Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1017/TA, 22 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1017/TA

betreft: [klager] datum: 22 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 17 april 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klaagster en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] jurist, en [...], gz-psycholoog.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet doorgaan van begeleid verlof op 13 oktober 2007 vanwege personeelsgebrek.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door krappe personele bezetting heeft het begeleide verlof van klaagster op 13 oktober 2007 incidenteel geen doorgang kunnen vinden. Het ging daarbij om begeleid wandel- en/of fietsverlof dat voor patiënten op afdeling IV in een reeks tevoren wordt
gepland om het mogelijk te maken dat dit verlof elke week kan plaatsvinden. Er kon de laatste tijd niet altijd aan verlofverlening worden toegekomen. De druk op het personeel was toegenomen, omdat er op die afdeling veel mensen met een verlofmachtiging
verbleven, maar ook mensen die lang op een verlofmachtiging moesten wachten omdat het ministerie sinds vorig jaar minder machtigingen voor begeleid verlof afgeeft en het adviescollege verlof daar nog een extra rem op zet. Inmiddels heeft afdeling IV
een
andere bestemming dan resocialisatieafdeling gekregen, waardoor de begeleide verlofverlening op die afdeling voor het personeel makkelijker is te behappen.
Het verlof van klaagster is op 13 oktober 2007 niet ingetrokken. Het hoofd van de inrichting bepaalt telkens of in een individueel geval verlofverlening verantwoord is. Er was sprake van overmacht, waardoor het verlof niet kon doorgaan. Er was geen
alternatief, omdat de inrichting de begeleiding bij verlof niet aan ongekwalificeerd personeel kan overlaten. Verwezen wordt naar een soortgelijke zaak in 2004, waarin de beroepscommissie bij uitspraak 04/2044/TA de betreffende klager alsnog
niet-ontvankelijk in het beklag heeft verklaard.
Indien wel van intrekking moet worden gesproken, had klaagster niet in haar beklag mogen worden ontvangen. Er was geen sprake van een categorale intrekking van verlof en het verlof heeft niet een aaneengesloten periode van een week geduurd.

Klaagster heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Elk weekend werd begeleid wandel-/fietsverlof ingepland voor patiënten van afdeling IV. Op die afdeling verblijven 24 patiënten en hebben vier personeelsleden dienst. Een patiënt mag dan een uur weg onder begeleiding van een personeelslid. Dit ging in
eerste instantie vrij aardig, maar daarna was er aan de kant van het personeel vaker wel iets waardoor het verlof dan niet kon doorgaan. Vóór 13 oktober 2007 was dat bij klaagster al een paar keer voorgekomen. Toen het verlof op 13 oktober 2007 weer
niet kon doorgaan, was zij het zat en is zij in beklag gegaan. Haar is nooit een extra verlofuur voorgesteld ter compensatie van verloren verlof, ook niet als zij daarom had gevraagd. Klaagster heeft inmiddels onbegeleid verlof.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 56, tweede lid, onder a, Bvt kan alleen worden geklaagd over intrekking van verlof dat ten tijde van de intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, op grond van individuele omstandigheden van de
betreffende verpleegde als bedoeld in artikel 50, derde lid, Bvt.

De wetgever heeft blijkens de Memorie van toelichting op artikel 50 en 51 Bvt geen rechtsmiddel willen openstellen tegen de intrekking van kortdurende verloven: “Het verlof biedt een toetsingsmogelijkheid van gedragsverandering en een mogelijkheid om
met andere of nieuwe leef- en woonsituaties te experimenteren, waardoor de staf van de inrichting en de TBS-gestelde inzicht krijgen in de mogelijkheden en beperkingen. Een te sterke juridisering van het verlofbeleid kan schadelijk zijn voor het
verplegingsproces. Het openstellen van beroep tegen de intrekking van verloven, die op het moment van intrekking slechts kort, variërend van enkele uren tot enkele dagen, hebben geduurd, zal een remmend effect op de verlofverlening hebben.”.

Volgens vaste jurisprudentie bestaat er geen recht op verlof en is het telkens aan het hoofd van de inrichting om te bepalen of het verantwoord is of een verpleegde, voor wie een machtiging voor verlofverlening is afgegeven, op een bepaald moment
daadwerkelijk verlof wordt verleend, waarbij telkens wordt bezien of de betreffende verpleegde aan de voorwaarden voor verlofverlening voldoet.
Geen beklag staat open tegen het niet verlenen van op zichzelf door het ministerie toegestaan begeleid verlof vanuit de inschatting van het hoofd van de inrichting dat dit op de verpleegde betreffende gronden niet verantwoord wordt geacht.

Op grond van het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat het begeleide wandel-/fietsverlof van klaagster niet eenmalig op 13 oktober 2007 geen doorgang heeft gevonden op klaagster betreffende gronden, maar vaker én dat daaraan
uitsluitend een structureel probleem in de inrichting ten grondslag lag. Dit probleem werd gevormd door de omstandigheid dat op afdeling IV veel patiënten met een verlofmachtiging verbleven, zoals klaagster, naast patiënten die lang op een
verlofmachtiging wachtten, en er te weinig personeelsleden waren om een reeks van wandel-/fietsverloven van verlofgangers te kunnen begeleiden.
Onder deze omstandigheden moet het niet kunnen verlenen van bedoeld begeleid verlof qua rechtsgevolg worden gelijkgesteld aan intrekking van verlof en moet deze intrekking als beklagwaardig worden aangemerkt. De ratio van de uitsluiting van
rechtsmiddelen tegen de intrekking van kortdurende verloven is immers in de onderhavige zaak niet aan de orde. Het kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om een verpleegde in een dergelijk geval een rechtsmiddel te onthouden.
Voorts staat vast dat de intrekking geen verband houdt met de individuele omstandigheden van klaagster, zodat deze in strijd met de wet heeft plaatsgevonden.

Het beroep op uitspraak 04/2044/TA van 18 november 2004 van de beroepscommissie faalt, nu het in die zaak ging om het niet doorgaan van domein-/dorpsverlof op humanitaire gronden onder begeleiding van een BIAD en twee sociotherapeutisch medewerkers,
omdat dit door het hoofd van de betreffende inrichting niet verantwoord werd geacht vanwege het personeelstekort, het regime op de afdeling (intensieve zorgafdeling) en de pathologie van de betreffende klager.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 22 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven