Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0003/TA, 18 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3/TA

betreft: [klager] datum: 18 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 20 december 2013 van de beklagcommissie bij de inrichting, op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.A.M. Hendrix, en [...], juridisch medewerker bij de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om vogels in zijn verblijfsruimte te houden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en nog geen tegemoetkoming aan klager toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep is tijdig ingediend. In verband met de feestdagen is het secretariaat in de periode van 25 december 2013 tot en met 5 januari 2014 onbemand geweest. Pas op 6 januari 2014 was er weer iemand op het secretariaat aanwezig. Eerst op die datum is
kennis genomen van de uitspraak van de beklagcommissie welke blijkbaar op 24 december aan de inrichting werd verzonden. Niet bekend is op welke datum de uitspraak is ontvangen in de inrichting. Op zijn vroegst is dat op 30 december 2013 geweest, gelet
op de vertraagde postverzorging in de periode rondom kerst, maar later is ook mogelijk.
Klager heeft het beklag te laat ingediend. Op 7 augustus 2013 is klager meegedeeld dat hij geen toestemming van zijn zorgmanager kreeg voor het overnemen van de vogels van een medeverpleegde. Zijn klaagschrift is gedateerd 19 augustus 2013. Er zijn
geen
verschoonbare redenen voor deze termijnoverschrijding aangedragen. In de huisregels staat uitgebreid beschreven welke procedure gevolgd moet worden voor het houden van vogels. Klager wist dat hij tijdig beklag moest indienen. De beklagprocedure staat
uitgebreid beschreven in de huisregels. Klager had hiervan op de hoogte moeten zijn. Uit de huisregels volgt dat toestemming van de zorgmanager verkregen dient te worden, waarbij factoren als hygiëne en financiële middelen om voor de dieren te zorgen,
worden meegewogen. Klager verbleef nog maar kort op de afdeling. Een medeverpleegde had in psychotische toestand zijn vogels vrijgelaten. Het was niet wenselijk dat deze door een andere medeverpleegde werden overgenomen. De voormalige eigenaar zou zich
dan vanuit teleurstelling mogelijk met de vogels blijven bemoeien en dit was niet wenselijk in verband met het gevaar voor de orde en de veiligheid in de inrichting. Deze overweging is wel tijdens de bemiddelingsprocedure bij de maandcommissaris, maar
niet tijdens de beklagprocedure naar voren gebracht. Er waren meerdere redenen om toestemming te weigeren. Daarom had langer wachten totdat een onderzoek naar de (on)geschiktheid van klager voor het houden van vogels voltooid was geen zin.
De vogels hebben een nieuwe eigenaar buiten de inrichting gekregen.
De weigering om deze vogels te houden houdt niet in dat klager nimmer zal worden toegestaan om vogels te houden.
De beslissing hoefde niet schriftelijk worden meegedeeld en is mondeling meegedeeld. Daarbij zijn de redenen voor de weigering genoemd.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op de zondag dat de medeverpleegde de vogels losliet en zei dat hij niets meer met de vogels te maken wilde hebben, zijn door toedoen van klager de vogels weer gevangen. Hij heeft gevraagd of hij de vogels mocht houden als hij ze zou kunnen vangen.
Klager is een vogelliefhebber en het personeel wist dat hij zijn vogels heeft moeten achterlaten in Vught. Hij heeft de sociotherapeut M. gevraagd of hij de vogels mocht houden en zij zei alleen ‘nee’ en nam ze mee naar het kantoor. De volgende dag
heeft klager aan de medeverpleegde gevraagd of hij de vogels mocht hebben. De medeverpleegde ging akkoord en heeft voor klager gelobbyd bij de sociotherapeuten. Klager heeft geen beslissing op papier ontvangen. Na drie dagen lobbyen zei de
medeverpleegde dat geen toestemming zou worden gegeven door sociotherapie. Klager heeft toen M. aangesproken en zij zei dat de vogels naar een kennis zouden gaan die een vogelopvang had. Dit was op 9 augustus 2013. De vogels stonden nog steeds op
kantoor en klager had nog steeds hoop. Hij wachtte rustig af wat M. met de vogels zou doen. Anderhalve week later zag klager M. met twee kennissen de vogels op een steekwagen naar de parkeerplaats brengen. Op dat moment had klager geen hoop meer en
heeft hij beklag ingediend. Klager is ontvankelijk in het beklag. In dit verband wordt verwezen naar een tweetal uitspraken van de beroepscommissie, te weten 06/820/TR d.d. 10 augustus 2006 en 08/1490/TB d.d. 3 november 2008.
Zonder te onderzoeken of klager aan de criteria voldeed, is beslist dat klager de vogels niet mocht houden. De korte duur van klagers verblijf mag niet de reden zijn om klager niet te toetsen aan de criteria. Indien wel onderzoek zou zijn gedaan, zou
zijn gebleken dat klager zijn leven lang vogels heeft verzorgd en in de vorige inrichting ervaring heeft opgedaan met het houden van vogels in zijn verblijfsruimte. De medeverpleegde is binnen een paar weken overgeplaatst naar een andere afdeling. Hij
heeft aangegeven teleurgesteld te zijn dat klager de vogels niet heeft gekregen. Uit niets blijkt dat de medeverpleegde in een psychotische toestand de vogels heeft losgelaten.
Verwezen wordt naar artikel 2, tweede lid, van de Bvt. Klager is aan een beperking onderworpen die noch voor het doel van de vrijheidsbeneming noch in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk is. Klager is
een 72-jarige man aan wie het laatste beetje levensvreugde hiermee is afgenomen. Klager is aangetast in zijn eer en goede naam.
Hij wil geen andere vogels. Het ging hem om deze vogels.
Het contact met het personeel van de inrichting verloopt goed. Dit besluit van de inrichting valt klager erg tegen. Dat heeft zijn weerslag op zijn verhouding met het personeel.

3. De beoordeling
Op de uitspraak van de beklagcommissie staat als datum voor afschrift aan klager en het hoofd van de inrichting: 24 december 2013. Niet uit te sluiten valt dat de uitspraak die dag niet aan PostNL is aangeboden en dat dit in verband met de feestdagen
pas op de eerstvolgende werkdag nadien, op 30 december 2013, is geschied. In dat geval zou de uitspraak op zijn vroegst op 31 december 2013 op het secretariaat van de inrichting zijn bezorgd en is het beroep, dat op 6 januari 2014 is ingediend, tijdig
ingediend.
De beroepscommissie geeft het hoofd van de inrichting het voordeel van de twijfel en zal het hoofd van de inrichting ontvangen in het beroep.

Aangevoerd is dat klager het beklag te laat heeft ingediend. De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken en de toelichting ter zitting niet vast is komen staan wanneer de beslissing dat klager geen vogels mocht houden in zijn verblijfsruimte,
welke
beslissing niet schriftelijk aan klager is meegedeeld, is genomen. De vogels zijn in de kantoorruimte gezet en de (voormalige) eigenaar van de vogels heeft getracht te bewerkstelligen dat klager toestemming zou krijgen om de vogels in zijn
verblijfsruimte te houden. Klager heeft het vertrek van de vogels uit de inrichting op 19 augustus 2014 naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen opvatten als de definitieve weigering om hem de vogels te laten houden. Nu klager op dezelfde dag
beklag heeft ingediend, is het beklag tijdig ingediend.

Zonder dat onderzoek is gedaan naar zijn (on)geschiktheid hiertoe, is klager toestemming geweigerd voor het houden van de vogels in zijn verblijfsruimte. Deze weigering was niet met redenen omkleed en moet daarom als onredelijk en onbillijk worden
aangemerkt. Het argument dat de medeverpleegde bij het loslaten van de vogels in een psychotische toestand verkeerde en mogelijk vanuit teleurstelling zich met de vogels zou blijven bemoeien hetgeen de orde en de veiligheid in de inrichting in gevaar
zou kunnen brengen, is pas in beroep voor het eerst aangevoerd en kan nu niet met terugwerkende kracht ten grondslag worden gelegd aan de toentertijd genomen beslissing, nog daargelaten dat de gestelde psychotische toestand niet aannemelijk is
geworden.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden. De
beroepscommissie acht een tegemoetkoming van € 50,= op zijn plaats.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven