Nummer: 08/635/GB
Betreft: [klager] datum: 5 juni 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.R. Juriaans namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot overplaatsing naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Alphen aan den Rijn en is op 5 februari 2008 overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft in strijd met de wet gehandeld door klager niet te horen naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift. De selectiefunctionaris heeft de beslissing uitsluitend
gemotiveerd met een verwijzing naar het ‘beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’. Dit beleidskader is niet gepubliceerd. De enkele verwijzing naar het beleidskader is geen afdoende motivering voor de beslissing. De beslissing steunt niet
op voldoende feitelijk onderzoek of advies. De beslissing is derhalve onvoldoende gemotiveerd. De selectiefunctionaris dient een optimale capaciteitsbenutting ondergeschikt te maken aan het zwaarwegende belang van belanghebbende bij plaatsing binnen de
eigen regio. Hoewel bezoekproblemen geen selectiecriterium vormen, kunnen die wel meegenomen worden in geval van bijzondere omstandigheden. De vrouw en schoolgaande kinderen van klager wonen in Den Haag. Klager realiseert zich dat na voltooiing van
zijn
detentie hij zeer waarschijnlijk gedurende langere tijd niet met hen zal kunnen samenwonen. Klager en zijn gezin hebben reeds daarom een heel groot en zwaarwegend belang om elkaar tijdens de detentie te kunnen zien en spreken. Het detentiecentrum in
Alphen aan den Rijn ligt relatief dicht bij de woonplaats van het gezin. Dit detentiecentrum heeft de grootste cellencapaciteit van Nederland en is bij lange na niet volledig bezet. De selectiefunctionaris heeft geen enkele afweging gemaakt terwijl
artikel 15 Pbw dit wel voorschrijft. Door de bestreden beslissing wordt klager meer beperkt dan noodzakelijk.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers verblijfsvergunning is door de IND voor bepaalde tijd ingetrokken. Op grond hiervan heeft klager na ommekomst van zijn gevangenisstraf geen rechtmatig
verblijf meer in Nederland. Op grond van het ‘beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’ is klager geplaatst in de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen. De selectiefunctionaris beslist op het bezwaarschrift zonder de betrokkene te
horen. Op grond van het eerdergenoemde beleidskader verblijven gedetineerden die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben in een locatie waar de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in samenwerking met de Vreemdelingendienst kunnen werken aan de
terugkeer van betrokkene naar het land van herkomst. Het beleidskader biedt in deze geen alternatieven. De raadsman van klager verwijst naar jurisprudentie van de Raad waarbij het optimaal benutten van de celcapaciteit ondergeschikt gemaakt dient te
worden aan plaatsing binnen de eigen regio. Gedetineerden die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben in Nederland, kennen geen eigen regio. Klager is aangemerkt als strafrechtelijk vreemdeling. In het ‘beleidskader strafrechtelijke vreemdelingen’ zijn
voor strafrechtelijke vreemdelingen twee locaties aangewezen. Het detentiecentrum te Alphen aan den Rijn is bedoeld voor gedetineerden met een strafrestant van minder dan vier maanden. Gelet op het strafrestant van klager kan hij daar niet worden
geplaatst. De locatie Esserheem is bedoeld voor gedetineerden met een strafrestant van meer dan vier maanden. Klager komt in aanmerking voor plaatsing in de locatie Esserheem. De beslissing hem aldaar te plaatsen is juist.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt voorop dat uit artikel 17, vierde lid, Pbw geen wettelijke verplichting volgt om de indiener van een bezwaarschrift te horen. Klager is door de selectiefunctionaris voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaar
schriftelijk toe te lichten.
4.2. Zoals verwoord in de uitspraak 08/633/SGB d.d. 20 maart 2008, op klagers verzoek om de beslissing tot overplaatsing naar de gevangenis Veenhuizen te schorsen, heeft de beroepscommissie eerder in een uitspraak van dezelfde datum met kenmerk
07/3305/GB het volgende overwogen omtrent de plaatsing van strafrechtelijke vreemdelingen. “In het ‘Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’ heeft de Minister zijn beleid kenbaar gemaakt ten aanzien van de detentie van strafrechtelijke
vreemdelingen. Onder de strafrechtelijke vreemdeling wordt verstaan “de gedetineerde die na executie van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland (meer) heeft of zal hebben”. Verder houdt die beleidsnota onder meer in: “Deze groep
gedetineerden onderscheidt zich in die mate van andere (groepen) gedetineerden dat resocialisatie gericht op terugkeer in de Nederlandse samenleving niet aan de orde is en beginselen als verlof, regionalisering en detentiefasering niet aan de orde
zijn.
Dit rechtvaardigt een beleid waarbij deze groep in beginsel afzonderlijk wordt gedetineerd. Ten behoeve van de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen wordt daarom een afzonderlijke locatie aangewezen.” Strafrechtelijke vreemdelingen worden na hun
veroordeling geplaatst in daarvoor aangewezen afzonderlijke locaties. In de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen worden strafrechtelijke vreemdelingen geplaatst met een strafrestant van meer dan vier maanden. Educatie vindt in deze inrichting
niet plaats. De plaatsing in de inrichting voor strafrechtelijke vreemdelingen vindt plaats op grond van artikel 25, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Stcrt 2000, 176, zoals nadien gewijzigd en hierna te
noemen: de Regeling) en met inachtneming van het beleidskader.
In Hoofdstuk III van de Pbw worden de bestemmingen opgesomd van de tot het gevangeniswezen behorende inrichtingen. Voor die inrichtingen wordt bepaald dat mannelijke en vrouwelijke gedetineerden gescheiden worden ondergebracht (art. 11) en dat er
gedifferentieerd kan worden in de mate van beveiliging (art. 13). Artikel 14, eerste lid, Pbw bepaalt dat de Minister inrichtingen of afdelingen daarvan kan bestemmen voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven. In het
tweede lid van die bepaling wordt een opsomming gegeven van de redenen waarmee die bijzondere opvang verband kan houden. Het derde lid van de bepaling draagt de Minister op de criteria te bepalen waaraan de gedetineerden moeten voldoen om voor
bijzondere opvang in aanmerking te komen. In hoofdstuk IV van de Regeling worden de inrichtingen en afdelingen voor bijzondere opvang genoemd. De voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen wordt aldaar niet aangewezen als een inrichting of
afdeling
voor bijzondere opvang. De voor de locatie Esserheem te Veenhuizen bestaande bestemmingsaanwijzing van 30 april 2007, kenmerk 5481731/07/DJI, betreffende de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, spreekt niet over een separate inrichting of afdeling
voor de opvang van strafrechtelijke vreemdelingen. Voor zover in de bestreden beslissing een beroep wordt gedaan op een wettelijk kader, waartoe het hiervoor genoemde Beleidskader niet kan worden gerekend, is de beslissing gelet op het hierboven
overwogene, onjuist. Het regime van de locatie Esserheem moet worden gezien als een bijzondere opvang gelet op het ontbreken van educatieactiviteiten en het structureel niet verlenen van verlof en het niet toelaten van de aldaar gedetineerden tot
detentiefasering. Bovendien is de verblijfsstatus van de gedetineerde beslissend voor de selectie.”
4.3. Door de schorsingsvoorzitter is in voornoemde uitspraak 08/633/SGB geoordeeld dat de selectiefunctionaris geen individuele afweging heeft gemaakt omtrent de bezoekmogelijkheden van klagers gezin uit Den Haag naar de gevangenis Veenhuizen en heeft
hij de beslissing om klager over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen geschorst.
4.4. De beroepscommissie stelt vast dat klagers raadsman inmiddels het verzoek heeft ingediend om klager over te plaatsen naar het detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Bij beslissing van 14 mei 2008 heeft de selectiefunctionaris dit verzoek afgewezen.
Uit een reactie van 19 mei 2008 op een nieuw schorsingsverzoek 08/1169/SGB van klager is door de selectiefunctionaris meegedeeld dat hij van mening is dat er geen nieuwe beslissing genomen had mogen worden in afwachting van de uitspraak van de
beroepscommissie op het onderhavige beroep 08/635/GB. De selectiefunctionaris heeft vervolgens de beslissing van 14 mei 2008 ingetrokken en als gevolg daarvan is klager bij uitspraak d.d. 20 mei 2008 niet-ontvankelijk verklaard in zijn
schorsingsverzoek.
4.5. In bovenstaande reactie op het schorsingsverzoek van 19 mei 2008 heeft de selectiefunctionaris aangekondigd de uitspraak op het onderhavige beroep 08/635/GB af te zullen wachten alvorens een eventuele nieuwe selectiebeslissing met betrekking tot
klager te nemen. Vast is komen staan dat klager nog steeds in de gevangenis Veenhuizen verblijft en dat afgezien van bovenstaande reactie van de selectiefunctionaris geen toelichting van de selectiefunctionaris is ontvangen, waarin hij een individuele
afweging maakt onder meer ook omtrent de bezoekmogelijkheden van klagers gezin vanuit Den Haag naar de gevangenis Veenhuizen. Ook is de hiervoor vermelde bestemmingsaanwijzing van de locatie Esserheem inmiddels niet gewijzigd.
Gelet op het hiervoor vermelde is klagers beroep gegrond en zal de beroepscommissie de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris vernietigen. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing
te
nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
08/635/GB
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 juni 2008.
secretaris voorzitter