nummer: 09/2820/GB
betreft: [klager] datum: 28 januari 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 21 september 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 8 januari 2010 door een lid van de Raad gehoord. Daarvan is een verslag opgemaakt, welk verslag naar de selectiefunctionaris is verstuurd. De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding
van het verslag gereageerd. Die reactie is ter kennisneming verstuurd naar klager en diens raadsvrouw.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.
2. De feiten
Klager is sedert 3 april 2007 gedetineerd. Hij verblijft sedert 30 oktober 2007 in de EBI.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
De verlengingsbeslissing is gebaseerd op gedateerde, onbetrouwbare en onjuiste informatie. Nergens blijkt dat klager vluchtgevaarlijk is of dat er sprake is van liquidatiegevaar. Het laatste ambtsbericht dateert van 16 maart 2009. Daarin staat al twee
jaar hetzelfde. Inmiddels is het bericht van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) ook bijna een jaar oud. Daarbij kan geen oordeel worden gegeven over de betrouwbaarheid van de CIE-informatie. Bovendien ontbreekt een accordering van de
LOvJ. Sinds oktober 2007 zit klager slechts op grond van anonieme informatie in de EBI. Een lichter en humaner regime dient te prevaleren boven het veiligheidsbelang van de maatschappij. Overigens wordt in een beperkt regime van een h.v.b. ook
voldoende
beveiligd.
Klager wordt nu alleen verdacht van het voorbereiden van moord. Als het al tot een veroordeling komt, staat hier ongeveer vijf à zes jaar gevangenisstraf voor. Nu klager reeds vier jaar in voorlopige hechtenis verblijft, is dit ook een reden om hem uit
de EBI te plaatsen, aangezien hij zo maar in de laatste anderhalf jaar van zijn detentie zou kunnen zitten. Daarbij is niet uit te leggen dat tien medeverdachten – waarvan de meeste verdacht worden van veel zwaardere feiten – al jaren in een h.v.b.
mogen verblijven. De selectiefunctionaris twijfelde al of klager in de EBI geplaatst moest worden en een b.s.d.-medewerker had in maart 2009 meegedeeld dat er een positief advies tot uitplaatsing lag. Eind januari 2010 zal een pro forma zitting
plaatsvinden. Op 31 mei 2010 wordt de strafzaak verder behandeld en op 14 oktober 2010 wordt een einduitspraak verwacht. De strafzaak staat of valt met de kroongetuige.
3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught is aangegeven dat na verificatie van bronnen op 13 maart 2009 nog altijd en onverminderd sprake is van een verhoogd veiligheidsrisico met betrekking tot ontvluchting en liquidatie.
Tevens is vermeld dat klager in mei 2009 een waarschuwing heeft gekregen, omdat in zijn jas
– die hij wilde laten uitvoeren – een briefje met daarop telefoonnummers van een medegedetineerde zat. Het advies is om klagers verblijf in de EBI te handhaven en zijn EBI-status te verlengen.
3.3. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager wordt verdacht van zeer ernstige delictplegingen die hebben geleid tot maatschappelijke onrust en een zeer ernstig geschokte rechtsorde. Als gevolg daarvan zal klager worden geconfronteerd met
een
gevangenisstraf van zeer lange duur. De delicten zijn en worden uitvoerig in de media belicht. De informatie van het GRIP is nog steeds actueel. In geval van ontvluchting zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van
maatschappelijke onrust en van een zeer ernstig geschokte rechtsorde. Ook omdat niet kan worden uitgesloten dat klager zich wederom schuldig zou maken aan het plegen van soortgelijke delicten als waarvan hij nu wordt verdacht. Inhoudelijk wordt ook
verwezen naar dossierstukken van klagers vorige beroep. Met betrekking tot de actualiteit van de in het GRIP-rapport d.d. 16 maart 2009 genoemde informatie, wordt opgemerkt dat ter vergadering van 17 september 2009 van de Adviescommissie EBI door het
GRIP is gemeld dat de inhoud van voornoemd rapport nog steeds actueel is.
4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Klager verblijft in voorlopige hechtenis in verband met de verdenking van het voorbereiden en/of plegen van moord. Deze moordzaak is uitgebreid in de media belicht. Op eerdere beroepen van klager is op 1 oktober 2008 (07/2935/GB en 08/1117/GB) en op 17
februari 2009 (08/2718/GB) beslist. Uit het GRIP-rapport van 16 maart 2009 volgt dat de informatie inhoudende dat ten aanzien van klager sprake is van een ontvluchtingsgevaar en/of liquidatiegevaar, zoals omschreven in eerdere rapportages, na
verificatie van de bronnen, nog altijd actueel blijkt te zijn. De inhoud van deze rapportage in combinatie met de ernst van het delict waarvan klager wordt verdacht, maakt dat ten aanzien van klager gerechtvaardigd geconcludeerd kan worden dat er een
extreem vluchtrisico bestaat en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige delicten. Het terzake door en namens klager gevoerde verweer doet hier niet aan af. Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie
tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 28 januari 2010.
secretaris voorzitter