Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1915/GA, 24 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1915/GA

betreft: [klager] datum: 24 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 juli 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2005, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en zijn raadsman mr. M.A. Westendorp.
De directeur van de p.i. Rijnmond is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. klagers overplaatsing naar Krimpen aan den IJssel en
b. de inbeslagname van een aantal diskettes.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Het is juist dat klager juridisch advies heeft gegeven aan medegedetineerden. De medegedetineerden wisten dat klager veel verstand had van juridische zaken. Hij heeft zelf zijn verdediging gevoerd in hoger beroep en in cassatie. Voor niets gaat de zon
op, maar klager heeft geen € 18.000,= gevraagd voor een juridisch advies. Hij vroeg tussen de
€ 1.000,= en € 2.500,= voor een advies. Hij is valselijk beschuldigd dat hij € 18.000,= gevraagd zou hebben voor een advies. Door de inrichting is geen reden voor de beslissing tot overplaatsing gegeven. Klager werkt als zelfstandig ondernemer en weet
dat hij geld voor dienstverlening mag vragen. Andere vrienden, die eveneens gedetineerd zijn, hebben vanuit de gevangenis hun bedrijf voortgezet. Klager heeft ook toestemming gevraagd of hij zijn medegedetineerden tegen een geringe vergoeding mocht
bijstaan bij de voorbereiding van hun verdediging. Het toenmalige afdelingshoofd, dat is overgeplaatst naar Schiphol, heeft hem gezegd dat hij dat mocht doen. Klager mocht ook zakenbezoek ontvangen.
De schorsingsvoorzitter heeft de tenuitvoerlegging van de beslissing tot overplaatsing geschorst omdat de directeur niet bevoegd is om klager extern over te plaatsen. De beklagcommissie meent dat er sprake is van een interne overplaatsing, waartoe de
directeur wel bevoegd is. Dat er sprake is van (externe) overplaatsing kan ook worden afgeleid uit de beslissingen van de beroepscommissie onder de nummers 05/1519/SGA, 04/2446/GA en 03/2393/GB. Uit deze uitspraken volgt dat de selectiefunctionaris
exclusief bevoegd is om extern over te plaatsen. Kennelijk is dit ook de opvatting van de selectiefunctionaris nu deze achteraf alsnog een beslissing tot overplaatsing heeft genomen.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Op de inbeslaggenomen diskettes stond onder meer klagers ondernemingsplan, dat hij nodig heeft als hij weer buiten is. Er kan eenvoudig geconstateerd worden wat er op de diskettes staat. Niet aangetoond is dat de orde en de veiligheid in gevaar zijn
gebracht. Klager vraagt zich af wat hij verkeerd heeft gedaan.

De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep in een schrijven van 26 oktober 2005 als volgt toegelicht.
Klager heeft geen bewijs van ontvangst van de diskettes ontvangen, omdat deze diskettes niet zijn eigendom zijn. De diskettes waren ook niet van een gedecolid. Hij kreeg ze in de bibliotheek te leen en heeft ze zich toegeëigend. Er is geen sprake van
dat een afdelingshoofd aan klager toestemming heeft verleend om (tegen betaling) aan medegedetineerden advies te verlenen.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.:
Het Ministerieel besluit van 23 maart 2005 nr. 5336634/05/DJI regelt de bestemming van de penitentiaire inrichtingen Rijnmond. Het besluit is in werking getreden op 21 februari 2005. In artikel 1 van het besluit is, voorzover hier van belang, bepaald
dat (afdelingen van) zowel het perceel Noordsingel 115 te Rotterdam als het perceel Van der Hoopstraat 100 te Krimpen aan den IJssel worden aangewezen als huis van bewaring (en inrichting voor stelselmatige daders). Naar het oordeel van de
beroepscommissie dient hier, anders dan de directeur meent, niet in gelezen te worden dat beide vermelde percelen gezamenlijk één huis van bewaring vormen, maar er dient hier gelezen te worden dat beide percelen ieder voor zich tot huis van bewaring
worden bestemd. Daaraan doet niet af dat deze (en andere) percelen volgens voormeld artikel 1 gezamenlijk worden aangeduid als huis van bewaring/ISD Rotterdam. Het uitgangspunt van de wet is immers dat aan een inrichting of een afdeling van een
inrichting, waarmee wordt gedoeld op een geografisch herkenbaar gebouwelijk complex, een bepaalde penitentiaire bestemming wordt toebedeeld. Zulks valt af te leiden uit onderdeel 7 van de Memorie van Toelichting bij de Penitentiaire beginselenwet
(Kamerstukken II, 1994-1995, 24 263, nr. 3, pagina 23 en 24), alwaar het volgende valt te lezen: “Onder het begrip inrichting valt te verstaan een feitelijke en organisatorische eenheid. Vaak zal het gaan om één gebouw dat onder beheer van een
directeur
staat. Aan de orde is al geweest (onderdeel 6 onder c) de in gang zijnde organisatorische bundeling van gebouwen. In een dergelijke situatie laat de wet de mogelijkheid open om een complex van gebouwen als een penitentiaire inrichting aan te duiden.
Het
komt de overzichtelijkheid ten goede, indien gebouwen die op deze wijze worden samengevoegd geografisch een herkenbare eenheid vormen. Indien inrichtingen die niet in elkaars nabijheid liggen, organisatorisch onder hetzelfde beheer worden gebracht
zullen de samenstellende delen als even zovele penitentiaire inrichtingen worden aangeduid.”
Deze uitleg van het begrip inrichting is ook overigens in overeenstemming met de bij de invoering van de Penitentiaire beginselenwet gekozen uitgangspunten. De nieuwe regeling stelde immers ook beroep tegen plaatsing in en overplaatsing naar een huis
van bewaring open. Het werd wenselijk geoordeeld om de gedetineerde in de gelegenheid te stellen bezwaar te maken tegen plaatsing in een bepaalde regio of plaats. Door percelen op locaties in verschillende plaatsen samen als huis van bewaring aan te
wijzen wordt dit uitgangspunt ondergraven. Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur tot overplaatsing. Nu het hier een beslissing van de directeur jegens de gedetineerde betreft is het beklag ontvankelijk. Tot overplaatsing is
de directeur niet bevoegd. Nu die beslissing gelet op artikel 15, derde lid, Pbw is voorbehouden aan de selectiefunctionaris zal het beklag in zoverre gegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel b.:
Uit de door directeur verstrekte informatie is gebleken dat de diskettes niet aan klager toebehoren maar aan (de bibliotheek van) de inrichting. Derhalve is de (namens) de directeur genomen beslissing om deze diskettes in te nemen niet onredelijk of
onbillijk. Klager heeft immers inrichtingsdiskettes zonder nader overleg naar eigen goedvinden gebruikt. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
Met betrekking tot onderdeel a.:
De beroepscommissie vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Verklaart het beroep in zoverre ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.L. Brand en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven