Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0633/SGB, 20 maart 2008, schorsing
Uitspraakdatum:20-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/633/SGB

Betreft: [klager] datum: 20 maart 2008

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.R. Juriaans, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de gevangenis Veenhuizen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 7 maart 2008, gegeven op een bezwaarschrift naar aanleiding
van de beslissing d.d. 1 februari 2008 tot plaatsing van verzoeker in de gevangenis Veenhuizen.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het op 14 maart 2008 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris d.d. 18 maart 2008.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Namens verzoeker is aangevoerd dat de selectiefunctionaris in strijd met de wet heeft gehandeld door verzoeker niet te horen naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift. De selectiefunctionaris heeft de beslissing uitsluitend gemotiveerd met een
verwijzing naar het ‘beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’. Dit beleidskader is niet gepubliceerd. De enkele verwijzing naar het beleidskader is geen afdoende motivering voor de beslissing. De beslissing steunt niet op voldoende
feitelijk onderzoek of advies. De beslissing is derhalve onvoldoende gemotiveerd. De selectiefunctionaris dient een optimale capaciteitsbenutting ondergeschikt te maken aan het zwaarwegend belang van belanghebbende bij plaatsing binnen de eigen regio.
Hoewel bezoekproblemen geen selectiecriterium vormen, kunnen die wel meegenomen worden in geval van bijzondere omstandigheden. De vrouw en schoolgaande kinderen van verzoeker wonen in Den Haag. Verzoeker realiseert zich dat na voltooiing van zijn
detentie hij zeer waarschijnlijk gedurende langere tijd niet met hen zal kunnen samenwonen. Verzoeker en zijn gezin hebben reeds daarom een heel groot en zwaarwegend belang, om elkaar tijdens de detentie te kunnen zien en te spreken. Het
detentiecentrum
in Alphen aan den Rijn ligt relatief dicht bij de woonplaats van het gezin. Dit detentiecentrum heeft de grootste cellencapaciteit van Nederland en is bij lange na niet volledig bezet. De selectiefunctionaris heeft geen enkele afweging gemaakt terwijl
artikel 15 Pbw dit wel voorschrijft. Door de bestreden bestreden beslissing wordt klager meer beperkt dan noodzakelijk.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat de verblijfsvergunning van verzoeker door de IND voor bepaalde tijd is ingetrokken. Op grond hiervan heeft verzoeker na ommekomst van zijn gevangenisstraf geen rechtmatig verblijf meer
in Nederland. Op grond van het ‘beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’ is verzoeker geplaatst in de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen. De selectiefunctionaris beslist op het bezwaarschrift zonder de betrokkene te horen.
Op grond van het eerdergenoemde beleidskader verblijven gedetineerden die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben in een locatie waar de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in samenwerking met de Vreemdelingendienst kunnen werken aan de terugkeer
van betrokkene naar het land van herkomst. Het beleidskader biedt in deze geen alternatieven. De raadsman van verzoeker verwijst naar jurisprudentie van de Raad waarbij het optimaal benutten van de celcapaciteit ondergeschikt gemaakt dient te worden
aan
plaatsing binnen de eigen regio. Gedetineerden die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben in Nederland, kennen geen eigen regio. Verzoeker verzoekt om plaatsing in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Deze inrichting is echter bestemd voor
gedetineerden met een strafrestant van minder dan vier maanden. Gelet op het strafrestant van verzoeker kan hij daar niet worden geplaatst.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris.

In haar uitspraak van 20 maart 2008 met kenmerk 07/3305/GB heeft de beroepscommissie het volgende overwogen omtrent de plaatsing van strafrechtelijke vreemdelingen.
In het ‘Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’ heeft de Minister zijn beleid
kenbaar gemaakt ten aanzien van de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen. Onder de strafrechtelijke vreemdeling wordt verstaan “de gedetineerde die na executie van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland (meer) heeft of zal
hebben”. Verder houdt die beleidsnota onder meer in: “Deze groep gedetineerden onderscheidt zich in die mate van andere (groepen) gedetineerden dat resocialisatie gericht op terugkeer in de Nederlandse samenleving niet aan de orde is en beginselen als
verlof, regionalisering en detentiefasering niet aan de orde zijn. Dit rechtvaardigt een beleid waarbij deze groep in beginsel afzonderlijk wordt gedetineerd. Ten behoeve van de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen wordt daarom een afzonderlijke
locatie aangewezen.”
Strafrechtelijke vreemdelingen worden na hun veroordeling geplaatst in daarvoor aangewezen afzonderlijke locaties. In de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen worden strafrechtelijke vreemdelingen geplaatst met een strafrestant van meer dan
vier maanden. Educatie vindt in deze inrichting niet plaats. De plaatsing in de inrichting voor strafrechtelijke vreemdelingen vindt plaats op grond van artikel 25, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Stcrt
2000, 176, zoals nadien gewijzigd en hierna te noemen: de Regeling) en met inachtneming van het beleidskader.

In Hoofdstuk III van de Pbw worden de bestemmingen opgesomd van de tot het gevangeniswezen behorende inrichtingen. Voor die inrichtingen wordt bepaald dat mannelijke en vrouwelijke gedetineerden gescheiden worden ondergebracht (art. 11) en dat er
gedifferentieerd kan worden in de mate van beveiliging (art. 13). Artikel 14, eerste lid, Pbw bepaalt dat de Minister inrichtingen of afdelingen daarvan kan bestemmen voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven. In het
tweede lid van die bepaling wordt een opsomming gegeven van de redenen waarmee die bijzondere opvang verband kan houden. Het derde lid van de bepaling draagt de Minister op de criteria te bepalen waaraan de gedetineerden moeten voldoen om voor
bijzondere opvang in aanmerking te komen.
In hoofdstuk IV van de Regeling worden de inrichtingen en afdelingen voor bijzondere opvang genoemd. De voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen wordt aldaar niet aangewezen als een inrichting of afdeling voor bijzondere opvang. De voor de
locatie Esserheem te Veenhuizen bestaande bestemmingsaanwijzing van 30 april 2007, kenmerk 5481731/07/DJI, betreffende de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, spreekt niet over een separate inrichting of afdeling voor de opvang van strafrechtelijke
vreemdelingen.
Voor zover in de bestreden beslissing een beroep wordt gedaan op een wettelijk kader, waartoe het hiervoor genoemde Beleidskader niet kan worden gerekend, is de beslissing gelet op het hierboven overwogene, onjuist. Het regime van de locatie Esserheem
moet worden gezien als een bijzondere opvang gelet op het ontbreken van educatie-activiteiten en het structureel niet verlenen van verlof en het niet toelaten van de aldaar gedetineerden tot detentiefasering. De verblijfsstatus van de gedetineerde
beslissend voor de selectie.

Door de selectiefunctionaris is geen individuele afweging gemaakt omtrent de bezoekmogelijkheden van verzoekers gezin uit Den Haag naar de gevangenis Veenhuizen.

Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de selectiefunctionaris.

Aldus gegeven door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris
op 20 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven