Onderwerp: Bezoek-historie

Een gezamenlijke huishouding voeren (SB1003)
Geldigheid:03-06-2007 t/m 14-06-2008Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Ongehuwd samenwonenden worden in de AOW en de Anw gelijkgesteld met gehuwden. In de TAS is dit eveneens het geval door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de desbetreffende bepalingen in de AOW. Waar derhalve in het hiernavolgende het beleid met betrekking tot het voeren van een gezamenlijke huishouding in het kader van de AOW wordt besproken, geldt zulks eveneens voor de TAS.

Het ongehuwd samenwonen wordt in de AOW en de Anw omschreven als het voeren van een gezamenlijke huishouding door een ongehuwde meerderjarige met een andere ongehuwde meerderjarige, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of, wat de Anw betreft, een hiermee ingevolge artikel 3, lid 7 Anw gelijkgesteld kind.

Voor de toepassing van de Remigratiewet vindt geen gelijkstelling van ongehuwden met gehuwden plaats, maar wordt het begrip partner van de remigrant gebruikt. De SVB gaat ervan uit dat de criteria die zien op de gelijkstelling van ongehuwden aan gehuwden in de AOW en Anw eveneens van toepassing zijn op de vraag wanneer een persoon als partner van de remigrant kan worden aangemerkt. Uit de formulering van artikel 1, lid 2 Remigratiewet blijkt voorts dat een persoon die op het moment waarop de remigrant uit Nederland vertrekt reeds in het bestemmingsland verblijft, uitsluitend kan gelden als partner van de remigrant, als er op dat moment sprake is van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap tussen de remigrant en deze persoon.

De vraag of sprake is van het voeren van een gezamenlijke huishouding wordt beantwoord aan de hand van de omstandigheden welke objectief moeten zijn vast te stellen, aldus de Hoge Raad in zijn uitspraak van 20 maart 1992. Om een gezamenlijke huishouding te kunnen aannemen moet zijn voldaan aan de volgende wettelijke criteria:

  • de gerechtigde heeft zijn hoofdverblijf in dezelfde woning als een ander persoon (huisvestingscriterium, zie Deel I, § 1.2.2.1) én
  • de betrokken personen geven blijk zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins (zorgcriterium, zie Deel I, § 1.2.2.2).

Degenen die voldoen aan deze beide voorwaarden (huisvestingscriterium en zorgcriterium), worden geacht een gezamenlijke huishouding te voeren, mits sprake is van een tweepersoonshuishouding (zie Deel I, § 1.2.2.4) en geen uitzondering op deze hoofdregel van toepassing is (zie Deel I, § 1.2.2.5).

De wet geeft voorts een opsomming van situaties waarin in ieder geval een gezamenlijke huishouding aanwezig geacht wordt (onweerlegbaar rechtsvermoeden, zie Deel I, § 1.2.2.3).

De wettelijke criteria met betrekking tot huisvesting en zorg zijn nader uitgewerkt in de rechtspraak.

De SVB heeft gedragsregels ontwikkeld voor het bezoeken van belanghebbenden en het bezichtigen van hun woning in verband met het onderzoek naar de leefsituatie. Zie hiervoor Deel IV, hoofdstuk 2.

Grondslag

Deze Beleidsregels zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen, zoals die luidden op 4 april 2007.

artikel 1, leden 3, 4 en 5 AOW, artikel 3, leden 2, 3 en 4 Anw, artikel 1, onderdeel g
Remigratiewet en artikel 1, lid 2 TAS

Besluit beleidsregels SVB 2007

Naar boven