Beleidsregel
Ongehuwd samenwonenden worden in de AOW, de Anw en de
Participatiewet gelijkgesteld met gehuwden. In de OBR, TAS 2014 en TNS is dit eveneens het
geval door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de desbetreffende bepalingen in
de AOW. Het hiernavolgende het beleid met betrekking tot het voeren van een gezamenlijke
huishouding in het kader van de AOW geldt daarom eveneens voor de OBR, TAS 2014 en
TNS.
Het ongehuwd samenwonen wordt in de AOW en de Anw omschreven als het
voeren van een gezamenlijke huishouding door een ongehuwde meerderjarige met een andere
ongehuwde meerderjarige, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of, een
hiermee ingevolge artikel 1, achtste lid AOW of artikel 3, zevende lid Anw gelijkgesteld
kind.
Het ongehuwd samenwonen wordt in de Participatiewet omschreven als
het voeren van een gezamenlijke huishouding door een ongehuwde met een ander, tenzij het
betreft een aanverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de eerste graad of, een
hiermee ingevolge artikel 1, achtste lid AOW of artikel 3, zevende lid Anw gelijkgesteld
kind, of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten sprake
is van zorgbehoefte (zie voor het begrip zorgbehoefte SB1238 over bijzondere situatie:
hulpbehoevendheid). De SVB leidt uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie (CRvB 5
december 2005 en 30 september 2008) af dat van ongehuwd samenwonen in de Participatiewet
sprake is als beide personen ongehuwd en meerderjarig zijn.
Voor de
toepassing van de Remigratiewet vindt geen gelijkstelling van ongehuwden met gehuwden
plaats, maar wordt het begrip partner van de remigrant gebruikt. Dit begrip ziet onder meer
op de mee-remigrerende ongehuwd meerderjarige die met de remigrant een gezamenlijke
huishouding voert. De SVB gaat ervan uit dat de criteria die zien op de gelijkstelling van
ongehuwden aan gehuwden in de AOW en Anw naar analogie gelden voor de remigrant en zijn
mee-remigrerende ongehuwde partner. Uit de formulering van artikel 1, tweede lid
Remigratiewet blijkt voorts dat een persoon die op het moment waarop de remigrant uit
Nederland vertrekt reeds in het bestemmingsland verblijft, uitsluitend kan gelden als
partner van de remigrant, als er op dat moment sprake is van een huwelijk of een
geregistreerd partnerschap tussen de remigrant en deze persoon.
De vraag
of sprake is van het voeren van een gezamenlijke huishouding wordt beantwoord aan de hand
van de omstandigheden welke objectief moeten zijn vast te stellen, aldus de Hoge Raad in
zijn arrest van 20 maart 1992. Om een gezamenlijke huishouding te kunnen aannemen moet zijn
voldaan aan de volgende wettelijke criteria:
- de
gerechtigde heeft zijn hoofdverblijf in dezelfde woning als een ander persoon
(hoofdverblijfcriterium, zie SB1004 over hoofdverblijf in dezelfde woning) én
- de betrokken personen geven blijk zorg te dragen voor elkaar door middel van het
leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins (zorgcriterium,
zie SB1005 over zorg dragen voor elkaar).
Degenen
die voldoen aan beide voorwaarden (hoofdverblijfcriterium en zorgcriterium), worden geacht
een gezamenlijke huishouding te voeren, mits sprake is van een tweepersoonshuishouding (zie
SB1007 over meerpersoonshuishouding) en geen uitzondering op deze hoofdregel van toepassing
is (zie SB1008, SB1236, SB1237, SB1238).
De wet geeft voorts een
opsomming van situaties waarin in ieder geval een gezamenlijke huishouding aanwezig geacht
wordt (onweerlegbaar rechtsvermoeden, zie SB1006 over onweerlegbaar
rechtsvermoeden).
De wettelijke criteria met betrekking tot hoofdverblijf
en zorg zijn nader uitgewerkt in de rechtspraak.
De SVB heeft
gedragsregels ontwikkeld voor het bezoeken van belanghebbenden en het bezichtigen van hun
woning in verband met het onderzoek naar de leefsituatie. Zie hiervoor SB4234 over
gedragsregels bij huisbezoek en bezichtiging woning.
Grondslag
artikel 1, leden 3, 4 en 5 AOW, artikel 3, leden 2, 3, 4 en 7 Anw, artikel 3, leden 2,
3, 4, 6 en 7 Participatiewet, artikel 1, derde lid OBR, artikel 1, eerste lid, onderdeel g
Remigratiewet, artikel 1, tweede lid TAS 2014 en artikel 1, tweede lid TNS, Besluit regels
hoofdverblijf in dezelfde woning AOW
Besluit beleidsregels SVB 2016