Beleidsregel
Op grond van artikel 2a, eerste lid van het Boetebesluit
socialezekerheidswetten wordt de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden
verweten, beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de betrokkene zijn verplichting
had moeten nakomen. Hierbij hanteert de SVB de volgende stelregels.
Er is
geen sprake van verminderde verwijtbaarheid in de volgende gevallen:
- Een uitkeringsgerechtigde begrijpt de inhoud van de correspondentie van
de SVB niet, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Van de
uitkeringsgerechtigde mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de betekenis
hiervan.
- Een uitkeringsgerechtigde is langere tijd niet in staat zijn
belangen te behartigen. Van de uitkeringsgerechtigde mag worden gevergd dat hij ervoor zorgt
dat een ander zijn zaken regelt. Laat hij dit na, dan is er geen sprake van verminderde
verwijtbaarheid.
Voor het bepalen van de hoogte
van de boete hanteert de SVB tevens onderstaande uitgangspunten om te bepalen of er sprake
is van volledige verwijtbaarheid:
- De SVB deelt bij
de toekenning van een uitkering aan de gerechtigde mee welke feiten en omstandigheden hij
spontaan aan de SVB moet melden. De SVB gaat er dan ook, tenzij bijzondere omstandigheden op
het tegendeel wijzen, steeds van uit dat het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kan zijn
dat deze feiten en omstandigheden van invloed kunnen zijn op de uitkering.
- Van een uitkeringsgerechtigde kan een redelijke inspanning worden gevergd om op de
hoogte te raken van feiten en omstandigheden bij anderen die van invloed kunnen zijn op zijn
uitkering (bijvoorbeeld omstandigheden van een uitwonend kind). Het enkele feit dat die
ander de uitkeringsgerechtigde niet spontaan van een relevante omstandigheid op de hoogte
heeft gesteld, impliceert niet dat het niet melden daarvan niet of slechts in verminderde
mate aan de uitkeringsgerechtigde kan worden verweten.
De SVB leidt uit artikel 2a, tweede lid van het Boetebesluit
socialezekerheidswetten af dat in de volgende gevallen in ieder geval verminderde
verwijtbaarheid aanwezig is:
- De betrokkene
verkeerde op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen in onvoorziene en
ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem
weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan zijn verplichting te voldoen,
maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de
informatie niet tijdig of volledig aan de SVB is verstrekt. Te denken valt aan een ernstige
ziekte of het overlijden van de partner of kinderen van de betrokkene, onvoorzien ontslag,
faillissement of het weglopen van een kind.
- De betrokkene verkeerde in
een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen.
Hiervan is sprake als de betrokkene vanwege zijn geestelijke toestand kortstondig
administratief onbekwaam is.
- De betrokkene heeft wel inlichtingen
verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van
omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen
verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd. De SVB neemt geen verminderde
verwijtbaarheid aan als de betrokkene de inlichtingen heeft verstrekt in het kader van een
controle van de SVB.
De SVB acht voorts
verminderde verwijtbaarheid aanwezig als er sprake is van een samenstel van omstandigheden
die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel
dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
De SVB acht in het geheel
geen verwijtbaarheid aanwezig als:
- het niet nakomen
van een verplichting niet aan de belanghebbende kan worden verweten omdat hij op het moment
dat hij aan zijn verplichting moest voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste
omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende
feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichtingen te voldoen. Te denken valt aan een
plotselinge ziekenhuisopname van de belanghebbende.
- de betrokkene
binnen vier weken nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan die hij had moeten melden
aan de SVB, bericht van de SVB ontvangt waaruit hij kan afleiden dat de SVB al van de
wijziging op de hoogte is. Betrokkene kan er dan in redelijkheid van uitgaan dat het niet
meer nodig is de SVB op de hoogte te stellen.
De
SVB legt voorts op grond van artikel 12, derde lid MKOB geen boete op als betrokkene
onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een wijziging van omstandigheden niet
onverwijld meldt, maar uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat de
SVB de overtreding constateert.
Grondslag
De tekst van de beleidsregels Awb en de beleidsregels Overige onderwerpen is afgesloten naar de stand van de wetgeving en de jurisprudentie op 1 november 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (het deel AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en het deel Internationaal) is niet aangepast.
artikel 2a, eerste en tweede lid Boetebesluit socialezekerheidswetten
Besluit beleidsregels SVB 2014