Onderwerp: Bezoek-historie

Het bepalen van de mate van verwijtbaarheid (SB1244)
Geldigheid:01-11-2017 t/m Versie:vergelijk Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van artikel 2a, eerste lid Boetebesluit socialezekerheidswetten wordt de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de betrokkene zijn verplichting had moeten nakomen. Hierbij hanteert de SVB de volgende stelregels.

 

Opzet:

Er is sprake van opzet wanneer het willens en wetens handelen of nalaten leidt tot het niet of niet behoorlijk nakomen van de mededelingsverplichting. Artikel 2a, vierde lid Boetebesluit socialezekerheidswetten noemt ter verduidelijking drie criteria die kunnen leiden tot opzet.

 

Grove schuld:

Er is sprake van grove schuld in geval van een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid. De SVB neemt grove schuld aan als sprake is van ernstige nalatigheid, ernstige onzorgvuldigheid, ernstige onachtzaamheid of ernstige roekeloosheid met het gevolg dat de mededelingsverplichting niet of niet behoorlijk is nageleefd. Artikel 2a, derde lid Boetebesluit socialezekerheidswetten noemt ter verduidelijking twee criteria die kunnen leiden tot grove schuld.

 

Verwijtbaarheid:

Er is sprake van verwijtbaarheid als betrokkene heeft nagelaten om een of meer wijzigingen in de feiten of omstandigheden tijdig te melden, terwijl hij weet of redelijkerwijs kan en behoort te weten dat deze van belang zijn voor de hoogte of het recht op uitkering.

Voor het bepalen van de hoogte van de boete hanteert de SVB tevens onderstaande uitgangspunten om te bepalen of er sprake is van volledige verwijtbaarheid:

  • De SVB deelt bij de toekenning van een uitkering aan de betrokkene mee welke feiten en omstandigheden hij spontaan aan de SVB moet melden. Hiertoe verwijst de SVB in de toekenningsbeschikking naar het overzicht van te melden wijzigingen op de website van de SVB. De SVB gaat er dan ook van uit dat het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed kunnen zijn op de uitkering, tenzij bijzondere omstandigheden op het tegendeel wijzen,.
  • Van de betrokkene kan een redelijke inspanning worden gevergd om op de hoogte te raken van feiten en omstandigheden bij anderen die van invloed kunnen zijn op zijn uitkering, zoals de omstandigheden van een uitwonend kind. Het enkele feit dat die ander de betrokkene niet spontaan van een relevante omstandigheid op de hoogte heeft gesteld, vermindert niet zijn verwijtbaarheid als hij deze omstandigheid niet heeft gemeld.

 

Verminderde verwijtbaarheid:

Artikel 2a, tweede lid Boetebesluit socialezekerheidswetten noemt vijf criteria die in ieder geval tot verminderde verwijtbaarheid leiden:

  • De betrokkene verkeerde op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan zijn verplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de informatie niet tijdig of volledig aan de SVB is verstrekt. De SVB denkt hierbij aan een ernstige ziekte of het overlijden van de partner of kinderen van de betrokkene, onvoorzien ontslag, faillissement of het weglopen van een kind.
  • De betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen. De SVB neemt dit aan als de betrokkene vanwege zijn geestelijke toestand kortstondig administratief onbekwaam is.
  • De betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd. De SVB neemt geen verminderde verwijtbaarheid aan als de betrokkene de inlichtingen heeft verstrekt in het kader van een controle van de SVB.
  • De overtreding van de mededelingsverplichting of de hoogte van het benadelingsbedrag is mede te wijten aan de SVB.
  • Er is sprake van een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

 

Sterk verminderde verwijtbaarheid:

De SVB definieert sterk verminderde verwijtbaarheid als een combinatie van meerdere omstandigheden die elk op zich leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

 

Geen verminderde verwijtbaarheid:

Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid in de volgende gevallen:

  • De betrokkene begrijpt de inhoud van de correspondentie van de SVB niet, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Van de uitkeringsgerechtigde mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de betekenis hiervan.
  • De betrokkene is langere tijd niet in staat zijn belangen te behartigen. Van hem mag worden gevergd dat hij ervoor zorgt dat een ander zijn zaken regelt. Laat hij dit na, dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

 

Ontbreken van verwijtbaarheid:

De SVB acht in het geheel geen verwijtbaarheid aanwezig als:

  • het niet nakomen van een verplichting niet aan de betrokkene kan worden verweten omdat hij op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichtingen te voldoen. Te denken valt aan een plotselinge ziekenhuisopname van de belanghebbende.
  • de betrokkene binnen vier weken nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan die hij had moeten melden aan de SVB, bericht van de SVB ontvangt waaruit hij kan afleiden dat de SVB al van de wijziging op de hoogte is. Betrokkene kan er dan in redelijkheid van uitgaan dat het niet meer nodig is de SVB op de hoogte te stellen.

Grondslag

artikel 2a Boetebesluit socialezekerheidswetten

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB oktober 2017

Naar boven