Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2938/GB, 19 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2938/GB

betreft: [klager] datum: 19 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1963], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 december 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 30 januari 2004 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
2.1. Klager is in verband met het huidige delict sedert 16 augustus 1999 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Zutphen, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Na een verblijf op de landelijkeafzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught is hij op 7 juli 2003 in de EBI geplaatst. Bij beslissing van 15 december 2003 is klagers verblijf in de EBIU verlengd.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar en zes maanden met aftrek wegens doodslag en afpersing, welke straf is ingegaan op 28 mei 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 april 2005.Aansluitend zal wederom een maatregel TBS met dwangverpleging ingaan. Klager heeft het delict gepleegd tijdens een proefverlof vanuit de dr. S. van Mesdagkliniek.

3. De standpunten
3.1. Klagers raadsvrouw heeft tijdens het horen overeenkomstig de aangehechte pleitnotitie het woord gevoerd.

Klager heeft daar nog het volgende aan toegevoegd.
Klager is besmet met het HIV-virus. Om de drie maanden ging hij naar het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis (OLVG) in Amsterdam om zijn bloed te laten controleren. Daar was men op zijn komst ingesteld en het bloedonderzoek verliep steedsvlot en soepel. Eenmaal in de EBI mocht klager niet meer naar het OLVG. In verband met beveiligingstechnische redenen werd het klager slechts toegestaan voor onderzoek naar het penitentiair ziekenhuis in Den Haag te gaan. Eindoktober en begin november 2003 is hij daar geweest. Het was een heel circus. Klager was geboeid en het ging allemaal heel lastig. Klager vindt het een rare gang van zaken. In het penitentiair ziekenhuis zou hij zich hebben misdragenen bepaalde uitlatingen hebben gedaan. Dat heeft hij echter niet gedaan. Niemand van de aanwezigen heeft iets gerapporteerd. Dat kon ook niet, omdat er niets was voorgevallen. Klager begrijpt er niets van, vindt het belachelijk envraagt zich af waarom dit nu allemaal nodig is. Wat hem betreft moeten de directeur en het b.s.d. hierop worden aangesproken.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI is aangegeven dat klager nu zes maanden in de EBI verblijft. Tijdens een bezoek aan het penitentiair ziekenhuis heeft klager er opnieuw blijk van gegeven impulsief over tegaan tot het maken en gedeeltelijk uitvoeren van plannen, gericht op onttrekking aan detentie, zelfs terwijl het bezoek aan het penitentiair ziekenhuis de eerste gelegenheid betrof waarbij klager zich buiten de EBI bevond. Gelethierop en op zijn detentieverleden, adviseert de directeur klagers verblijf in de EBI te verlengen.

3.3. In het selectieadvies van het Penitentiair Selectie Centrum (PSC) wordt vermeld dat klager de indruk maakt zich goed staande te kunnen houden in de EBI. Hij kent sombere momenten, maar is niet depressief. In het kader van dejaarlijkse beoordeling over de noodzaak tot plaatsing in een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, zoals voorgeschreven in de “Regeling plaatsing veroordeelde gevangenisstraf en TBS”, wordt voorgesteldklager onder de aandacht te brengen van het zogenoemde psycho-medisch-overleg, opdat advies aan de directeur van de EBI kan worden uitgebracht over een mogelijke plaatsing in een tbs-inrichting.

3.4. De selectiefunctionaris die klager op 2 december 2003 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
Ontvluchtingspogingen en de drang om te ontvluchten lopen als een rode draad door klagers detenties heen. Klager verbleef ten tijde van het gesprek ongeveer een half jaar in de EBI en vond het jammer dat er zo weinig mogelijkhedenzijn met betrekking tot het functioneren in een groep. Het regime is volgens hem uitgehold en er zijn verhoudingsgewijs veel buitenlanders. Klager, die het niet eens is met het voorstel van de directeur om zijn verblijf in de EBImet zes maanden te verlengen, reageerde laconiek op het inrichtingsvoorstel. Zijn grote vraag is hoe het zit het een opname in een tbs-inrichting

3.5. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager eerder beroep instelde tegen zijn plaatsing in de EBI, welk beroep bij beslissing van de beroepscommissie van 4 september 2003, nr. 03/1526/GV, ongegrond werd verklaard.Aanvullend bericht de selectiefunctionaris over de periode van 7 juli 2003 tot 3 december 2003 nog het volgende. Klager heeft in het penitentiair ziekenhuis voor problemen gezorgd. Hij stelde zich daarbij (be)dreigend op. Nadreiging met het aanrichten van vernielingen ging hij, na het stellen van een ultimatum, daartoe over. Ook heeft hij uitlatingen gedaan die wijzen op een ontvluchting. In contacten met hulpverleners in de EBI inzake de mogelijkhedentot uitplaatsing, heeft klager aangegeven dat hij zijn eigen plan wel zou trekken in het geval hij niet zou worden gesteund.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Bij beslissing van 4 september 2003, nr. 03/1526/GB, is de beroepscommissie, op grond van de toen beschikbare informatie, tot de conclusie gekomen dat klager een extreem vluchtrisico vormt en een onaanvaardbaar maatschappelijkrisico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten. Klager viel toen dan ook in de onder 4.2 bedoelde categorie a en zijn beroep werd ongegrond verklaard.

Wat er ook zij van klagers verweer met betrekking tot de onregelmatigheden tijdens zijn verblijf in het penitentiair ziekenhuis, de beroepscommissie komt tot het oordeel dat de gronden die destijds hebben geleid tot klagers –gerechtvaardigde – plaatsing in de EBI ook thans nog dusdanig zwaarwegend zijn, dat deze in redelijkheid de conclusie rechtvaardigen dat klager ook nu nog valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a.

De beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen is dan ook niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klagers beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij , secretaris, op 19 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven