Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2718/GB, 17 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2718/GB

betreft: [klager] datum: 17 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 oktober 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B. Ficq, op 23 januari 2009 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 3 april 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b./ISD Amsterdam.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Het is de eerste keer dat de raadsvrouw klager fysiek een hand kan geven, zij het dat klager geboeid is binnengebracht en zo blijft zitten. Het humane aspect speelt een grote rol. De bejegening richting klager is goed. Het probleem betreft het niet
normaal kunnen communiceren met de familie en de verdediging.
De aanleiding voor de EBI-plaatsing is de informatie van het CJI van eind 2007. Die informatie is nooit aangevuld en de juistheid daarvan wordt betwist. Bovendien is die informatie achterhaald. De recidive-vermoedens zijn niet onderbouwd. Klager zit
nog
voor één zaak in voorlopige hechtenis. Die zaak is wankel. In de overige vier zaken is klager verdachte, maar na een marginale toetsing door de rechtbank is de voorlopige hechtenis opgeheven. De media-aandacht is geen rechtvaardiging voor de plaatsing
in de EBI. Andere gedetineerden die verdacht worden van liquidatie zijn immers ook niet in de EBI geplaatst.
Het verdedigingsbelang – dat in casu van levensbelang is omdat een levenslange gevangenisstraf zal worden geëist – wordt gefrustreerd. Zo moeten stukken voor het glas gehouden worden en de gesprekken worden gevoerd via een versterker. Het is niet
mogelijk om op gedempte toon te praten, terwijl dat wel nodig is in het kader van de geheimhouding. Het proces is aanstaande en het verdedigingsaspect wordt groter. De raadsvrouw is veel tijd kwijt met reizen. Het is bovendien het OM dat uiteindelijk
bepaalt waar een gedetineerde geplaatst wordt. Klager heeft geen belang bij een ontvluchting. De strafzaak wordt namelijk steeds kleiner.
Klager heeft vlak voordat hij werd gearresteerd een dochtertje gekregen. Hij heeft zijn dochtertje nog nooit gezien. Zijn kinderen komen niet op bezoek omdat het bezoek achter glas moet plaatsvinden. Kinderen hebben nou eenmaal de drang hun vader te
knuffelen, wat niet mogelijk is.

Klager heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De Officier van Justitie heeft op 19 december 2007 besloten dat besprekingen met de advocaat niet achter glas moeten plaatsvinden. Vervolgens kunnen de directeur en de Officier van Justitie dat niet bewerkstelligen. Klager zat – nadat de informatie van
het CJI bekend werd – eerst nog twee maanden preventief gehecht in Dordrecht. Als de CJI-informatie zo dringend is, vraagt klager zich af waarom hij niet eerder werd overgeplaatst naar de EBI.
Klager is een familieman. De EBI-plaatsing is een middel om klager ‘te breken’. Klager is de enige gedetineerde in de EBI die nooit is ontvlucht. Klager kan zijn strafzaak niet goed voorbereiden. Bovendien mag zijn broer klager niet bezoeken, terwijl
hij geen strafblad heeft.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught is aangegeven dat inmiddels de preventieve hechtenis voor vier van de vijf zaken is opgeheven, maar dat betekent niet dat klager voor die feiten geen verdachte blijft. Klager wordt
nog
steeds gezien als een liquidatiemakelaar die een hoofdrol speelt in de zeer mediagevoelige zaak, waarvan de zitting van start gaat in januari 2009. Geadviseerd wordt om klagers EBI-status te verlengen.
Klager is het niet eens met het advies. Hij bestrijdt de juistheid van de informatie en vindt het mediagehalte van zijn zaak overdreven.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 14 oktober 2008 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
De noodzaak tot verlenging van klagers verblijf in de EBI is aan de orde geweest in de vergadering van de Adviescommissie van 16 oktober 2008 naar aanleiding van het selectievoorstel van de directeur. Inhoudelijk wordt tevens verwezen naar het verslag
van 7 november 2008.
Uit de informatie blijkt onder andere dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Klager wordt verdacht van zeer ernstige delictplegingen, die hebben geleid tot maatschappelijke onrust en tot een zeer ernstig geschokte rechtsorde. Als
gevolg daarvan bestaat de mogelijkheid dat klager zal worden geconfronteerd met een gevangenisstraf van zeer lange duur. De delicten waarvan klager wordt verdacht, zijn en worden uitvoerig in de media belicht.
Het klopt dat klager niet preventief gehecht is voor vier van de vijf zaken. Dit laat echter onverlet dat klager nog steeds verdacht wordt van zeer ernstige delictplegingen. Bovendien kan voor die vier zaken niet gesteld worden dat klager daarin geen
verdachte meer is.
In geval van ontvluchting zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een zeer ernstig geschokte rechtsorde. Dit mede omdat niet uitgesloten kan worden dat klager zich wederom schuldig zal maken aan
het plegen van soortgelijke delicten als waarvan hij thans verdacht wordt. Mede gelet op het vorenstaande en het advies van de Adviescommissie is besloten klagers verblijf in de EBI te verlengen. Volledigheidshalve wordt inhoudelijk ook verwezen naar
het rapport d.d. 4 november 2008 van het Hoofd van het Meldpunt Grip.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Uit de stukken blijkt dat klager in voorlopige hechtenis verblijft in verband met de verdenking van het plegen van zeer ernstige delicten, te weten diverse liquidaties of pogingen daartoe. Uit het GRIP-rapport van 4 november 2008 blijkt dat de
informatie inhoudende dat ten aanzien van klager sprake is van een ontvluchtingsgevaar en/of liquidatiegevaar, zoals vervat in de eerdere rapportages, na verificatie van de bronnen nog steeds actueel blijkt te zijn. Verder komt uit de rapportage onder
meer naar voren dat klager, met een nog altijd voortvluchtige mededader, ervan wordt verdacht opdracht te hebben gegeven tot circa zes moorden (drie voltooid, drie pogingen) en dat met het gegeven dat de rechtbank vier van de vijf voorlopige
hechtenissen heeft opgeheven, de verdenking niet minder is geworden. Zelfs indien klager slechts in één zaak veroordeeld zal worden, hangt hem mogelijk een levenslange gevangenisstraf boven het hoofd.
De inhoud van deze rapportage in combinatie met de ernst van de feiten waar klager van wordt verdacht, vormen vooralsnog voldoende grond voor de conclusie dat klager een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van
recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt.
Het terzake door en namens klager gevoerde verweer kan hieraan niet afdoen.
De beroepscommissie concludeert dan ook dat klager nog steeds in beide categorieën valt als genoemd onder 4.2. Tegen de achtergrond van het vorenstaande kan de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 17 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven