Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1526/GB, 4 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1526/GB

betreft: [klager] datum: 4 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1963], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 juli 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 1 augustus 2003 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager als afgestrafte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
2.1. Klager is in verband met het huidige delict sedert 16 augustus 1999 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap. Na een verblijf op de landelijkeafzonderingsafdeling (l.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught is hij op 7 juli 2003 in de EBI geplaatst.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar en zes maanden met aftrek wegens doodslag en afpersing, welke straf is ingegaan op 28 mei 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 april 2005.Aansluitend zal wederom een maatregel TBS met dwangverpleging ingaan. Klager heeft het delict gepleegd tijdens een proefverlof vanuit de dr. S. van Mesdagkliniek.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI overeenkomstig hetgeen in de aangehechte pleitnota staat weergegeven toegelicht.
Klager heeft hier nog aan toegevoegd dat hij na de beslissing omtrent zijn detentieongeschiktheid in 1997 meteen is teruggeplaatst. Hij wilde niet ontsnappen, laat staan met geweld. Hij begrijpt niet waarom de directeur van delocatie Ooyerhoek daarover liegt.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de locatie Ooyerhoek te Zutphen is aangegeven dat het incident waarvoor klager is overgeplaatst naar de l.a.a. plaatsvond op 31 mei 2003. Via de intercom kwam een melding dat op deafdeling langgestraften een raam was ingeslagen. De betreffende gedetineerde is naar de afzonderingsafdeling gebracht. Na een celcontrole bleek dat het om een poging tot uitbraak ging. Op de cel lagen aan elkaar geknoopte lakens,ijzerzaagjes, een schroevendraaier en een aangeslepen mes. Er werd geconstateerd dat een zaagsnede was gemaakt in de tralie. Uit verhoor van een drietal gedetineerden is vast komen te staan dat klager het vluchtplan beraamd heeft.Hij heeft er voor gezorgd dat de benodigde attributen voor de ontvluchting aanwezig waren op de cel, ook zou er buiten een vluchtauto gereed staan. Er is ook GRIP-informatie over een geplande ontvluchting waarbij klager betrokkenzou zijn.
Tijdens het verblijf van klager in de inrichting zijn er meer aanwijzingen geweest dat hij al lange tijd bezig was met een poging tot ontvluchting. Aangezien hiervoor geen harde bewijzen zijn gevonden, bleef het bij vermoedens.
Klager heeft vaak vragen over beveiligingszaken in en om de inrichting. Hij volgt het personeel nauwlettend en is bijzonder goed op de hoogte van veiligheidsprocedures die eigenlijk alleen bij het personeel bekend zijn. Hij heeftvaak overduidelijke belangstelling voor het hekwerk rondom de luchtplaats, de camerabewaking, de centraal post, de remise en de ophaaltijden voor het transport. Vanwege het aantal ontvluchtingpogingen dat klager in het verledenheeft ondernomen in een normaal beveiligde inrichting met een algeheel regime, is de inrichting van mening dat klager niet geschikt is om zijn detentie voort te zetten in een normaal beveiligde inrichting. Gezien het bovenstaandewordt geadviseerd klager over te plaatsen naar de EBI.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 25 juni 2003 in de l.a.a. te Vught heeft gesproken in het kader van het voorstel tot plaatsing in de EBI heeft het volgende bericht. Klager ontkent categorisch betrokken te zijn bij eenontvluchtingpoging. Hij geeft aan geen contact te hebben gehad met de gedetineerde die zijn raam heeft ingeslagen. Buiten de bekende informatie van gedetineerden is de selectiefunctionaris niets bekend van harde informatie. Deselectiefunctionaris meent daarom dat een plaatsing van klager in de EBI op basis van de huidige informatie niet mogelijk is. De extremiteit van de klagers vluchtgevaar is in deze nog niet gebleken, alhoewel zijn detentieverledenbol staat van de ontvluchtingplannen. De selectiefunctionaris adviseert de beslissing mede te laten afhangen van de informatie die door het meldpunt GRIP naar voren zal worden gebracht.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie blijkt dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Dit is gebaseerd op het feit dat klager eerder in de (tijdelijke) EBI heeft verbleven,in de locatie Ooyerhoek ten aanzien van klager diverse keren sprake was van aanwijzingen en vermoedens inzake ontvluchtingvoornemens en zijn overduidelijke belangstelling voor beveiligingszaken in en om de inrichting. Op 14 april2003 is melding gemaakt van mogelijke voornemens bij klager om samen met medegedetineerde via het dak van de metaalarbeid te ontvluchten. Op 31 mei 2003 was sprake van informatie en aanwijzingen dat een ontvluchting werd voorbereid.Na onderzoek werd klager geplaatst op de l.a.a. te Vught. Klager is wederom veroordeeld tot een lange gevangenisstraf, nadat hij tijdens een proefverlof in 1999 vanuit de van Mesdagkliniek heeft gerecidiveerd. Een eventueleontvluchting van klager zou maatschappelijk onaanvaardbaar zijn en leiden tot een ernstig geschokte rechtsorde.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende. Uit de stukken komt naar voren dat binnen een kort tijdsbestek vanuit twee verschillende kanalen informatie over klager is verkregen waaruit blijkt van zijn betrokkenheid bij eenontvluchtingpoging. Sprake is van op 31 mei 2003 en 1 juni 2003 bij het meldpunt GRIP binnengekomen informatie van een regionale criminele inlichtingen eenheid (CIE) over ontvluchtingplannen van een drietal gedetineerdenverblijvende in de cellen 24, 41 en 48 van de penitentiaire inrichting te Zutphen. Klager verbleef in de locatie Ooyerhoek in cel 48. Daarnaast is klager bij verhoor van een drietal gedetineerden naar aanleiding van een incident meteen kapotgeslagen celraam op 31 mei 2003, genoemd als de beramer van een ontvluchting uit de locatie Ooyerhoek. Klager heeft voor de benodigde attributen gezorgd en een vluchtplan voorbereid. De officier van justitie van hetlandelijk parket (ovj-lp) heeft in een ambtsbericht van 10 juni 2003 aangegeven dat de ontvangen CIE-informatie als betrouwbaar moet worden beoordeeld. De GRIP-circulaire (geldig vanaf 1 juli 2002, kenmerk 5172795/02/DJI) schrijftvoor dat de ovj-lp CIE-informatie toetst op de criteria actualiteit, concreetheid en, voorzover mogelijk, volledigheid en, indien mogelijk, de informatie en de bron toetst op betrouwbaarheid. Hoewel het, gelet hierop, wenselijk wasgeweest dat de ovj-lp zich naast de betrouwbaarheid over de overige criteria had uitgelaten, is de beroepscommissie van oordeel dat, de hiervoor opgesomde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, in redelijkheid konworden geconcludeerd dat klager een extreem vluchtrisico vormt. Zij overweegt hierbij dat klager in 1994 en 1997 eerder in de (T)EBI heeft verbleven als gevolg van zijn vluchtgevaarlijkheid. Het terzake door en namens klagergevoerde verweer doet hier niet aan af. Uit desgevraagd verkregen schriftelijke inlichtingen van de afdeling Individuele TBS zaken van de Dienst Justitiële Inrichtingen is niet gebleken van de door en namens klager aangevoerdedetentieongeschiktheid in 1997. Gelet op het delict voor het plegen waarvan klager is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf, welk delict hij tijdens een proefverlof vanuit de dr. S. van Mesdagkliniek heeft gepleegd, en het feitdat na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf wederom de TBS met dwangverpleging zal ingaan, vormt klager bij een eventuele ontvluchting eveneens een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voorernstige geweldsdelicten.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a. De beslissing klager te plaatsen in de EBI is derhalve niet in strijd met de wet en deze kan, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 4 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven