Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2044/TA, 18 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2044/TA

betreft: [klager] datum: 18 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de TBS-Kliniek Flevo Future, locatie Utrecht te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 19 augustus 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 oktober 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens het hoofd van voormeldetbs-inrichting mevrouw [...], psychiater en directeur behandeling, en mevrouw [...], jurist bij de inrichting. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing om klager niet de mogelijkheid te geven om onder begeleiding van een BIAD en twee sociotherapeutisch medewerkers (stm-ers) op domein-/dorpsverlof te gaan.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De klacht is gericht tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting de in artikel 17, tweede lid, Bvt neergelegde zorgplicht heeft betracht ten aanzien van het uitvoering geven aan het verplegings- en behandelingsplan. Klager hadderhalve op grond van artikel 56, vierde lid Bvt, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn klacht. Blijkens de Memorie van toelichting bij hoofdstuk IV van de Bvt staat geen klacht open tegen de uitvoering van eenverplegings- en behandelingsplan en kunnen aan dat plan geen concrete, effectueerbare rechten worden ontleend. Het karakter van de vrijheidsbeneming brengt mee dat met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in deinrichting een inbreuk op de materiële rechtspositie mag worden gemaakt. Er is geen sprake van een recht op verlof. De bestreden beslissing kan derhalve niet worden aangemerkt als beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lidonder e Bvt.
Ook indien de beroepscommissie anders oordeelt, zal het beroep gegrond verklaard moeten worden. Klager is van 19 november 2003 tot 30 september 2004 in het kader van wederzijdse overplaatsing opgenomen geweest in de inrichting. Hijheeft in die periode verbleven op de afdeling Twijnhuis, een intensieve zorgafdeling. Klager was niet geschikt voor verblijf op een andere afdeling. Afspraak was dat de inrichting de behandeling van Veldzicht zou overnemen. Er wasgeen behandelindicatie meer, omdat klager zou teruggaan naar Veldzicht en vervolgens naar een longstay afdeling. De inrichting heeft getracht het behandelplan zo goed mogelijk na te leven. Precies op het moment dat bekeken werd ofklager met verlof kon, speelde de ontvoeringszaak te Eibergen. Toen werd nog strenger naar verlofverlening gekeken. Klagers verlofstatus verviel en moest opnieuw bekeken worden, hetgeen zo’n acht weken in beslag neemt. Volgens hetnieuwe toetsingskader verlof, dat in september 2004 door de inrichting is ontvangen, maar al eind mei 2004 is ingegaan, was reeds door klagers overplaatsing naar de inrichting de aan het hoofd van Veldzicht verleende machtiging tothet verlenen van verlof aan klager komen te vervallen. Het personeelstekort, het regime op klagers afdeling en de pathologie van klager maakten dat het niet verantwoord was om het verlof doorgang te laten vinden, omdat niet konworden voldaan aan de voorwaarden waaronder klager met verlof mocht gaan. Bij het behandelteam van de inrichting was er onvoldoende draagvlak om de Minister te verzoeken om een nieuwe machtiging tot het verlenen van begeleid verlofaan klager, met name vanwege de vereiste hoge personele inzet. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de inrichting geen verlof gehad. Het is niet gebruikelijk, maar ook niet onmogelijk om bij verblijf op de afdeling Twijnhuis verlofte krijgen.
Het hoofd van de inrichting heeft overeenkomstig haar zorgplicht als bedoeld in artikel 17 Bvt gehandeld door het verlof geen doorgang te laten vinden. De beslissing daartoe is begrijpelijk gezien de omstandigheden in die periode.Uit het oogpunt van de beveiliging van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van klager is het oordeel van de beklagrechter dat de inrichting klager op enig moment, zonder te kunnen voldoen aan de gestelde voorwaarden voor verlof,met verlof had moeten laten gaan, onbegrijpelijk.

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Volgens artikel 50 Bvt kan het hoofd van de inrichting verlof verlenen. Het niet verlenen van verlof is beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt, nu dit is aan te merken als een beslissing die een beperkinginhoudt van een recht, die een verpleegde op grond van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift toekomt.
Hij heeft volgens de heer [...] recht op verlof. Zijn verloven vanuit Veldzicht zijn altijd goed verlopen, er waren nooit problemen. De beklagrechter heeft zijn beklag gegrond verklaard. Het hoofd van de inrichting heeft zijn verloftegengehouden vanwege personeelstekort en heeft hem daarmee kapot gemaakt. Er was geen reden hem geen verlof toe te staan. Men kon hem vertrouwen. Verlof is kostbaar. Niemand op de afdeling Twijnhuis krijgt verlof. De inrichting hadklager op een andere afdeling moeten plaatsen. Het nieuwe toetsingskader verlof was nog niet van toepassing op klagers situatie. Klager is er door de overplaatsing van Veldzicht naar de inrichting helemaal op achteruit gegaan. Zomocht hij in de inrichting bijvoorbeeld ook geen televisie en computer meer in zijn verblijfsruimte hebben. Door het handelen van de inrichting voelt hij zich niet meer prettig. Hij is blij dat hij weer in Veldzicht verblijft, ookal is dat tijdelijk, omdat hij naar een longstay afdeling moet.
De beklagrechter heeft een goede beslissing genomen en klager vraagt een hogere tegemoetkoming. Hij heeft door zijn verblijf in de inrichting veel schade opgelopen en eist om die reden een schadevergoeding van € 1500,=. Volgens dewet mag hij geen hogere schadevergoeding vragen.

3. De beoordeling
Krachtens de wettelijke regeling inzake verlof staat alleen beklag open tegen de intrekking van verlof indien op het moment van intrekking sprake is van verlof met een duur van een aaneengesloten periode van meer dan een week(artikel 56, tweede lid onder a, Bvt).
Als onweersproken staat vast dat van intrekking van een dergelijk verlof in de onderhavige zaak geen sprake is.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat de inrichting klager na wederzijdse overplaatsing zoveel mogelijk zou behandelen volgens het verplegings- en behandelingsplan van Veldzicht. Dat plan omvattedomein-/dorpsverlof onder begeleiding van een BIAD en twee stm-ers, waartoe op 22 november 1995 ministeriële machtiging was afgegeven.
Voldoende aannemelijk is geworden dat het behandelteam van de inrichting in dat kader ook de verlofmogelijkheid van klager vanuit de inrichting heeft bezien en heeft geoordeeld dat het niet verantwoord was om het bedoelde begeleideverlof doorgang te laten vinden, omdat niet kon worden voldaan aan de voorwaarden waaronder klager met verlof mocht gaan, met name wat betreft de vereiste hoge personele inzet.

Krachtens artikel 17, tweede lid, Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg dat de behandeling overeenkomstig het verplegings- en behandelingsplan plaatsvindt.
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het (vermeend) niet betrachten van een zorgplicht door het hoofd van de inrichting beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt, als daardoor een in de wet ofregelgeving neergelegd recht wordt geschonden.
De wijze van betrachten van een zorgplicht is krachtens artikel 56, vierde lid, Bvt niet beklagwaardig.

Voor zover klagers klacht ziet op het niet betrachten van de zorgplicht en het schenden van klagers recht op verlof had klager daarin niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Er is immers geen sprake van een in de wet neergelegdrecht op verlof. Het hoofd van de inrichting kan de Minister verzoeken om een machtiging tot het verlenen van verlof aan een verpleegde en kan, na ontvangst van die machtiging, bepalen wanneer daadwerkelijk verlof verleend wordt.

Voor zover klagers klacht is gericht tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting de in artikel 17, tweede lid, Bvt neergelegde zorgplicht heeft betracht, is dit niet beklagwaardig.

Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve gegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op het te betreuren dat het er in de inrichting een jaar lang niet van is gekomen om op humanitaire gronden klager onder de vereiste begeleiding een of meerdere keren domein-/dorpsverlof teverlenen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. van Dekken en prof. mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 november 2004

secretaris voorzitter

nummer: 04/2044/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 oktober 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr.drs. F.A.M. Bakker
leden: drs. B. van Dekken en prof. mr. C. Kelk.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens het hoofd van de TBS-Kliniek Flevo Future, locatie Utrecht, mevrouw [...], psychiater en directeur behandeling, en mevrouw [...], jurist bij deinrichting.
Als toehoorder van de zijde van de Raad was aanwezig de heer [...].

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Klager is van 19 november 2003 tot 30 september 2004 in het kader van wederzijdse overplaatsing opgenomen geweest in de inrichting. Hij verblijft nu weer in Veldzicht.
In de inrichting heeft hij verbleven op de afdeling Twijnhuis, een intensieve zorgafdeling. Klager was niet geschikt voor verblijf op een andere afdeling. Afspraak was dat de inrichting de behandeling van Veldzicht zou overnemen. Erwas geen behandelindicatie meer, omdat klager zou teruggaan naar Veldzicht en vervolgens naar een longstay afdeling. De inrichting heeft getracht het behandelplan zo goed mogelijk na te leven. Precies op het moment dat bekeken werdof klager met verlof kon, speelde de ontvoeringszaak te Eibergen. Toen werd nog strenger naar verlofverlening gekeken. Klagers verlofstatus verviel en moest opnieuw bekeken worden, hetgeen zo’n acht weken in beslag neemt. Volgenshet nieuwe toetsingskader verlof, dat in september 2004 door de inrichting is ontvangen, maar al eind mei 2004 is ingegaan, was reeds door klagers overplaatsing naar de inrichting de aan het hoofd van Veldzicht verleende machtigingtot het verlenen van verlof aan klager komen te vervallen. Bij het behandelteam van de inrichting was er onvoldoende draagvlak om de Minister te verzoeken om een nieuwe machtiging tot het verlenen van begeleid verlof aan klager, metname vanwege de vereiste hoge personele inzet. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de inrichting geen verlof gehad. Het is niet gebruikelijk, maar ook niet onmogelijk om bij verblijf op de afdeling Twijnhuis verlof te krijgen.
Er is geen sprake van een recht op verlof. De bestreden beslissing kan derhalve niet worden aangemerkt als beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid onder e Bvt.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Hij heeft door zijn verblijf in de inrichting veel schade opgelopen en eist om die reden een schadevergoeding van € 1500,=. Volgens de wet mag hij geen hogere schadevergoeding vragen. Hij heeft volgens de heer [...] recht op verlof.Zijn verloven vanuit Veldzicht zijn altijd goed verlopen, er waren nooit problemen. De beklagrechter heeft zijn beklag gegrond verklaard. Het hoofd van de inrichting heeft zijn verlof tegengehouden vanwege personeelstekort en heefthem daarmee kapot gemaakt. Er was geen reden hem geen verlof toe te staan. Men kon hem vertrouwen. Door het handelen van de inrichting voelt hij zich niet meer prettig.
Hij is blij dat hij weer in Veldzicht verblijft, ook al is dat tijdelijk, omdat hij naar een longstay afdeling moet.

Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Volgens artikel 50 Bvt kan het hoofd van de inrichting verlof verlenen. Het niet verlenen van verlof is beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt, nu dit is aan te merken als een beslissing die een beperkinginhoudt van een recht, die een verpleegde op grond van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift toekomt.
Verlof is kostbaar. Niemand op de afdeling Twijnhuis krijgt verlof. De inrichting had klager op een andere afdeling moeten plaatsen. Het nieuwe toetsingskader verlof was nog niet van toepassing op klagers situatie. Klager is er doorde overplaatsing van Veldzicht naar de inrichting helemaal op achteruit gegaan. Zo mocht hij in de inrichting bijvoorbeeld ook geen televisie en computer meer in zijn verblijfsruimte hebben.
De beklagrechter heeft een goede beslissing genomen en klager vraagt een hogere tegemoetkoming.

secretaris voorzitter

Naar boven