Onderwerp: Bezoek-historie

Het bepalen van de mate van verwijtbaarheid (SB1244)
Geldigheid:14-05-2014 t/m 14-01-2015Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van artikel 2a, eerste lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten wordt de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de betrokkene zijn verplichting had moeten nakomen. Hierbij hanteert de SVB de volgende stelregels.

Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid in de volgende gevallen:

  • Een uitkeringsgerechtigde begrijpt de inhoud van de correspondentie van de SVB niet, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Van de uitkeringsgerechtigde mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de betekenis hiervan.
  • Een uitkeringsgerechtigde is langere tijd niet in staat zijn belangen te behartigen. Van de uitkeringsgerechtigde mag worden gevergd dat hij ervoor zorgt dat een ander zijn zaken regelt. Laat hij dit na, dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

Voor het bepalen van de hoogte van de boete hanteert de SVB tevens onderstaande uitgangspunten om te bepalen of er sprake is van volledige verwijtbaarheid:

  • De SVB deelt bij de toekenning van een uitkering aan de gerechtigde mee welke feiten en omstandigheden hij spontaan aan de SVB moet melden. De SVB gaat er dan ook, tenzij bijzondere omstandigheden op het tegendeel wijzen, steeds van uit dat het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed kunnen zijn op de uitkering.
  • Van een uitkeringsgerechtigde kan een redelijke inspanning worden gevergd om op de hoogte te raken van feiten en omstandigheden bij anderen die van invloed kunnen zijn op zijn uitkering (bijvoorbeeld omstandigheden van een uitwonend kind). Het enkele feit dat die ander de uitkeringsgerechtigde niet spontaan van een relevante omstandigheid op de hoogte heeft gesteld, impliceert niet dat het niet melden daarvan niet of slechts in verminderde mate aan de uitkeringsgerechtigde kan worden verweten.

De SVB leidt uit artikel 2a, tweede lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten af dat in de volgende gevallen in ieder geval verminderde verwijtbaarheid aanwezig is:

  • De betrokkene verkeerde op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan zijn verplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de informatie niet tijdig of volledig aan de SVB is verstrekt. Te denken valt aan een ernstige ziekte of het overlijden van de partner of kinderen van de betrokkene, onvoorzien ontslag, faillissement of het weglopen van een kind.
  • De betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen. Hiervan is sprake als de betrokkene vanwege zijn geestelijke toestand kortstondig administratief onbekwaam is.
  • De betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd. De SVB neemt geen verminderde verwijtbaarheid aan als de betrokkene de inlichtingen heeft verstrekt in het kader van een controle van de SVB.

De SVB acht voorts verminderde verwijtbaarheid aanwezig als er sprake is van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

De SVB acht in het geheel geen verwijtbaarheid aanwezig als:

  • het niet nakomen van een verplichting niet aan de belanghebbende kan worden verweten omdat hij op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichtingen te voldoen. Te denken valt aan een plotselinge ziekenhuisopname van de belanghebbende.
  • de betrokkene binnen vier weken nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan die hij had moeten melden aan de SVB, bericht van de SVB ontvangt waaruit hij kan afleiden dat de SVB al van de wijziging op de hoogte is. Betrokkene kan er dan in redelijkheid van uitgaan dat het niet meer nodig is de SVB op de hoogte te stellen.

De SVB legt voorts op grond van artikel 12, derde lid MKOB geen boete op als betrokkene onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een wijziging van omstandigheden niet onverwijld meldt, maar uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat de SVB de overtreding constateert.

Grondslag

De tekst van de beleidsregels AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en de beleidsregels Internationaal is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 31 december 2013 en de stand van de jurisprudentie op 21 februari 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (de delen Awb en Overige onderwerpen) is niet aangepast.

artikel 2a, eerste en tweede lid Boetebesluit socialezekerheidswetten

Besluit beleidsregels SVB 2013

Naar boven