Beleidsregel 
De SVB is op grond van artikel 24 AOW, artikel 53 Anw,
        artikel 24 AKW, artikel 22, eerste lid OBR, artikel 7 MKOB, en artikel 15 Uitvoeringsbesluit
        Remigratiewet verplicht onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen. In artikel 22,
        tweede lid OBR wordt artikel 24, tweede tot en met zevende lid AOW van overeenkomstige
        toepassing verklaard bij de toepassing van artikel 22, eerste lid OBR. Om die reden geldt
        het hiernavolgende het beleid in het kader van de AOW eveneens voor de OBR. Tevens geldt dat
        op grond van artikel 6, eerste lid Regeling niet-KOB-gerechtigden het bepaalde in artikel 7
        MKOB van overeenkomstige toepassing is op de Regeling niet-KOB-gerechtigden. 
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, is de SVB bevoegd geheel of
        gedeeltelijk af te zien van terugvordering (artikel 24, vierde lid AOW, artikel 53, vierde
        lid Anw, artikel 24, vierde lid AKW, artikel 7, tweede lid MKOB en artikel 15, derde lid
        Uitvoeringsbesluit Remigratiewet). Het gebruik van deze bevoegdheid komt slechts aan de orde
        voor zover de SVB niet reeds in verband met deze zelfde dringende redenen geheel of
        gedeeltelijk heeft afgezien van intrekking van de uitkering dan wel voorziening, of
        herziening daarvan ten nadele van de belanghebbende (zie voor het gebruik van deze laatste
        bevoegdheid SB1078 over verlaging of intrekking met terugwerkende kracht wegens wijziging
        van de omstandigheden. Voor zover de SVB de uitkering dan wel voorziening niet heeft herzien
        of ingetrokken, kan immers het bedrag dat in overeenstemming met de toekenningsbeschikking
        ten onrechte werd betaald reeds om die reden niet worden teruggevorderd. 
Een situatie die geen dringende reden oplevert om geheel of gedeeltelijk af te zien
        van intrekking of herziening van de uitkering, maar wel een dringende reden vormt om geheel
        of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, zal zich slechts in een zeer incidenteel
        geval voordoen. Te denken valt aan een situatie waarin de sociale of financiële
        omstandigheden van de belanghebbende zich verzetten tegen volledige terugvordering. In het
        algemeen hanteert de SVB dan echter de door de jurisprudentie ondersteunde lijn dat zij met
        dergelijke omstandigheden pas rekening houdt bij het besluit over de wijze van
        terugbetaling. 
Op grond van de MKOB is de SVB onder alle omstandigheden
        verplicht om tot herziening of intrekking van een tegemoetkoming over te gaan indien de
        feiten daartoe aanleiding geven. Wel is de SVB in geval van dringende reden bevoegd om af te
        zien van (volledige) terugvordering van de tegemoetkoming. De SVB hanteert daarom het beleid
        dat zij uitsluitend acht slaat op dringende redenen die aan terugvordering in de weg staan
        en laat de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de herziening of intrekking van de
        tegemoetkoming buiten beschouwing. Specifiek voor de Remigratiewet geldt dat artikel 15,
        vierde lid van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet de SVB verplicht geheel of gedeeltelijk
        af te zien van terugvordering indien de rechthebbende aan al zijn verplichtingen heeft
        voldaan, en hij in redelijkheid niet heeft kunnen begrijpen dat de voorzieningen ten
        onrechte of tot een te hoog bedrag zijn verleend. De SVB oordeelt dat de rechthebbende dit
        redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen als het hem, bij normale oplettendheid en gegeven zijn
        omstandigheden, redelijkerwijs duidelijk kan zijn geweest dat hij iets ontving waarop geen
        recht bestond. Dit zal in beginsel het geval zijn als dit duidelijk had kunnen zijn op basis
        van het voorlichtingsmateriaal van de SVB. Hoofdlijnen van de wet worden voorts bekend
        verondersteld. Bedragen die beduidend afwijken van hetgeen een gerechtigde in zijn
        omstandigheden zou moeten ontvangen leveren een vermoeden op dat betrokkene bij een normale
        oplettendheid de teveelbetaling redelijkerwijs had kunnen onderkennen. Betrokkene zal
        verontschuldigende omstandigheden moeten aanvoeren om dit vermoeden weg te nemen. 
Artikel 24 AOW, artikel 53 Anw, artikel 24 AKW, artikel 7 MKOB en artikel 15
        Uitvoeringsbesluit Remigratiewet vinden toepassing als een bedrag dat tijdens het leven van
        de uitkeringsgerechtigde onverschuldigd is betaald wordt teruggevorderd: 
- van de uitkeringsgerechtigde zelf, dan wel van een andere in deze
        artikelen genoemde persoon of instelling;
- na het overlijden van de
        uitkeringsgerechtigde: van de erfgenamen van de uitkeringsgerechtigde of van diens
        partner.
Indien artikel 24 AOW, artikel 53 Anw,
        artikel 24 AKW, artikel 7 MKOB en artikel 15 Uitvoeringsbesluit Remigratiewet niet van
        toepassing zijn, kan de SVB onverschuldigd betaalde bedragen terugvorderen op grond van
        artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (zie Civielrechtelijke terugvordering, SB1249)
         
Grondslag 
De tekst van de beleidsregels Awb en de beleidsregels Overige onderwerpen is afgesloten naar de stand van de wetgeving en de jurisprudentie op 1 november 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (het deel AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en het deel Internationaal) is niet aangepast. 
artikel 24 AOW, artikel 53 Anw, artikel 24 AKW, artikel 22 OBR, artikel 7 MKOB, artikel
        6, eerste lid Regeling niet-KOB-gerechtigden en artikel 15 Uitvoeringsbesluit
        Remigratiewet 
Besluit beleidsregels SVB 2014