Beleidsregel
De SVB is op grond van artikel 24 AOW, artikel 53 Anw,
artikel 24 AKW, artikel 22, eerste lid OBR en artikel 6e Remigratiewet verplicht
onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen. In artikel 22, tweede lid OBR wordt
artikel 24, tweede tot en met zevende lid AOW van overeenkomstige toepassing verklaard bij
de toepassing van artikel 22, eerste lid OBR. Om die reden geldt het hiernavolgende het
beleid in het kader van de AOW eveneens voor de OBR. Op grond van artikel 58, eerste lid
Participatiewet is de SVB eveneens verplicht onverschuldigd betaalde AIO-aanvulling terug te
vorderen, indien de terugvordering het gevolg is van het niet nakomen van de
mededelingsverplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid Participatiewet. Indien de
AIO-aanvulling anderszins ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, is de SVB op
grond van artikel 58, tweede lid Participatiewet bevoegd om de onverschuldigd betaalde
AIO-aanvulling terug te vorderen. De SVB maakt in beginsel gebruik van deze bevoegdheid.
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, is de SVB bevoegd
geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering (artikel 24, vierde lid AOW, artikel
53, vierde lid Anw, artikel 24, vierde lid AKW, artikel 58, achtste lid Participatiewet en
artikel 6e, derde lid Remigratiewet). Het gebruik van deze bevoegdheid komt slechts aan de
orde voor zover de SVB niet reeds in verband met deze zelfde dringende redenen geheel of
gedeeltelijk heeft afgezien van intrekking van de uitkering dan wel voorziening, of
herziening daarvan ten nadele van de belanghebbende (zie voor het gebruik van deze laatste
bevoegdheid SB1078 over verlaging of intrekking met terugwerkende kracht wegens wijziging
van de omstandigheden. Voor zover de SVB de uitkering dan wel voorziening niet heeft herzien
of ingetrokken, kan immers het bedrag dat in overeenstemming met de toekenningsbeschikking
ten onrechte werd betaald reeds om die reden niet worden teruggevorderd.
Een situatie die geen dringende reden oplevert om geheel of gedeeltelijk af te zien
van intrekking of herziening van de uitkering, maar wel een dringende reden vormt om geheel
of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, zal zich slechts in een zeer incidenteel
geval voordoen. Te denken valt aan een situatie waarin de sociale of financiële
omstandigheden van de belanghebbende zich verzetten tegen volledige terugvordering. In het
algemeen hanteert de SVB dan echter de door de jurisprudentie ondersteunde lijn dat zij met
dergelijke omstandigheden pas rekening houdt bij het besluit over de wijze van
terugbetaling.
Specifiek voor de Remigratiewet geldt dat artikel 6e,
vierde lid Remigratiewet de SVB verplicht geheel of gedeeltelijk af te zien van
terugvordering indien de rechthebbende aan al zijn verplichtingen heeft voldaan, en hij in
redelijkheid niet heeft kunnen begrijpen dat de voorzieningen ten onrechte of tot een te
hoog bedrag zijn verleend. De SVB oordeelt dat de rechthebbende dit redelijkerwijs heeft
kunnen begrijpen als het hem, bij normale oplettendheid en gegeven zijn omstandigheden,
redelijkerwijs duidelijk kan zijn geweest dat hij iets ontving waarop geen recht bestond.
Dit zal in beginsel het geval zijn als dit duidelijk had kunnen zijn op basis van het
voorlichtingsmateriaal van de SVB. Hoofdlijnen van de wet worden voorts bekend
verondersteld. Bedragen die beduidend afwijken van hetgeen een gerechtigde in zijn
omstandigheden zou moeten ontvangen leveren een vermoeden op dat betrokkene bij een normale
oplettendheid de teveelbetaling redelijkerwijs had kunnen onderkennen. Betrokkene zal
verontschuldigende omstandigheden moeten aanvoeren om dit vermoeden weg te nemen.
Artikel 24 AOW, artikel 53 Anw, artikel 24 AKW, artikel 58 Participatiewet en
artikel 6e Remigratiewet vinden toepassing als een bedrag dat tijdens het leven van de
uitkeringsgerechtigde onverschuldigd is betaald wordt teruggevorderd:
- van de uitkeringsgerechtigde zelf, dan wel van een andere in deze
artikelen genoemde persoon of instelling;
- na het overlijden van de
uitkeringsgerechtigde: van de erfgenamen van de uitkeringsgerechtigde of van diens
partner.
Indien artikel 24 AOW, artikel 53 Anw,
artikel 24 AKW, artikel 58 Participatiewet en artikel 6e Remigratiewet niet van toepassing
zijn, kan de SVB onverschuldigd betaalde bedragen terugvorderen op grond van artikel 6:203
van het Burgerlijk Wetboek (zie SB1249 over civielrechtelijke terugvordering)