nummer: 14/949/TA
betreft: [klager] datum: 25 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 6 maart 2014 van de, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juni 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker. Als toehoorder was aanwezig mevrouw
mr. E.W. Bevaart, werkzaam bij de Raad.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. afdelingsarrest (OV 2013/118);
b. het niet mogen bellen met klagers advocaat (OV 2013/130)
c. de omstandigheid dat informatie op een inbeslaggenomen usb-stick, niet is overgezet naar een andere usb-stick die klager mocht meenemen bij zijn overplaatsing.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder a. en heeft het beklag onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagrechter heeft geen oordeel gegeven over het beklag
onder c.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a:
Het aan klager op 21 augustus 2013 opgelegde afdelingsarrest heeft één dag geduurd. Echter, aansluitend, op 22 augustus 2013, heeft klager een ‘rode kaart’ gekregen, hetgeen een vorm van afdelingsarrest is. Het afdelingsarrest en de ‘rode kaart’ hebben
in totaal tien dagen geduurd. Derhalve moet klager ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag. De maatregel is disproportioneel en onredelijk. Klager was de tijd vergeten en heeft zich vijf minuten te laat gemeld voor de urinecontrole. In plaats van
klager toch te laten plassen, is meteen afdelingsarrest opgelegd, dit terwijl klager geen drugs gebruikt. Andere patiënten zijn wel eens een half uur te laat bij de urinecontrole verschenen, maar mochten wel alsnog plassen. Het beklag dient gegrond te
worden verklaard en aan klager moet een tegemoetkoming worden toegekend.
Ten aanzien van het beklag onder b:
Klager had aan het personeel meegedeeld dat hij zijn advocaat wilde bellen. Een personeelslid stond op het punt klager een telefoon aan te reiken, toen een ander personeelslid zei dat klager niet mocht bellen. Hij heeft uiteindelijk niet mogen bellen.
Er bestonden geen gegronde redenen klager het bellen met zijn advocaat te weigeren.
Ten aanzien van het beklag onder c:
De klacht bestaat eigenlijk uit twee onderdelen: 1. informatie die op een (van de inrichting geleende) usb-stick stond, is niet overgezet naar een andere usb-stick die klager mee mocht nemen bij zijn overplaatsing; 2. klagers eigen usb-stick, die door
de inrichting voor hem werd bewaard, is vermist. Er bestaat geen bezwaar tegen als de beroepscommissie het beklag onder c terugwijst naar de beklagcommissie.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a:
Een ‘rode kaart’ is een vorm van afdelingsarrest, waarbij een patiënt alleen onder begeleiding de afdeling mag verlaten. Uit de beschikking blijkt niet hoe lang het afdelingsarrest heeft geduurd. De maatregel is opgelegd, omdat klager zich te laat
heeft
gemeld voor de urinecontrole. Hij had vier uur de tijd gekregen om urine te produceren en heeft zich pas na vier uur en vijf minuten gemeld voor het afgeven van urine. Dit is te laat. Er moet ergens een grens worden getrokken. In dergelijke gevallen
wordt een maatregel opgelegd om te bezien hoe de patiënt zich gedraagt.
Ten aanzien van het beklag onder b:
Klager is niet beperkt in zijn mogelijkheden te bellen naar zijn advocaat.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 57, eerste lid, van de Bvt staat tegen een beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 van de Bvt – afdelingsarrest –
beklag open nadat deze een week heeft geduurd. Op 21 augustus 2013 is aan klager een maatregel van afdelingsarrest – inhoudende dat hij de afdeling in het geheel niet mocht verlaten – opgelegd. De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat deze
maatregel op 22 augustus 2013 is omgezet in een ‘rode kaart’, hetgeen inhoudt dat klager alleen onder begeleiding de afdeling mocht verlaten. Nu namens de inrichting ter zitting is meegedeeld dat een ‘rode kaart’ een vorm van afdelingsarrest is en uit
de beschikking waarbij de ‘rode kaart’ is gegeven blijkt dat artikel 33 van de Bvt de grondslag voor die maatregel is geweest, gaat de beroepscommissie ervan uit dat de ‘rode kaart’ moet worden aangemerkt als een maatregel tot beperking van de
bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 van de Bvt. Ter zitting heeft klager gesteld dat de beide maatregelen in totaal tien dagen hebben geduurd en van de kant van de inrichting is deze stelling niet betwist. De beroepscommissie gaat er derhalve
van uit dat klager in totaal tien dagen – waarvan één dag op grond van het op 21 augustus 2013 opgelegde afdelingsarrest en negen dagen op grond van de op 22 augustus 2013 gegeven ‘rode kaart’ – in zijn bewegingsvrijheid beperkt is geweest. Nu beide
maatregelen voor hetzelfde feit zijn opgelegd, tellen zij beide mee voor de totale duur van het afdelingsarrest.
Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 57, eerste lid, van de Bvt is klager in zoverre ontvankelijk in het beklag.
De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat klager op 21 augustus 2013 om 17.00 uur een urinecontrole is aangezegd en dat hij niet binnen vier uur na aanzegging daarvan urine heeft afgegeven. Nu klager de regels heeft overtreden waardoor op dat
moment niet ondenkbaar was dat klager drugs had gebruikt, acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat het, in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, noodzakelijk was klager op 21 augustus 2013
afdelingsarrest op te leggen. De beslissing van 21 augustus 2013 kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. De omstandigheid dat klager zich slechts vijf minuten te laat heeft gemeld voor de urinecontrole kan aan het vorenstaande
niet afdoen. Een dag later, op 22 augustus 2013, is beslist bovengenoemde maatregel om te zetten in een ‘rode kaart’ als vervolgstap. Gelet op de reden voor de eerdere oplegging van het afdelingsarrest, kan ook de beslissing tot deze maatregel niet als
onredelijk of onbillijk worden beschouwd. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Nu klager zijn beklag in beroep onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden
dat
klager (zonder gegronde reden) is geweigerd te bellen met zijn advocaat. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden bevestigd.
Ten aanzien van het beklag onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. Tijdens het rogatoire verhoor van 17 januari 2014 door de voorzitter van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel heeft klager naar voren gebracht dat hij zijn advocaat
wilde bellen – beklag onder b. – in verband met de inbeslagneming van een usb-stick die hij van de inrichting had geleend. Voorts heeft klager tijdens dat verhoor naar voren gebracht dat de informatie op de inbeslaggenomen usb-stick, anders dan is
toegezegd, niet is overgezet op de usb-stick die hij bij zijn overplaatsing naar De Rooyse Wissel heeft meegekregen. De beroepscommissie begrijpt op basis van hetgeen klager ter zitting heeft aangevoerd, dat zijn klacht over het niet mogen bellen,
samenhangt met zijn klacht over de usb-stick. Nu de beklagrechter niet op het beklag onder c. heeft beslist en de beroepscommissie nader feitelijk onderzoek en nadere inlichtingen van het hoofd van de inrichting noodzakelijk acht, zal de
beroepscommissie het beklag in zoverre verwijzen naar de beklagcommissie.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake het beklag onder a, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart het beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verwijst het beklag onder c. naar de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek, opdat daarop alsnog kan worden beslist.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en prof. Dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 25 juli 2014
secretaris voorzitter