Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1653/GB, 16 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/1653/GB

Betreft: [klager] datum: 16 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 juni 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam te Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 27 juni 2002 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b./ISD Rotterdam te Rotterdam. Op 25 april 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b./ISD Rotterdam te Krimpen aan den IJssel.

2.2. Bij uitspraak van 24 januari 2006, met nummer 05/1915/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 26 juli 2005 van de beklagcommissie bij de
penitentiaire
inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Rotterdam betreffende, voor zover in onderhavige beroepszaak van belang, de beslissing van de directeur tot overplaatsing van klager naar het h.v.b./ISD te Krimpen aan den IJssel, gegrond verklaard en aan klager een
tegemoetkoming van
€ 50,= toegekend.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is geheel terecht een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen strafcel in verband met verbale uitingen jegens de directeur dan wel het inrichtingspersoneel. Op de laatste dag van de disciplinaire straf werd klager medegedeeld dat hij
diezelfde dag nog aansluitend op de disciplinaire straf zou worden overgeplaatst naar Krimpen aan den IJssel. Deze overplaatsing zou een onderdeel zijn van de hem opgelegde straf. Deze strafoverplaatsing is nimmer van tevoren aan klager medegedeeld en
bovendien in strijd met de wet. Verzocht is om schorsing van de beslissing en dit verzoek is toegewezen omdat overplaatsing van gedetineerden de exclusieve bevoegdheid is van de selectiefunctionaris. Klager is op 25 april 2005 toch overgeplaatst. Zelfs
na schorsing van de beslissing door de voorzitter van de beroepscommissie op 27 april 2005 duurde de overplaatsing onverminderd voort. Vervolgens heeft klager op 29 april 2005 een beslissing ontvangen van de selectiefunctionaris waarin hem is
medegedeeld dat hij geselecteerd is voor Krimpen aan den IJssel. Klager meent dat de selectiebeslissing van 29 april 2005 enkel is genomen om hiermee de fout van de directeur te corrigeren. De penitentiaire wetgeving is hiervoor niet geschreven. Het
bezwaarschrift had gegrond verklaard moeten worden en de overplaatsing teruggedraaid dienen te worden. Inhoudelijk kan de beslissing ook niet in stand blijven. Reden voor de selectiebeslissing zou zijn dat er een ernstig verstoorde relatie is tussen
klager en een aantal medegedetineerden. Voortzetting van het verblijf van klager in Rotterdam zou hierdoor niet langer mogelijk zijn. Dit is onjuist. Klager heeft namelijk een aanvaring gehad met het inrichtingspersoneel en niet met medegedetineerden.
Ook de directeur bevestigt in een brief van 27 april 2005 dat de reden voor de overplaatsing de ernstig verstoorde relatie tussen klager en een afdelingshoofd is geweest. Desondanks blijft de selectiefunctionaris in zijn selectiebeslissing volhouden
dat
de reden van overplaatsing de verstoorde relatie is tussen klager en medegedetineerden. Ook om die reden kan de beslissing niet in stand blijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De informatie die de selectiefunctionaris heeft gekregen, vanuit de inrichting waar klager verbleef, wees duidelijk op problemen met medegedetineerden. Gelet op de ernstig verstoorde relatie met een aantal medegedetineerden was een voortzetting van
klagers verblijf in het h.v.b./ISD Rotterdam te Rotterdam niet langer mogelijk.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als veroordeelde in afwachting van zijn plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Uit de uitspraak van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, Pbw van 24 januari 2006 nummer 05/1915/GA als vermeld onder 2.2 volgt dat de directeur niet bevoegd was om klager over te plaatsen naar het h.v.b./ISD te Krimpen
aan
den IJssel en dat die overplaatsingsbeslissing, gelet op het bepaalde in artikel 15, derde lid, Pbw, was voorbehouden aan de selectiefunctionaris.

4.3. De selectiefunctionaris heeft op 29 april 2005 beslist klager over te plaatsen naar het h.v.b./ISD te Krimpen aan den IJssel. Klager was op 25 april 2005 al daarnaar toe overgeplaatst door de directeur. Tegen die beslissing heeft klager beklag
ingesteld op grond van artikel 60 Pbw, op welk beklag bij beslissing van de beroepscommissie van 24 januari 2006 is beslist en waarbij het beklag gegrond is verklaard. In het kader van het onderhavige beroep kan deze beslissing van de directeur niet
opnieuw ter toets komen.

4.4. Door de selectiefunctionaris is gesteld: “dat volgens de bestemmingsbeschikking van p.i. Rijnmond deze inrichting als een geheel gezien moet worden en dat daardoor een verplaatsing binnen het zelfde regiem naar een andere inrichting binnen het
cluster tot de mogelijkheden behoort. Voorts wijs ik u erop, dat de informatie, die ondergetekende heeft gekregen, duidelijk wees in de richting van problemen met medegedetineerden.”. Dit laatst is niet op enigerlei wijze onderbouwd met feiten en/of
omstandigheden, terwijl op dit punt gemotiveerd verweer is gevoerd door en namens klager. De beroepscommissie is gelet daarop van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris niet in stand kan blijven.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven