Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0820/TR, 10 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/820/TR

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Steenbrink, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J. Steenbrink om het beroep schriftelijk toe te lichten. Geen der partijen heeft daarvan tijdig gebruik gemaakt.
Wel zijn namens de Minister, overigens zonder aanbiedingsbrieven, stukken toegezonden, die op 24 mei 2006 zijn ontvangen.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft bepaald dat klager niet na tenuitvoerlegging van eenderde van de hem opgelegde gevangenisstraf wordt geplaatst op de wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting, maar vanaf de v.i.-datum en aansluitende aanvang van zijn tbs op 29
augustus 2006.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 3 juni 2005 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 29 augustus 2006.
Bij brief van 17 januari 2006 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij op grond van artikel 42 Penitentiaire maatregel (Pm) in beginsel in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs nadat eenderde van de hem opgelegde
gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd, maar dat in verband met het aanhoudende capaciteitstekort op grond van artikel 43 Pm is besloten dat klager vanaf de datum van aanvang van zijn tbs in aanmerking komt voor plaatsing in een tbs-inrichting.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Noord-Brabant Noord te Grave.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager dient in het beroep te worden ontvangen, nu in de bestreden beslissing niet op de mogelijkheid van beroep is gewezen en eerst op 21 maart 2006 telefonisch namens de Minister aan klagers raadsman
is meegedeeld dat de beroepsmogelijkheid abusievelijk niet in de beslissing is opgenomen.
Klager is het niet eens met de bestreden beslissing. Hij is zeer gemotiveerd een begin te maken met een veranderingsproces. Het Ministerie van Justitie is al zo lang bekend met het capaciteitstekort dat het op de weg van dit Ministerie had gelegen om
adequate maatregelen te treffen. Klager is nog niet geselecteerd voor een tbs-inrichting. Als hij wel zou zijn geselecteerd, had hij kunnen vragen om overplaatsing naar een h.v.b. dat een samenwerkingsverband met de geselecteerde tbs-inrichting kent.
Klager zit nu maar te wachten, terwijl er niets gebeurt.
Onduidelijk is of klager terzake van de bestreden beslissing door of namens de Ministeris gehoord. In de bestreden beslissing wordt daarvan geen melding gemaakt.

Namens de Minister is inzake het beroep geen standpunt naar voren gebracht.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen. De Minister heeft bij brief van 17 januari 2006 klagers wachtlijstdatum op een latere datum bepaald dan de datum waarop klager in beginsel aanspraak heeft op grond van
artikel 42 Pm, dat een nadere uitwerking is van de in artikel 13, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) neergelegde “Wet Fokkens”. De in de brief van 17 januari 2006 vermelde beslissing is naar het oordeel van de beroepscommissie aan te
merken als een beslissing, waartegen op grond van artikel 69, eerste lid, onder f, Bvt beroep kan worden ingesteld binnen de in artikel 58, vijfde lid, Bvt genoemde termijn van zeven dagen. Nu de Minister in genoemde brief niet heeft gewezen op de
mogelijkheid van het indienen van beroep en de mogelijkheid van beroep eerst op 21 maart 2006 aan klagers raadsman heeft aangegeven, is de beroepscommissie van oordeel dat het beroepschrift zo spoedig mogelijk is ingediend.

Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.

In de Bvt noch in de Penitentiaire maatregel is een hoorplicht neergelegd ten aanzien van een beslissing tot het bepalen van de wachtlijstdatum van een Fokkenswachtende als klager.

De Minister heeft besloten vanwege het capaciteitstekort op grond van artikel 43 Pm ten aanzien van klager als Fokkenswachtende - die op dat moment nog geen wachtlijstdatum voor plaatsing in een tbs-inrichting heeft - een wachtlijstdatum te bepalen op
het moment van de v.i.-datum als datum van aanvang van de tbs.

Zoals de beroepscommissie bij uitspraak 05/2079/TR van 23 juni 2006 heeft overwogen kan het capaciteitstekort niet een omstandigheid opleveren als bedoeld in artikel 43 Pm op grond waarvan de bepaling van de wachtlijstdatum voor plaatsing in een
tbs-inrichting door de Minister van een Fokkenswachtende als klager op de v.i.-datum en aansluitende aanvangsdatum van de tbs zou kunnen worden gesteld. De bestreden beslissing van 17 januari 2006 is derhalve in strijd met de wet genomen. Om die reden
is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal met toepassing van artikel 13, vierde lid, WvSr in verbinding met de artikelen 69, vijfde lid, en 66, derde lid onder a, Bvt de Minister opdragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak
een nieuwe beslissing te nemen.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan gemaakt kunnen worden, zijn er geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. J.M. van der Vaart, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven