Beleidsregel 
Artikel 1, onder a is niet alleen van belang voor de vraag welke
        personen in de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige onder de personele werkingssfeer
        van de verordening vallen, maar ook voor de afbakening van het werknemersbegrip enerzijds en
        het zelfstandigenbegrip anderzijds. Deze laatste afbakening is relevant aangezien Vo.
        1408/71 voor werknemers en zelfstandigen in titel II en in titel III afzonderlijke
        bepalingen kent. Hierbij geldt ten aanzien van titel II dat het onderscheid tussen
        werknemers en zelfstandigen niet kan worden gemaakt aan de hand van de Nederlandse
        socialezekerheidswetten, zoals dit wel het geval is bij toepassing van titel III.  
De SVB beantwoordt de vraag wie voor de toepassing van titel II als werknemer of
        als zelfstandige moet worden aangemerkt als volgt. Uit bijlage I, onderdeel I, onder R van
        Vo. 1408/71 volgt dat de persoon die in dienstbetrekking zijn beroepswerkzaamheden uitoefent
        als werknemer moet worden aangemerkt. Voor het begrip dienstbetrekking sluit de SVB zoveel
        mogelijk aan bij de criteria zoals die zijn ontwikkeld onder de vigeur van de Wet op de
        Loonbelasting 1964. Degene die beroepswerkzaamheden uitoefent, maar op grond van deze
        criteria niet in dienstbetrekking staat en wiens arbeidsverhouding evenmin krachtens de Wet
        op de Loonbelasting 1964 als dienstbetrekking beschouwd kan worden, wordt aangemerkt als
        zelfstandige. Andersom geldt dat de persoon die wél geacht kan worden in dienstbetrekking te
        staan in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964 als werknemer wordt beschouwd. Voor de
        toepassing van de bepalingen van titel II geldt dat dit laatste is bevestigd in bijlage VI,
        onderdeel R, punt 7 van Vo. 1408/71. 
Het begrip ‘beroepswerkzaamheden’
        wordt ruim uitgelegd. Het is niet noodzakelijk dat de zelfstandige een rechtstreekse
        geldelijke tegenprestatie voor zijn werkzaamheden ontvangt. Het volstaat dat de betrokkene
        in het kader van zijn werkzaamheden vergoedingen ontvangt die hem geheel of gedeeltelijk in
        staat stellen in zijn levensonderhoud te voorzien, ook indien dergelijke vergoedingen door
        derden worden opgebracht. Geestelijken die worden onderhouden door hun gemeente, vallen
        aldus onder het zelfstandigenbegrip. Overigens acht de SVB de criteria zoals beschreven in
        Deel I, Wonen in Nederland, werken buiten Nederland, SB1035 ter zake van de invulling van
        het begrip arbeid van overeenkomstige toepassing. 
Grondslag 
De tekst van de beleidsregels is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 1 juni 2011. De beleidsregels zijn nog niet aangepast aan de inwerkingtreding van de EG-Verordeningen 883/2004 en 987/2009 per 1 mei 2010. 
artikel 1, aanhef en onder a , artikel 2 en bijlage I, onderdeel I, onder R Vo.
        1408/71 
Besluit beleidsregels SVB 2011