorginstituut Nederland de zorg die in het basispakket zit, regelmatig tegen het licht. Dat houdt in dat ze beoordeelt of de zorg patiëntgericht, effectief en doelmatig is. Ook speelt het Zorginstituut een belangrijke (uitvoerende) rol bij geldstromen die omgaan in de Zvw en de Wlz. Zo beheren zij onder andere het Zorgverzekeringsfonds (Zvf), het Fonds langdurige zorg (Flz) en bepalen zij de premies en bijdragen rondom de risicoverevening voor alle zorgverzekeraars. Met de financiële taken draagt het Zorginstituut bij aan een goed werkend en betaalbaar zorgstelsel voor iedereen.

Samen met zorgverzekeraars, zorgaanbieders en patiënten werkt het Zorginstituut aan het stimuleren van continue kwaliteitsverbetering in de gezondheidszorg en het voor iedereen toegankelijk maken van begrijpelijke en betrouwbare informatie over de kwaliteit van de geleverde zorg. In het Openbaar Register van het Zorginstituut staat wat zorgaanbieders, patiënten, cliënten en zorgverzekeraars samen hebben afgesproken over wat goede zorg is voor een specifiek zorgonderwerp; dat gebeurt in de vorm van kwaliteitsstandaarden. Het zorginstituut ondersteunt dit proces met advies, onderzoek en het ontwikkelen van algemene spelregels voor het maken van kwaliteitsstandaarden.

Om innovatieve zorg sneller bij de patiënt te brengen, pakt het Zorginstituut sinds begin 2019 o.a. als volgt een stimulerende rol: in de kwaliteitsstandaarden kunnen condities worden beschreven voor goed en verantwoord gebruik van digitale zorg als integraal onderdeel van goede zorg. In dat kader is de Patiëntenfederatie samen met FMS, NHG en KNGF een generieke module voor het omgaan met en toepassen van digitale zorg op afstand aan het ontwikkelen. De generieke module moet het uitgangspunt voor een effectieve, doelmatige en cliëntgerichte digitale zorgorganisatie voor alle zorgsectoren vormen. Het Zorginstituut ondersteunt hen daarbij.

Wat als de huidige zorgprestaties van de NZa niet voldoende ruimte bieden?

Wanneer bestaande zorgprestaties niet voldoende ruimte bieden om nieuwe of een ander type zorg te leveren, kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorgkantoren een nieuwe prestatie aanvragen. De NZa kan ook uit eigen beweging een nieuwe prestatie vaststellen. In dat geval consulteren we stakeholders zoals brancheorganisaties, wetenschappelijke verenigingen en patiëntenorganisaties over nut en noodzaak van de nieuwe prestatie. Bij een positieve conclusie stellen we de prestatie en een bijbehorend tarief vast. Vaak is dat een vrij tarief waarbij veel maatwerk mogelijk is. Veel sectoren kennen extra ruimte om digitale zorg te bekostigen, zoals een facultatieve prestatie, max-maxtarieven of bijvoorbeeld segment 3 van de huisartsenzorg (zie ook de begrippenlijst in hoofdstuk 5).

Is de Beleidsregel Innovatie voor kleinschalige experimenten ook geschikt voor digitale zorg?

Ja. De Beleidsregel Innovatie voor kleinschalige experimenten biedt de mogelijkheid om drie jaar (eventueel verlengd tot vijf jaar) een kleinschalig experiment uit te voeren met een innovatieve vorm van zorg. Bij een geslaagd experiment kunnen de innovatoren een aanvraag indienen voor een landelijke prestatie. De innovatie moet gericht zijn op een van de volgende verbeteringen:

  • Nieuwe of vernieuwde zorglevering met een betere prijs-kwaliteitverhouding;

  • Een efficiëntere zorgorganisatie;

  • Betere kwaliteit van zorg.

Zorgaanbieder en zorgverzekeraar of zorgkantoor moeten gezamenlijk een verzoek tot experiment indienen. Tijdens het experiment kunnen andere zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorgkantoren aansluiten om de schaal van het experiment te vergroten. Voor de afloop van het experiment kunnen zij een aanvraag bij ons indienen om de zorg in het experiment regulier te bekostigen. Wij onderzoeken vervolgens of de zorg een plek kan krijgen binnen de reguliere bekostiging.

Voor welke digitale zorg zijn geen zorgprestaties mogelijk?

Digitale zorgtoepassingen ondersteunen meestal de primaire zorgverlening aan de patiënt. Een digitale toepassing is zelfstandig bezien meestal geen zorg in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Voor dit soort toepassingen kunnen we dus (nog) geen zorgprestatie vaststellen. Dit geldt voor zowel de kosten van hardware, software als ontwikkelingskosten. Kosten die gemaakt worden voor digitale zorgtoepassingen kunnen in de regel niet los gedeclareerd worden door de zorgaanbieder aan de zorgverzekeraars naast de zorgprestaties voor de geleverde zorg. Deze kosten moeten worden terugverdiend door de zorgaanbieder als onderdeel van de tarieven voor de geleverde zorg.

Voor digitale zorg in de vorm van een ICT-applicatie of gezondheidsapp die losstaat van een geneeskundige behandelrelatie tussen zorgverlener en patiënt of cliënt kunnen we (nog) geen zorgprestatie vaststellen. Consumentenapps om bijvoorbeeld fitheid te meten vallen (meestal) niet onder verzekerde zorg.

Houdt de NZa rekening met nieuwe ontwikkelingen in de tarieven?

In de zorgsectoren waarin we de tarieven vaststellen (dat gedeelte van de zorg waar geen vrije tarieven gelden) nemen we de kosten van digitale zorgtoepassingen zoveel mogelijk mee in de hoogte van het tarief.

Als NZa voeren we periodiek kostenonderzoeken uit in deze zorgsectoren, waarbij integraal alle kosten van zorgaanbieders in kaart worden gebracht. Bij dit proces van tariefherijkingen worden steeds de laatste ontwikkelingen meegenomen in de nieuw vast te stellen tarieven voor de zorg. Hierbij geldt in het algemeen dat kosten in de loop van de tijd kunnen veranderen en lokaal of per zorgaanbieder sterk kunnen verschillen. Soms worden de kosten op normatieve basis vastgesteld. De kosten van digitale zorg horen hier ook bij.

We beoordelen steeds per geval of een nieuwe zorgactiviteit of nieuwe toepassing daadwerkelijk bij zorg hoort die valt onder de Zvw of Wlz. We consulteren hierbij steeds de relevante veldpartijen over nut en noodzaak van de nieuwe prestaties en tarieven.

Waarmee moet ik nog meer rekening houden?

Voor alle vormen van digitale zorg gelden minstens dezelfde wettelijke kaders als reguliere zorg. Belangrijke wettelijke kaders zijn de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO). De Wkkgz omschrijft normen voor het aanbieden van goede zorg die van goede kwaliteit en van goed niveau moeten zijn. Per zorgvraag en situatie moet hieraan invulling worden gegeven door de zorgaanbieder. De WGBO regelt de rechten en plichten van de patiënt.

De zorgaanbieder is bij al haar contacten met patiënten verplicht om 'de zorg van een goed hulpverlener' in acht te nemen. Dit criterium verwijst naar professionele normen, richtlijnen en protocollen van de beroepsgroep en door de inspectie en de tuchtrechter ontwikkelde kaders. Dit criterium van 'goed hulpverlenerschap' is niet anders bij de inzet van digitale zorg door de zorgaanbieder.

In het bijzonder wordt verwezen naar de KMNG-richtlijn Omgaan met medische gegevens. Hierin zijn richtlijnen opgenomen over digitaal contact tussen zorgaanbieders en patiënten en tussen zorgaanbieders onderling. Deze vermelden dat zorgvuldigheid is geboden bij digitaal contact, onder andere omdat fysiek onderzoek niet mogelijk is en de veiligheid van de uitgewisselde informatie van belang is. Als er geen bestaande behandelrelatie met de patiënt is, kan online contact slechts plaatsvinden als de daaraan verbonden risico's geminimaliseerd zijn en als dat contact de patiënt ten goede komt.

Voor het voorschrijven van medicijnen geldt bovendien de Geneesmiddelenwet. Wij adviseren voor het digitaal voorschrijven van medicijnen door een arts de meest actuele richtlijnen daarover te raadplegen.

Kan een behandelrelatie ook tot stand komen met digitale zorg?

De behandelrelatie kan ook tot stand komen via een digitale route. Bijvoorbeeld wanneer tijdens beeldbellen een diagnose kan worden gesteld of als een medisch beleid bepaald en geleverd wordt. Een geneeskundige behandelovereenkomst is wettelijk vereist om zorg te mogen declareren. De zorgaanbieder die de (digitale) zorg wil declareren, moet wel daadwerkelijk bij de behandeling betrokken zijn geweest.

2 Bekostigen digitale zorg per zorgsector

2.1 Preventie

In veel sectoren bestaat ruimte om preventieve zorg te bieden. Waar dit mogelijk is, is het doorgaans ook mogelijk die zorg digitaal aan te bieden.

Preventie is ook onze zorg. Daarvoor is het noodzakelijk dat leefstijl en preventie integraal onderdeel zijn van de zorg. We verleggen de focus van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag.

Preventie is te verdelen in vier soorten preventie. Twee daarvan vallen binnen de zorg: geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. Geïndiceerde preventie richt zich op individuen met een verhoogd risico op ziekte. Zorggerelateerde preventie omvat het voorkomen van verergering bij een lichamelijke of psychische aandoening of het voorkomen van een aanvullende aandoening. Preventieve zorg of zorg met een preventief element kan voorkomen in iedere zorgsector. Er is veel ruimte om daarover afspraken te maken.

Enkele voorwaarden die Zorginstituut Nederland stelt aan preventie om het verzekerd te laten zijn in de Wlz en Zvw, zijn:

  • De verzekerde heeft een ziekte of een hoog risico op ziekte;

  • De zorg behoort tot de te verzekeren prestatie;

  • De preventie-interventie moet voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk;

  • De preventie-interventie in de Zvw moet voldoen aan het criterium 'zoals … dat plegen te bieden'.

Door deze voorwaarden is het mogelijk om preventieve elementen in bestaande zorgprestaties tot verzekerde zorg te laten horen. Veel zorgprestaties zijn ruim omschreven en noemen geen specifieke handelingen, waardoor hier ruimte is om preventieve zorg te leveren. Zo zijn huisartsenconsulten bewust algemeen beschreven voor de veelheid aan situaties die langs komt in de huisartsenpraktijk.

Tegelijk beperkt preventie zich niet alleen tot de Zvw en de Wlz. Zo bestaan preventieve interventies en handelingen waarbij meerdere wetten (Jeugdwet, Wmo, Zvw, Wlz) een bijdrage leveren. In de praktijk betekent dit dat er ook meerdere financieringsbronnen en inkopende partijen bij betrokken zijn. Op onze website is hier meer informatie over te vinden. Zo beschrijven we bijvoorbeeld in het standpunt 'Preventie is ook onze zorg' hoe verschillende wetten betrekking hebben op de vier vormen van preventie. Op het overheidsplatform Zorg voor Innoveren vindt u meer informatie over de verschillende zorgwetten en welke ruimte er is om te innoveren.

Bekostigen digitale zorg

De ruimte om digitale zorg in te zetten bij preventie is in wezen niet anders dan bij reguliere zorg. Volgens Zorginstituut Nederland is behandeling van risico op ziekte niet te onderscheiden van behandeling van een ziekte (Rapport – 'Preventie in de Zvw opnieuw ontleed'). In het geval van geïndiceerde preventie en zorggerelateerde preventie is er dus ook ruimte om digitale zorg te leveren en vergoed te krijgen.

Gecombineerde leefstijlinterventie (GLI)

Per zorgprestatie dient minimaal één contact tussen de zorgaanbieder en patiënt plaats te vinden. Sinds 2022 kan dit contact via een beeldverbinding zijn mits de zorgverlening zorginhoudelijk en qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met een face-to-face contact.

Goede voorbeelden

2.2 Huisartsenzorg

Het maakt niet uit of een consult digitaal, telefonisch of fysiek plaatsvindt omdat de zorgprestaties algemeen omschreven zijn. Alleen de duur van het consult maakt uit: kort, normaal of lang. Dit geldt voor een consult bij de huisarts en de praktijkondersteuner (poh-ggz).

De bekostiging van de huisartsenzorg bestaat uit drie segmenten en een aantal prestaties dat buiten de segmenten valt.

  • Segment 1 bevat prestaties met een maximumtarief om de basiszorg van de huisarts te bekostigen. Zo zijn er zorgprestaties voor consulten met de huisarts of poh-ggz. Ook is er een vast inschrijftarief per patiënt voor de financiering van overheadkosten.

  • Segment 2 is bedoeld voor de bekostiging voor een specifieke groep chronisch zieken. Het bevat bijvoorbeeld zorgprestaties met een vrij tarief om ketenzorg voor diabetes mellitus type 2, vasculair risicomanagement en COPD te bekostigen. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars kunnen afspreken om zorg voor deze aandoeningen met één prestatie en één tarief in rekening te brengen, maar dat hoeft niet. Zij zijn hiertoe niet verplicht en kunnen de zorgverlening ook met de zorgprestaties van segment 1 in rekening brengen. Het is daarnaast mogelijk om zonder contract een maximumtarief in rekening te brengen voor de meest voorkomende ketenzorgprestaties.

  • Met segment 3 kunnen (gezondheids)uitkomsten en vernieuwing van zorg geleverd in segment 1 en 2 worden beloond. De huisarts kan zorgprestaties in dit segment alleen in rekening brengen als hij/zij hierover een overeenkomst heeft met de zorgverzekeraar. In deze overeenkomst kunnen ook voorwaarden staan over de invulling van deze zorgprestatie. De prestaties in dit segment hebben een vrij tarief.

  • Overig: tot slot valt een aantal losse zorgprestaties buiten de segmenten.

Bekostigen digitale zorg

In ieder segment zijn mogelijkheden voor het bekostigen van digitale zorg.

Segment 1: Het inschrijftarief kan worden ingezet om de website te onderhouden en een online afsprakenplanner te financieren. Ook kan men in dit segment consulten op afstand declareren als reguliere consulten. In de opslag op het inschrijftarief voor inzet van poh-ggz valt onder andere de vergoeding voor begeleiding van zelfmanagementprogramma's door de poh-ggz die de huisartsenpraktijk via een vorm van e-health aanbiedt. Hierover kunnen eventueel nog aanvullende afspraken gemaakt worden met de zorgverzekeraar.

Als een consult op afstand zowel inhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met een consult in de spreekkamer, mag men een vorm van consult declareren. Bij bijvoorbeeld uitgebreider e-mailcontact kan men dus een declaratietitel kort consult, consult of lang consult declareren bij de zorgverzekeraar. Het gebruikte communicatiemiddel tussen huisarts en patiënt (face-to-face, telefoon, e-mail, persoonlijke gezondheidsomgeving etc.) doet er niet toe. Sinds 2019 zijn de consulten van de huisartsen afgestemd op digitale zorg. De poh-ggz die consulten heeft met de patiënt kan vergelijkbare prestaties declareren als de huisarts. Ook voor de poh-ggz geldt dat het communicatiemiddel met de patiënt (digitaal of niet) er niet meer toe doet.

Kortom, het maakt niet uit of een consult digitaal, telefonisch of fysiek plaatsvindt omdat de zorgprestaties algemeen omschreven zijn. Alleen de duur van het consult maakt uit: kort, normaal of lang. Dit geldt voor een consult bij de huisarts en voor een consult bij de poh-ggz.

Segment 2: Met dit segment wordt zorg rondom een specifieke groep chronisch zieken bekostigd. De ketenprestaties zijn algemeen beschreven. Hierdoor kunnen zorgaanbieders onderdelen van de ketenzorg op afstand leveren, of zelfmanagementprogramma's inzetten. Deze toepassingen van digitale zorg kunnen vergoed worden met het afgesproken tarief voor de integrale ketenprestatie (of indien van toepassing het maximumtarief).

Segment 3: In dit segment kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders aanvullende afspraken maken om toepassingen van digitale zorg te bekostigen die volgens hen van waarde zijn voor de patiënt. Zo kunnen zij via de prestatie 'Zorgvernieuwing e-health' afspraken maken over de vergoeding van of beloning voor inzet van digitale zorg binnen de geboden zorgverlening. Dit geldt voor:

  • digitale instrumenten voor zelfmanagement door de patiënt;

  • digitale behandelvormen.

Via de prestatie 'Resultaatbeloning service en bereikbaarheid' kunnen huisartsen met verzekeraars afspraken maken over beloning van zorgkwaliteit en/of kosten door een verbetering in service en bereikbaarheid. Hieronder vallen afspraken over mogelijkheden voor patiënten om digitaal afspraken te maken met de huisartspraktijk, digitaal herhaalrecepten aan te vragen of volledige telefonische bereikbaarheid.

Regionale schaarste huisartsen

In verschillende regio's in Nederland heerst een tekort aan huisartsenpersoneel om de huidige zorgvraag te beantwoorden. Een van de gevolgen hiervan is dat het voor sommige mensen in Nederland niet mogelijk is om zich in te schrijven bij een huisartsenpraktijk in de buurt. In een aantal regio's wordt dit opgelost door de inwoners digitale consulten aan te bieden bij een huisarts uit een regio waar voldoende capaciteit is. Voor sommige vragen is een fysiek bezoek aan de praktijk vereist. Ook bij een (grotendeels) digitaal georganiseerde huisarts moet dit dus altijd mogelijk zijn. Op deze manier kan digitale zorg er voor zorgen dat de basiszorg voor iedereen toegankelijk blijft, ook bij tijdelijke tekorten.

Meekijkconsult

Ook kan de huisarts de prestatie 'Meekijkconsult' gebruiken. Dit consult is bedoeld om expertise van andere zorgverleners, zoals medisch specialisten of andere experts, in te roepen om behandelbeleid te bepalen. Deze raadpleging kan zowel face-to-face als op afstand plaatsvinden. Het doel van de raadpleging is om verwijzing te voorkomen of, als dat nodig is, doelgericht te kunnen verwijzen. De huisarts blijft bij het inroepen van deze expertise de hoofdbehandelaar.

Overig

Een prestatie die valt buiten de drie segmenten is de prestatie 'Teledermatologie'. Hiermee kan de huisarts beeldmateriaal van een huidafwijking delen met een dermatoloog. De inzet van de dermatoloog die de huidafwijking beoordeelt, wordt bekostigd met een prestatie uit de tweede lijn ('Overig zorgproduct'). De huisarts bespreekt de uitslag met de patiënt.

Huisartsenposten: (triage)consult ook mogelijk op afstand

Binnen de ANW-zorg is onderscheid te maken tussen het eerste contact (de triage) en het mogelijke vervolg (consult of visite). Bij de triage wordt de zorgvraag geïnventariseerd en wordt bepaald of verder onderzoek middels een consult of visite noodzakelijk is. Voor het mogen declareren van de triage is het van belang dat de triage leidt tot een zorgadvies aan de patiënt. De wijze waarop triage plaatsvindt (via een speciale app, de telefoon of fysiek) is daarbij niet van belang. Ook het reguliere consult kan fysiek op de huisartsenpost, telefonisch en in digitale vorm (via bijvoorbeeld beeldbellen) plaatsvinden. De zorgprestaties zijn namelijk algemeen omschreven waardoor de wijze waarop de levering van zorg plaatsvindt niet uitmaakt.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Deels vrije tarieven

  • Veel maatwerkafspraken mogelijk in segment 3

  • Ruime prestatiebeschrijvingen in segment 1 en 2

  • Speciale prestaties zoals 'Teledermatologie' en 'Zorgvernieuwing e-health'

Goede voorbeelden

2.3 Medisch-specialistische zorg

Per 2023 is de zorgprestatie Telemonitoring (039133) omgezet van een registratieve zorgactiviteit naar een overig zorgproduct (ozp) met een maximumtarief dat separaat geregistreerd en gedeclareerd kan worden.

De bekostiging van medisch-specialistische zorg gebeurt met dbc-zorgproducten en overige zorgproducten. De registratie van een diagnose en zorgactiviteiten binnen een vastgestelde periode leidt tot een dbc-zorgproduct. De zorgaanbieder brengt dit in rekening bij de zorgverzekeraar of patiënt. Afhankelijk van de kosten en inhoud van het zorgtraject zijn er verschillende dbc-zorgproducten. Deze producten weerspiegelen een gemiddeld zorgtraject. Zorg die vergelijkbaar is qua prijs en zorginhoud resulteert dan in hetzelfde dbc-zorgproduct, ook als de zorgactiviteiten niet identiek zijn.

Soms is het ook mogelijk om zorgactiviteiten los te bekostigen met een overig zorgproduct. Een voorbeeld zijn ic-dagen omdat deze zich lastig in een gemiddelde laten vertalen.

De meeste dbc-zorgproducten (circa 70%) hebben een vrij tarief. Voor de overige 30% gelden maximumtarieven (of hogere max-maxtarieven).

Bekostigen digitale zorg

Zorgactiviteiten beschrijven een medische handeling en mogen dus ook geregistreerd worden indien deze zorg op afstand heeft plaatsgevonden. Zorgactiviteiten zijn namelijk vorm- en locatieonafhankelijk, tenzij dit in de regelgeving of zorgactiviteitenomschrijving beperkt wordt.

Vaak staan in de regels geen nadere voorwaarden. Over het algemeen geldt dus dat een zorgactiviteit geregistreerd mag worden als deze op afstand is uitgevoerd, mits in de omschrijving geen face-to-face contact wordt vereist.

Voor een aantal toepassingen van digitale zorg gelden in overleg met veldpartijen wel specifieke zorgactiviteiten. Het gaan dan om de volgende toepassingen.

Telemonitoring

Per 2023 is zorgprestatie telemonitoring, (039133) omgezet naar een overig zorgproduct (add-on overig) met een maximumtarief. Voorheen bestond de zorgprestatie als registratieve zorgactiviteit, waardoor deze zorg onvoldoende herkenbaar was in de declaratie en zorginkoop. Ook kon het alleen gedeclareerd worden wanneer in het subtraject naast telemonitoring ook een polikliniekbezoek of consult plaatsvond en werd geregistreerd. Dit is niet langer een eis. Omdat telemonitoring er op gericht is om reguliere consulten te vervangen of verminderen, belemmerde deze oude vorm de doelmatigheid van de zorg en het gebruik van telemonitoring.

De prestatie telemonitoring (039133) kan maximaal één keer per 120 dagen gedeclareerd worden, en declaratie vindt plaats zolang de patiënt gebruik maakt van telemonitoring. Ook wanneer er gedurende die 120 dagen tijdsintervallen zijn waarbinnen geen meting plaatsvindt, wordt de prestatie gedeclareerd.

Als bij een patiënt met meerdere (chronische) aandoeningen tegelijkertijd meerdere vormen van telemonitoring wordt gebruikt, kan dit per aandoening worden geregistreerd en gedeclareerd, mits het gaat om verschillende parameters en/of meetwaarden bij verschillende medisch specialismen.

Met deze prestatie kunnen kosten voor software, hardware en de inzet van medisch professionals worden bekostigd. Het maximumtarief is hetzelfde voor alle aandoeningen en soorten patiënten. Meer informatie is te vinden in de documenten van deze dbc-release .

Om deze zorgprestatie tot stand te laten komen, heeft veel overleg met veldpartijen plaatsgevonden. In dat proces zijn zorgvuldige afwegingen gemaakt welke registratie- en declaratiebepalingen gelden. Tegelijk is afgesproken welke zorginhoudelijke afspraken en gedetailleerde uitwerking in de door partijen opgestelde Handreiking Telemonitoring komt te staan.

Consulten op afstand

De regels voor consulten op afstand zijn sinds 2021 structureel verruimd.

  • Voor een eerste consult op afstand kan de zorgaanbieder de zorgactiviteit voor een screen-to-screen consult (190165), belconsult (190164) of schriftelijke consultatie (190167) registreren.

  • Voor een herhaalconsult op afstand kan de zorgaanbieder een van deze zorgactiviteiten voor screen-to-screen consult (190166), belconsult (190162) of schriftelijke consultatie (190163) registreren.

Voorwaarde is wel dat het consult op afstand zowel inhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met de zorgverlening tijdens een regulier polikliniekbezoek.

Intercollegiaal consult en medebehandeling

Sinds 2022 is het structureel toegestaan om, wanneer de situatie daar om vraagt, de zorgactiviteiten voor het intercollegiaal consult (190009) en medebehandeling (190017) te declareren als deze op afstand worden gegeven. Beoordeling van iedere situatie wordt gedaan door de medisch specialist, arts-assistent, verpleegkundig specialist of physician assistant.

Elektronische berichten met patiënt

In het algemeen geldt dat een zorgactiviteit pas geregistreerd mag worden als deze volledig is uitgevoerd en deze voldoet aan de omschrijving. Voor een schriftelijke consultatie betekent dit dat deze zorgactiviteit pas geregistreerd kan worden na het laatste contact van de consultatie. De verschillende (elektronische) berichten waar het schriftelijk consult uit bestaat maken samen de zorgactiviteit, en is dus bij het laatste bericht pas compleet uitgevoerd. Als een arts verspreid over meerdere dagen meerdere berichten stuurt naar een patiënt (en bijv. vrijdag is het laatste, afsluitende bericht), kunnen deze berichten samen op vrijdag als één schriftelijke consultatie worden geregistreerd.

Medisch-specialistische zorg in de thuissituatie

Steeds vaker is het mogelijk om medisch-specialistische zorg bij patiënten thuis te leveren. Dit is een goed voorbeeld van passende zorg; zorg zoveel mogelijk dichtbij de patiënt leveren en alleen in het ziekenhuis als het moet. Vandaar dat de meeste zorgactiviteiten ook locatie-onafhankelijk zijn omschreven. Voor patiënten is het fijn als zij niet steeds op en neer naar het ziekenhuis moeten. Ook kan deze ontwikkeling helpen de zorg betaalbaar te houden. Sinds 2020 is er ook een zorgprestatie (190228) die de declaratie van klinische zorg in de thuissituatie mogelijk maakt. Zo worden er sinds enkele jaren patiënten met hartfalen succesvol in de thuissituatie behandeld, waardoor deze groep niet naar een zorginstelling hoeft voor behandeling. Deze zorgactiviteit wordt enkel geregistreerd indien er sprake is van een consult dat minimaal twee keer de standaard consulttijd in beslag neemt die voor het betreffende specialisme gebruikelijk is. Hiervoor geldt een contractvereiste met de zorgverzekeraar.

Transformatiegelden uit Integraal Zorgakkoord

Zorgaanbieders kunnen aanspraak maken op transformatiegelden door in een transformatieplan aan te geven hoe zij willen bijdragen aan de transformatie richting passende zorg. Een transformatieplan wordt beoordeeld door de twee grootste zorgverzekeraars in de bewuste regio. Betaling van de transformatiegelden is gekoppeld aan het behalen van de overeengekomen resultaten, en wordt gemonitord door dezelfde twee zorgverzekeraars.

Beoordelen van diagnostiek op verzoek van de huisarts

Een medisch specialist kan op verzoek van de huisarts diagnostiek beoordelen. Dit gebeurt meestal via digitale uitwisseling van gegevens. Een medisch specialist kan bijvoorbeeld een dermatologische klacht, een ECG, holteronderzoek, inspanningsonderzoek, of longfunctieonderzoek beoordelen. Hiervoor kunnen de zorgprestaties voor eerstelijnsdiagnostiek gedeclareerd worden. Voor deze prestaties gelden vrije tarieven.

Onderlinge dienstverlening

Om de samenwerking tussen zorgaanbieders niet in de weg te staan, kan sinds 2020 onderlinge dienstverlening ook plaatsvinden tussen zorgaanbieders uit de eerste lijn en zorgaanbieders uit de tweede lijn. Ook dit is passende zorg: zorg in de eerste lijn als het kan en alleen in de tweede lijn als het moet.

Facultatieve prestatie

Sinds 2021 is er binnen de medisch specialistische zorg een aanvullende mogelijkheid voor bekostiging ingevoerd die kansen biedt voor het anders organiseren van zorg, bijvoorbeeld met digitale zorg: de facultatieve prestatie. Binnen deze prestatie kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders afspraken maken over lokale of regionale zorgvormen die lastig te bekostigen zijn met de reguliere dbc's. Over de facultatieve prestatie is september 2022 een informatiekaart gemaakt met meer informatie.

Tijdelijke verruimingen zorg op afstand

Voor een aantal specifieke situaties in de medisch specialistische zorg geldt tot nader bericht nog een tijdelijke verruiming.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Ruime prestatiebeschrijvingen

  • Grotendeels vrije tarieven

  • Max-max tarieven

  • Facultatieve prestatie

  • Speciale zorgactiviteiten voor digitale zorg

  • Transformatiegelden beschikbaar

Goede voorbeelden

2.4 Paramedische zorg

Afbeelding met Mobiele telefoon, Mobiel apparaat, tekenfilm, illustratie

Automatisch gegenereerde beschrijving

Paramedische zorgprestaties (veelal zittingen) zijn algemeen omschreven. Om deze te kunnen declareren maakt het dus niet uit of de zorg digitaal, telefonisch of fysiek plaatsvindt, mits de zorg voldoet aan de wet- en regelgeving en richtlijnen voor goede zorg. Dit biedt zorgaanbieders en –verzekeraars ruimte om keuzes en afspraken te maken over de inzet van digitale zorg.

Onder paramedische zorg vallen de sectoren fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, ergotherapie en diëtetiek. De eerste drie sectoren kennen prestaties per patiëntcontact waarbij een bedrag per prestatie (zoals een zitting) wordt gedeclareerd. Bij ergotherapie en diëtetiek worden deze in tijdseenheden per vijftien minuten gedeclareerd.

Alle prestaties in de paramedische sectoren kennen een vrij tarief en zijn veelal ruim omschreven. Zo kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders zelf verder invulling geven aan hun afspraken in die sector.

Bekostigen digitale zorg

  • Binnen bestaande zorgprestaties mogen zorgaanbieders het zorgproces veranderen door bijvoorbeeld digitale zorg in plaats van een behandeling in de praktijkruimte aan te bieden. Door de ruim omschreven zorgprestaties, zoals de algemene prestatie 'zitting', is het mogelijk om digitale zorg te declareren. In het geval dat (de voorwaarden van) een prestatiebeschrijving de declaratie van een andere manier van zorgverlening belemmert, kunnen in sommige gevallen een zorgaanbieder en zorgverzekeraar samen een facultatieve prestatie aanvragen.

Recent heeft het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) een leidraad voor het gebruik van zorg op afstand gepubliceerd. Hierin staan verschillende richtlijnen opgenomen voor het wel of niet toepassen van digitale zorg binnen een behandeling. Ook worden er besproken welke vormen van digitale zorg worden toegepast binnen de fysiotherapie, en wat er gedaan kan worden om een goede patiënt-therapeutrelatie te hebben. Voorwaarde voor het declareren van digitale zorg is altijd dat de zorg op afstand inhoudelijk vergelijkbaar is met de reguliere zorgverlening.

Kosten die zorgaanbieders maken voor digitale zorgtoepassingen mogen niet afzonderlijk in rekening gebracht worden. Deze kosten zijn inbegrepen in de tarieven van de zorgprestaties.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Vrije tarieven

  • Ruime omschrijvingen zorgprestaties

  • Facultatieve prestatie

Goede voorbeelden

2.5 Farmaceutische zorg

In de prestaties voor farmaceutische zorg staat niet hoe je de zorg precies moet leveren aan de patiënt. Dit kan dus zowel face-to-face als digitaal of telefonisch. Gesprekken die onderdeel uitmaken van de zorg hoeven dus niet aan de balie plaats te vinden om gedeclareerd te mogen worden.

Bekostiging van farmaceutische zorg gebeurt met zorgprestaties voor onder andere de verstrekking van een geneesmiddel, medicatiebeoordeling en voor farmaceutische begeleiding van een patiënt, bijvoorbeeld bij een ziekenhuisopname.

Alle zorgprestaties kennen een vrij tarief en zijn veelal ruim omschreven. Zo kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders zelf verder invulling geven aan hun afspraken in de sector.

Bekostigen digitale zorg

In de zorgprestaties van de farmaceutische zorg staat niet beschreven op welke manier de zorg geleverd moet worden. Dit mag dus fysiek in de apotheek gebeuren, maar mag ook digitaal plaatsvinden. In beiden gevallen mag de zorg gedeclareerd worden. Voorwaarde voor het declareren van de digitale zorg is wel dat de zorg op afstand inhoudelijk vergelijkbaar is met de reguliere zorgverlening.

Daarnaast is het mogelijk voor een zorgaanbieder en zorgverzekeraar om samen een facultatieve prestatie aan te vragen, wanneer (digitale) zorg aangeboden wordt die afwijkt van de prestaties zoals omschreven.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Vrije tarieven

  • Ruime omschrijvingen zorgprestaties

  • Facultatieve prestatie

Goede voorbeelden

2.6 Mondzorg

De meeste verrichtingen in de mondzorg kunnen alleen uitgevoerd worden als de patiënt fysiek aanwezig is. Wanneer de zorg, zoals omschreven in de prestatie, ook digitaal plaats kan vinden mag je hiervoor de bestaande prestatie in rekening brengen.

Bekostiging van de mondzorg vindt plaats met specifieke mondzorgprestaties. Deze hebben een maximumtarief. In de zorgprestaties (met uitzondering van beugelconsulten) staat niet de vereiste dat een patiënt fysiek aanwezig moet zijn. Echter kunnen verreweg de meeste verrichtingen in de mondzorg alleen uitgevoerd worden als de patiënt fysiek aanwezig is.

Bekostigen digitale zorg

Als het mogelijk is om de zorg zoals omschreven in de prestatie digitaal te leveren, mag hiervoor de betreffende prestatie in rekening worden gebracht. Deze zorg op afstand moet de reguliere vorm van de zorg vervangen.

In afspraak met de zorgverzekeraar kan een zorgverlener ook gebruik maken van het hogere max-maxtarief, waardoor financieel extra ruimte kan ontstaan voor het declareren van digitale zorg.

Beugelconsult op afstand

Sinds 2023 is het mogelijk om de eerder genoemde beugelconsulten ook te declareren wanneer deze 'op afstand' plaatsvinden om de voortgang van de behandeling te beoordelen. Hiervoor is de prestatie F520 opgenomen in de prestatie- en tariefbeschikking orthodontische zorg. Deze prestatie luidt in 2024 als volgt:

Een beugelconsult op afstand om de voortgang van de behandeling te beoordelen. Deze prestatie kan alleen in rekening worden gebracht indien er sprake is van directe tijd met de patiënt. Deze prestatie mag voor het eerst in rekening worden gebracht in de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de beugel is geplaatst. Ongeacht het aantal consulten per kalendermaand. Indien het beugelconsult op afstand in dezelfde kalendermaand plaatsvindt als een fysiek beugelconsult, dan valt het consult op afstand binnen de prestaties voor de fysieke beugelconsulten en mag enkel het fysieke beugelconsult in rekening worden gebracht.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Max-max tarieven

Goede voorbeelden

2.7 Geboortezorg

Afbeelding met grafische vormgeving, Graphics, ontwerp, illustratie

Automatisch gegenereerde beschrijving

Het verschilt per discipline van geboortezorg hoe de zorgprestaties omschreven zijn. De begeleiding van de zwangerschap of postnatale zorg kunnen gedeeltelijk digitaal worden geleverd. Door de algemene omschrijvingen van prestaties kunnen deze dus fysiek of digitaal worden geleverd.

Geboortezorg is de zorg voor moeder en kind rondom de zwangerschap en geboorte. Dit kan op twee manieren bekostigd worden.

  • Integrale bekostiging, bedoeld om samenwerking van zorgaanbieders in de geboortezorg makkelijker te maken en kwaliteit van zorg te verhogen. Deze integrale prestaties hebben een vrij tarief waarover zorgaanbieders en zorgverzekeraar afspraken maken.

  • Monodisciplinaire bekostiging: prestaties die specifiek gelden voor de verloskundige zorg, kraamzorg of gynaecologische zorg.

Verloskunde

Zorgprestaties in de verloskundige zorg omvatten soms een individuele handeling en soms een periode in de zwangerschap, de bevalling of de kraamperiode, zoals volledige prenatale zorg en natale verloskundige zorg. Ook zijn er zorgprestaties voor de volledige verloskundige zorg van een zwangere. De prestaties in de verloskundige zorg hebben een maximumtarief.

Kraamzorg

Zorgprestaties voor kraamzorg en partusassistentie worden per uur gedeclareerd. Aanvullend hierop zijn prestaties per inschrijving, intake en partusassistentie. Zorgprestaties in de kraamzorg hebben een maximumtarief.

Gynaecologie

Gynaecologische zorg wordt bekostigd met dbc-zorgproducten (zie medisch-specialistische zorg). Deze zorgprestaties kennen – op enkele uitzonderingen na - een vrij tarief.

Bekostiging digitale zorg

Echo's en acute zorg rondom de bevalling kunnen uiteraard alleen gegeven worden als de cliënt fysiek aanwezig is. De begeleiding van de zwangerschap of de begeleiding van de postnatale zorg kan tot op zekere hoogte wel digitaal geleverd worden. In de meeste gevallen staat in deze zorgprestaties van verloskunde en gynaecologie dan ook niet beschreven hoe de zorg geleverd moet worden. Hetzelfde geldt voor de breed omschreven integrale prestaties. Dat betekent dat de zorg ook digitaal geleverd mag worden, wanneer dat mogelijk is. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld digitale consulten georganiseerd worden.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Vrije tarieven en ruime omschrijvingen voor integrale bekostiging

  • Vrije tarieven voor gynaecologie en max-max tarieven voor eerstelijns verloskunde

  • Max-max tarieven voor kraamzorg

  • Ruime omschrijvingen verschillende zorgprestaties bij verloskunde

Goede voorbeelden

2.8 Ggz en forensische zorg

Afbeelding met tekenfilm, Mobiele telefoon, Animatie, Tekenfilm

Automatisch gegenereerde beschrijving

De ggz en forensische zorg kennen algemeen omschreven zorgprestaties, wat betekent dat de manier waarop zorg wordt geleverd niet is voorgeschreven. Dit betekent dat de zorg zowel fysiek als digitaal geleverd kan worden. Het wordt hiermee mogelijk gemaakt om op vele manieren digitale zorg aan te bieden, mits het tarief onder het maximumtarief blijft.

Zorgprestatiemodel sinds 2022

Vanaf 2022 werken de ggz en forensische zorg met een nieuwe bekostiging: het zorgprestatiemodel. De zorgprestaties weerspiegelen de daadwerkelijk geleverd zorg.

Met dit nieuwe model is afscheid genomen van de dbc's en zzp's in de gespecialiseerde ggz, de dbbc's in de forensische zorg en de prestaties in de generalistische basis-ggz. In plaats daarvan zijn consulten gekomen. Consulten zijn er in verschillende tijdseenheden ('vanaf x minuten'). De consulten maken geen onderscheid in hoe de zorg geleverd wordt, fysiek of digitaal. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen een fysiek of digitaal consult. Dit betekent dat het mogelijk is om op veel manieren digitale zorg aan te bieden. Het tarief moet hierbij onder het maximumtarief blijven. In afspraak met de zorgverzekeraar kan een zorgverlener ook gebruik maken van het hogere max-maxtarief.

Asynchrone digitale zorg

Ook e-mail of chatcontact is te declareren binnen het Zorgprestatiemodel. Dit noemen we asynchrone digitale zorg. De zorgaanbieder registreert per patiënt één consult per dag op basis van de totale tijd besteed aan het contact met de patiënt op verschillende momenten van die dag. Deze totale tijd op een dag mag dus onderbroken zijn.

Facultatieve of innovatieve prestatie

Naast het bekostigen van digitale zorg binnen de reguliere prestaties, is het mogelijk voor een zorgaanbieder en zorgverzekeraar om samen een facultatieve of innovatieve prestatie aan te vragen als de zorg niet past binnen de bestaande prestatiestructuur. Voorbeelden van digitale zorg waarvoor nu facultatieve prestaties zijn goedgekeurd, zijn Superbrains en Goalie. Dit zijn apps binnen de behandeltraject worden ingezet.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Max-max tarieven

  • Ruime omschrijvingen zorgprestaties

  • Facultatieve prestatie

Goede voorbeelden

2.9 Langdurige zorg

Afbeelding met tekenfilm, schermopname, illustratie

Automatisch gegenereerde beschrijving

Wonend in een zorginstelling: Het (dag)tarief behorende bij een zorgzwaartepakket (zzp) of volledig pakket thuis (vpt) kan je naar eigen inzicht besteden, dus ook aan digitale zorg.

Thuiszorg: Telefonisch of digitaal contact mag je ook als direct contact declareren, hierbij geldt dus hetzelfde uurtarief. Daarnaast mag je per maand per cliënt in totaal maximaal 6,5 uur declareren voor thuiszorgtechnologie tegen het afgesproken tarief voor verpleging, persoonlijke verzorging of begeleiding. Toezicht op cliënten valt hier ook onder.

Cliënten die verpleging en verzorging nodig hebben kunnen deze zorg thuis krijgen of gaan wonen bij een zorgaanbieder. Deze zorg valt onder de Wlz of (in het geval van wijkverpleging; zie aldaar) de Zvw. Voor de Wlz-zorg heeft een cliënt een indicatie van het CIZ nodig in de vorm van een zorgprofiel.

Wonen in een instelling

Het declareren van Wlz-zorg in een instelling gebeurt op basis van zorgzwaartepakketten (zzp). Een zzp heeft een beleidsregelwaarde per dag. De zorgkantoren en zorgaanbieders komen in de inkoop tot de definitieve prijs (tarief).

De langdurige ggz en gehandicaptenzorg kennen eenzelfde bekostigingssystematiek.

Thuiswonend

In de Wlz gebeurt de bekostiging van zorg thuis via het modulair pakket thuis (mpt), het volledig pakket thuis (vpt) of via een persoonsgebonden budget. Voor het mpt en vpt zijn prestaties vastgesteld met beleidsregelwaardes per uur, per dagdeel of per dag.

Bekostigen digitale zorg

Wonen in een instelling

Zorgaanbieders kunnen het afgesproken dagtarief voor Wlz-zorg in een instelling naar eigen inzicht besteden. Ze kunnen een deel ervan inzetten voor digitale toepassingen voor hun cliënten zoals slimme sensoren die de beweegruimte van cliënten vergroten. Daarnaast kan een instelling met het zorgkantoor afspraken maken over een hoger tarief voor de inzet van digitale zorg. Voorwaarde is wel dat het afgesproken tarief onder de beleidsregelwaarde blijft.

Thuiswonend

In de Wlz kan de zorgaanbieder direct contact met de cliënt in de thuissituatie bekostigen via het uurtarief. Deze prestaties gelden ook voor contacten via beeldscherm en telefonische contacten.

Aanvullende vergoeding voor thuiszorgtechnologie

Sinds 2020 is de aanvullende vergoeding voor het inzetten van thuiszorgtechnologie verruimd. Deze vergoeding kan gedeclareerd worden bovenop de uren voor (verplaatste) directe contacttijd, waarbij het niet uit maakt welke vorm van thuiszorgtechnologie ingezet wordt. Zorgkantoor en zorgaanbieder bepalen samen welke thuiszorgtechnologie, zowel software als hardware, voor welke cliënt wordt ingezet. De totaal declareerde zorg (inclusief thuiszorgtechnologie) moet wel binnen de Wlz-aanspraak vallen. Een voorbeeld is het inzetten van digitaal toezicht op afstand in de thuissituatie die het langer thuis wonen mogelijk maakt. Ook de kosten van de inzet van een deskundige die met thuiszorgtechnologie op afstand meekijkt, valt onder deze aanvullende vergoedingsmogelijkheid. Ook valt te denken aan kosten zoals:

  • Aanschaf/huur, installatie, (preventief) onderhoud en storingsonderhoud van het digitale middel;

  • Beschikbaarheid van de achterwachtfunctie;

  • Telefonische controles in geval van falen van apparatuur;

  • Verwerken van uitgiften en signaleringen;

  • Abonnementsgelden.

Per cliënt die door middel van thuiszorgtechnologie zorg ontvangt op basis van een modulair pakket thuis (mpt), kan een instelling in totaal maximaal 6,5 uur per maand declareren tegen maximaal het afgesproken tarief van de prestatie persoonlijke verzorging (H138) of begeleiding (H306) of verpleging (H139). Let op! Dit zijn aparte prestatiecodes voor thuiszorgtechnologie.

Ook kan overeengekomen worden met de zorgaanbieder bijvoorbeeld hardware niet te vergoeden, als een patiënt hier al over beschikt (zoals een mobiele telefoon of tablet). Onder de wettelijke aanspraak van de Wlz valt ook het toezicht op cliënten. Dit betekent dat de mogelijkheid voor een extra vergoeding ook geldt voor deze zorgactiviteit.

Zorgaanbieders maken gebruik van de ruimte die dag- of uurtarieven bieden om keuzes te maken voor een goede inzet van middelen. Voor zorg thuis kunnen zorgaanbieders gebruik maken van de prestaties voor thuiszorgtechnologie.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Aanvullende vergoeding thuiszorgtechnologie verruimd en vereenvoudigd

  • Ruime prestatiebeschrijvingen

  • Zorg op afstand mogelijk met directe contacttijd

Goede voorbeelden

2.10 Wijkverpleging

Afbeelding met tekenfilm, computer, Tablet, multimedia

Automatisch gegenereerde beschrijving

Directe zorglevering op afstand mag als directe contacttijd gedeclareerd, hierbij geldt dus hetzelfde uurtarief. Daarnaast mag je per maand per cliënt maximaal 6,5 uur declareren voor thuiszorgtechnologie tegen het afgesproken tarief voor verpleging en/of persoonlijke verzorging. Hiervoor geldt wel een contractvoorwaarde met de zorgverzekeraar. Begeleiding van en toezicht op cliënten zijn niet van toepassing in de Zvw. Bovendien is er binnen het experiment cliëntprofielen verpleging en verzorging veel ruimte om afspraken te maken over digitale zorgtoepassingen.

Bekostiging wijkverpleging algemeen

Cliënten die verpleging en verzorging nodig hebben kunnen deze zorg in instellingen ontvangen op basis van de Wlz, of thuis op basis van de Wlz of Zvw. Hier gaan wij in op verpleging en verzorging thuis op basis van de Zvw, oftewel de wijkverpleging.

Uitgangspunt: digitale zorg, tenzij

De sector heeft in 2022 definitief het principe 'digitale zorg, tenzij' omarmt voor de wijkverpleging. Technologie wordt ingezet waar het kan tenzij dat (nog) niet kan, bijvoorbeeld vanwege de context van de individuele cliënt die niet in staat is zorg via de digitale weg te ontvangen. Het is aan de wijkverpleegkundige in samenspraak met de cliënt om dit te bepalen of digitale zorg passend is.

Met de regelgeving verpleging en verzorging zorgen we voor financiële prikkels om de toepassing van zorgtechnologie aantrekkelijker te maken en onbedoelde financiële belemmeringen weg te nemen.

Bekostigen digitale zorg

Naast het experiment is het mogelijk om gebruik te maken van de ruimte in de reguliere bekostiging met uurtarieven. Ook deze bekostiging biedt ruimte voor afspraken over inzet van digitale zorg. Zorg via beeldschermcommunicatie of telefonisch maken ook onderdeel uit van het uurtarief voor directe contacttijd met een patiënt.

Aanvullende vergoeding voor thuiszorgtechnologie

Sinds 2020 is de aanvullende vergoeding voor het inzetten van thuiszorgtechnologie verruimd. Deze vergoeding kan gedeclareerd worden bovenop de uren voor directe contacttijd, waarbij het niet uit maakt welke vorm van thuiszorgtechnologie ingezet wordt. Voor deze aanvullende vergoeding geldt een contractvereiste. Zorgaanbieder en zorgverzekeraar bepalen samen welke thuiszorgtechnologie, zowel software als hardware, voor welke patiënt wordt ingezet. Een voorbeeld zijn sensoren in de thuissituatie die het langer thuis wonen mogelijk maakt.

De kosten voor de inzet van een deskundige die met thuiszorgtechnologie op afstand meekijkt, vallen ook onder deze aanvullende vergoedingsmogelijkheid. Tevens valt te denken aan kosten zoals:

  • Aanschaf/huur, installatie, (preventief) onderhoud en storingsonderhoud van het digitale middel;

  • Beschikbaarheid van de achterwachtfunctie;

  • Telefonische controles in geval van falen van apparatuur;

  • Verwerken van uitgiften en signaleringen;

  • Abonnementsgelden.

Per patiënt die door middel van thuiszorgtechnologie zorg ontvangt, kan maximaal 6,5 uur per maand tegen maximaal het afgesproken tarief van verpleging en/of persoonlijke verzorging worden gedeclareerd. Directe contacttijd die nodig is bij thuiszorgtechnologie kan via de reguliere prestaties gedeclareerd worden. Ook kan overeengekomen worden om bijvoorbeeld hardware niet te vergoeden, als de patiënt hier al over beschikt (zoals een mobiele telefoon of tablet).

Prestatie 'beloning op maat'

Daarnaast biedt de prestatie 'beloning op maat' ruimte om samen op lokaal niveau afspraken te maken over het belonen van innovatie, kwaliteit en uitkomsten van zorg of naar de bediende populatie van de zorgaanbieder. Zo kan men bijvoorbeeld een extra beloning afspreken omdat een aanbieder patiënten op afstand monitort. Voordeel van deze prestatie is dat deze een vrij tarief kent. Ook voor deze aanvullende vergoeding geldt een contractvereiste.

Mogelijkheden gebruik contractering shared savings en shared benefits

In de contractering is het mogelijk om gebruik te maken van afspraken over digitale zorg via shared savings en shared benefits (SS/SB). Met SS/SB afspraken is het mogelijk om digitale zorg in de wijkverpleging te stimuleren. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars maken gezamenlijk afspraken over de inzet van digitale zorg bij cliënten. Hierbij komen de besparing of winsten door de inzet van digitale zorg thuis ten opzichte van de reguliere zorg ter beschikking van de zorgaanbieder en zorgverzekeraar.

In de praktijk kan er vervolgzorg (bijvoorbeeld een spoedopname in het ziekenhuis) worden voorkomen door de inzet van digitale zorg in de thuisomgeving. In dit soort gevallen kunnen afspraken het mogelijk maken dat de besparing door het voorkomen van vervolgzorg terugvloeit naar de zorgaanbieder binnen de wijkverpleging. Zo wordt de besparing die zich voordoet bij de zorgverzekeraar in de praktijk gedeeld met de zorgaanbieders die verantwoordelijk zijn voor de besparingen. Deze contractinnovatie stimuleert de doelmatigheid binnen de wijkverpleging, omdat bij gelijke patiëntuitkomsten de sector meeprofiteert van de lagere kosten van geleverde zorg.

Besparing in de vorm van beschikbare uren van personeel bij zorgaanbieders kunnen aan andere cliënten besteed worden. Ook kunnen zorgaanbieders met zorgverzekeraars afspraken maken over de financiële besparing die de inzet van digitale zorg oplevert. Zorgaanbieders kunnen dan een deel van de besparing (of winsten) zelf houden en (mogelijk) besteden aan het verbeteren van digitale zorg in de wijkverpleging.

Tips voor het gebruik van shared savings en shared benefits voor zorgaanbieders

  • Begin niet te groot. Begin als zorgaanbieder met een beperkt aantal cliënten en kijk of de contractafspraken leiden tot de gewenste effecten. Hierdoor wordt het risico beperkt.

  • Stel samen met de zorgverzekeraar een businesscase op, waarbij duidelijk wordt hoe de besparing en winsten verdeeld worden.

  • Schaal op als dat wenselijk en mogelijk is. Rol deze contractafspraken uit naar andere zorgverzekeraars. Hier kan ook weer begonnen met beperkte omvang van de afspraak.

Extra ruimte voor digitale zorg

  • Aanvullende vergoeding thuiszorgtechnologie verruimd en vereenvoudigd

  • Ruime prestatiebeschrijvingen

  • Vrije tarieven voor een aantal prestaties wijkverpleging

  • Experiment cliëntprofielen verpleging en verzorging biedt veel vrijheid

  • Mogelijkheid gebruik shared savings en shared benefits

Goede voorbeelden

In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben Vilans en Significant Public een rapport opgesteld met dertien tijdbesparende zorgtechnologieën. In dit rapport wordt ingegaan op de effecten en aandachtspunten van deze zorgtechnologieën die potentie hebben of bewezen tijd besparen.

2.11 Medische applicaties

Afbeelding met tekenfilm, Tablet, tekst, computer

Automatisch gegenereerde beschrijving

Mensen gebruiken steeds vaker applicaties (hierna: apps) om hun gezondheid of leefstijl in kaart te brengen of als ondersteuning bij een ziekte. Een app is een medisch hulpmiddel wanneer deze door een fabrikant is ontwikkeld om een diagnose te stellen, ziekten of gebreken te voorkomen of te behandelen. De fabrikant van zo'n app is verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en veiligheid ervan; het toezicht ligt bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

In alle zorgsectoren worden apps gebruikt. Sommigen ondersteunen de bedrijfsvoering, sommigen worden gebruikt om te communiceren, anderen spelen een directe rol in de zorglevering. Afhankelijk van wat de app doet of waar deze wordt gebruikt, valt deze onder verschillende regels. Dit is van invloed op hoe de app bekostigd of gedeclareerd kan worden.

Wanneer is een app een medisch hulpmiddel?

De wet op de Medische Hulpmiddelen heeft een brede definitie van medische hulpmiddelen. Medische hulpmiddelen zijn producten die gebruikt worden bij het voorkomen, het diagnosticeren, de behandeling en de ondersteuning van een ziekte of beperking/handicap. Door deze brede definitie zijn zaken als hoortoestellen, operatiematerialen en bloeddrukmeters allemaal medische hulpmiddelen. Software, zoals een app, kan ook een medisch hulpmiddel zijn als de fabrikant het gemaakt heeft om therapeutisch of diagnostisch te gebruiken. Als software nodig is voor de goede werking van een medisch hulpmiddel, is de software zelf ook een medisch hulpmiddel (hierna: een medische app). Bijvoorbeeld een app voor thuismonitoring van patiënten met hartfalen. Bij het bepalen of iets een medisch hulpmiddel is, maakt het niet uit waar de patiënt, cliënt of zorgaanbieder het hulpmiddel gebruikt.

Hoe wordt een medische app bekostigd?

Het is belangrijk dat een patiënt of cliënt of burger de juiste zorg krijgt. Omdat zorgprestaties veelal functioneel omschreven worden, staat doorgaans omschreven welk soort zorg geleverd moet worden, niet hoe de geleverd moet worden. Als een medisch hulpmiddel gebruikt wordt als onderdeel van zorglevering, staat in onze regelgeving vaak geen bepaling of dat een medische hulpmiddel digitaal of analoog moet zijn. Dat betekent dat als een medische app een functie vervult die eerder analoog werd vervuld, deze op dezelfde manier vergoed en betaald kan worden.

Voor alle zorg, dus ook die door medische apps geleverd of ondersteund wordt, geldt voor alle sectoren dat deze moet voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk om gedeclareerd te mogen worden. Als een medische app voldoet aan de stand van wetenschap en de praktijk, geldt dat dit hulpmiddel op dezelfde manier gefinancierd wordt als de eerder bestaande zorglevering. Wanneer deze norm niet van toepassing is, kan er sprake zijn van eenzelfde financiering wanneer het medisch hulpmiddel in het vakgebied wordt gezien als effectieve en veilige zorg volgens het Besluit zorgverzekering.

Met zorg bedoelen we hier specifiek geneeskundige zorg zoals beschreven in het besluit zorgverzekering en zorg zoals beschreven in artikel 3.1 van de wet langdurige zorg. Dit omvat onder andere zorg zoals huisartsen en medisch-specialisten die plegen te bieden, en zorg als onderdeel van verblijf in een Wlz-instelling.

Medisch-specialistische zorg

Een medisch specialist kan een medisch hulpmiddel voorschrijven. Dit kan dus ook het gebruik van een medische app zijn. Hiervoor moet wel minimaal aan één van de volgende voorwaarden worden voldaan:

- Vervanging van het hulpmiddel valt onder verantwoordelijkheid van een medisch-specialist;

- het heeft een achterwachtfunctie onder verantwoordelijkheid van een medisch-specialist;

- bij falen van het medisch hulpmiddel is spoedeisende hulp vanuit het ziekenhuis nodig.

Zorginstituut Nederland heeft bepaald dat medische hulpmiddelen die gebruikt worden buiten de behandelkamer ook onder geneeskundige zorg kunnen vallen. Indien de medische app een deel van de zorg vervangt, kan dezelfde methode van financiering als de 'oude' zorg gebruikt worden. Bekostiging loopt dan dus via de bestaande prestaties en tarieven, waarover het ziekenhuis en de zorgverzekeraar onderling afspraken maken. Dit houdt in dat het hulpmiddel onderdeel is van het totaalpakket aan geneeskundige zorg en dat de vergoeding verwerkt is in de tarieven van diagnose behandel combinaties (dbc's) of overige zorgproducten (ozp's).

Een voorbeeld van de toepassing van medische apps binnen de medisch-specialistische zorg is het gebruik van telemonitoring. Chronische hartpatiënten kunnen meetapparatuur zoals een digitale bloeddrukmeter, weegschaal of ecg-monitor mee naar huis krijgen na operatie in het ziekenhuis. De meetgegevens worden naar de behandelaar(s) verstuurd, waar deze automatisch worden geëvalueerd en geïntegreerd in het zorgsysteem van de behandelaar(s). De gegevens worden naar de patiënt teruggekoppeld via een app. Zorgverlener en patiënt hebben naast de fysieke polikliniekbezoeken ook gepland en ongepland contact via een beeldverbinding. Voor registratie en declaraties kunnen de bestaande zorgactiviteiten voor telemonitoring en consultatie op afstand worden gebruikt.

Langdurige zorg

De medische hulpmiddelen worden in de langdurige zorg, en dus ook medische apps worden veelal vergoed op basis van de Wlz. Ze worden bekostigd via de prestaties en tarieven die voor de cliënt van toepassing zijn, zoals de zorgzwaartepakketen (zzp), modulair pakket thuis (mpt), en volledig pakket thuis (vpt). De zorgaanbieder kan hierover afspraken maken met het zorgkantoor.

Een voorbeeld van het gebruik van medische apps binnen de langdurige zorg is zorgrobot Tessa. Deze zorgrobot vergroot de zelfredzaamheid van cliënten door ingeplande herinneringen maar ook berichten van zorgverleners en mantelzorgers voor te lezen. Zij kunnen deze met een app naar de robot sturen. De inzet van de robot en bijbehorende applicatie kan gedeclareerd worden via de zorgprestaties 'thuiszorgtechnologie'.

Eerstelijnszorg

Medische apps die worden ingezet tijdens een behandeltraject van een patiënt zijn onderdeel van de geneeskundige zorg. Bekostiging verloopt dan via de bestaande prestaties en tarieven van de sector waarin de app wordt ingezet. In veel sectoren kunnen zorgaanbieder en zorgverzekeraar afspraken maken over de hoogte van tarieven. Via zulke afspraken kan een investering in een nieuwe app vergoed worden.

Een voorbeeld hiervan is online fysiotherapie. Via apps, die aangesloten zijn op fysiotherapie praktijken, kunnen patiënten of cliënten video's van oefeningen bekijken en nadoen. De fysiotherapeut selecteert huiswerkoefeningen in het systeem die ze thuis met behulp van de app (of op de computer) kunnen uitvoeren. Soms kun patiënten via het platform ook beeldbellen met de fysiotherapeut voor vragen en coaching.


Hulpmiddelenzorg

Hulpmiddelen die onder de functionele beschrijvingen in artikel 2.6 van de regeling zorgverzekering vallen, omvatten bijvoorbeeld een hoortoestel of een digitale glucosemeter. Deze digitale glucosemeter maakt het mogelijk om bloedsuikerwaarden snel en accuraat te meten zonder dat hiervoor een vingerprik nodig is. De sensor op de bovenarm van de gebruiker zorgt ervoor dat de waarden kunnen worden afgelezen in een app op een smartphone of via een speciale reader. Daarnaast kunnen deze waarden ook direct worden teruggekoppeld aan de praktijk van de behandelend arts.

De vergoeding van de hulpmiddelenzorg in dit artikel kan door de minister van Volksgezondheid worden gewijzigd. De NZa stelt voor deze groep hulpmiddelen geen zorgprestaties of tarieven vast.

Overzicht bekostiging

Het overzicht biedt een eerste handvat bij het bepalen van welke bekostiging van toepassing kan zijn voor een (digitaal ondersteund) hulpmiddel.

National eHealth Living Lab: nieuw internationale standaard helpt het kaf van het koren te scheiden

Recent is er internationale kwaliteitsstandaard voor gezondheidsapps ontwikkeld. Deze nieuwe standaard, genaamd de ISO 82304-2, Health and wellness apps – Quality and reliability, heeft als doel om de effectiviteit en betrouwbaarheid van een app te kunnen evalueren. Hiermee wordt transparant gemaakt wat het voordeel is van het gebruiken van een app voor de gezondheid van de gebruiker. Dit zorgt ervoor dat effectieve apps een regulier onderdeel van de zorg kunnen worden.Analoog aan het energielabel biedt de nieuwe standaard ook een label voor gezondheidsapps waarmee de consument snel ziet waar de app voor bedoeld is, en hoe goed hij scoort op belangrijke zaken als veiligheid, gebruiksgemak, databeveiliging en robuustheid.

Goede voorbeelden

Naar boven