Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4124/TA, 14 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4124/TA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. A.T. van Rhijn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.T. van Rhijn om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het onthouden van medische zorg aan klager c.q. het niet adequaat handelen van de medische dienst met betrekking tot klagers kiesklachten (PN 2016/086);
b. de bejegening van klager door personeelslid R. (PN 2016/147).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager zijn in beroep de tegenover de beklagrechter ingenomen standpunten als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a.: klager heeft vier tot zes weken moeten wachten op medische behandeling. Klager had hevige pijnen in zijn kaken als gevolg van een ontsteking. Deze ontsteking had bij tijdig medisch ingrijpen voorkomen kunnen worden.
Als gevolg van die ontsteking moesten tanden en kiezen worden getrokken. De medicatie en pijnbestrijding zijn onvoldoende geweest. Klager heeft onnodig (lang) pijn geleden. Verzocht wordt klager te ontvangen in zijn beklag en dit gegrond te verklaren.
Ten aanzien van het beklag onder b.: personeelslid R. heeft klager openlijk gediscrimineerd op basis van zijn huidskleur. Van een personeelslid wordt verlangd dat hij dergelijke discriminatoire opmerkingen niet maakt. Het personeelslid heeft daarmee
gehandeld in strijd met de zorgplicht die inhoudt dat patiënten professioneel en met respect worden bejegend. Verzocht wordt klager te ontvangen in zijn beklag en te beslissen dat dit discriminatoire gedrag van het personeelslid ongeoorloofd is.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep ten aanzien van het beklag onder a. uitvoerig de gang van zaken en de bij klager uitgevoerde behandelingen van tandheelkundige aard geschetst.
Ten aanzien van het beklag onder b. heeft het hoofd aangegeven dat klager lijdt aan een psychotische stoornis waaruit waanideeën voortkomen. Klagers stelling dat hij gediscrimineerd wordt door personeelslid R. is onjuist. Klager kan niet goed
opschieten
met dit personeelslid en vermoedelijk heeft klagers gevoel dat hij wordt gediscrimineerd met deze problematiek te maken.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Voor zover klagers beklag betrekking heeft op het medisch-inhoudelijk optreden door de medische dienst, waaronder onder meer valt het voorschrijven van
bepaalde medicatie en het inschatten van de urgentie, overweegt de beroepscommissie dat hiertegen op grond van de Bvt geen rechtsmiddel openstaat (vgl. RSJ 11 september 2013, 13/2256/TA). Klager kan dan ook niet in dit onderdeel van zijn beklag worden
ontvangen.

Voor zover klagers beklag inhoudt dat aan hem door de inrichting medische zorg is onthouden, overweegt de beroepscommissie het volgende. Ingevolge artikel 41 Bvt heeft een verpleegde recht op medische verzorging. Op grond van artikel 41, derde lid
aanhef en onder a, Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg dat een aan de inrichting verbonden arts (waaronder begrepen een tandarts) regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur. Ingevolge artikel 41, vierde lid aanhef en onder b en
c, Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg voor de behandeling van de verpleegde op aanwijzing van een aan de inrichting verbonden arts (voor zover deze niet kan worden aangemerkt als een behandeling, bedoeld in artikel 1, onder v) alsmede voor de
overbrenging van de verpleegde naar een ziekenhuis dan wel andere instelling, indien de onder b. bedoelde behandeling aldaar plaatsvindt.

Een beslissing die een vermeende schending inhoudt van het aan artikel 41 Bvt te ontlenen recht op medische verzorging is, ingevolge artikel 56, eerste lid, onder e, in samenhang bezien met artikel 56, vierde lid, Bvt, alleen vatbaar voor beklag als
sprake is van het niet betrachten van een zorgplicht door het hoofd van de inrichting ter zake van die medische verzorging. Indien sprake is van de wijze van betrachten van die zorgplicht zal klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten worden
verklaard (vgl. RSJ 30 juli 2015, 15/579/TA). Gelet op hetgeen in het verweerschrift van de inrichting van 10 februari 2017 is beschreven, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het beklag in dit geval ziet op de wijze van betrachten van de
zorgplicht(en) van artikel 41, derde en vierde lid, Bvt door de inrichting en niet op het niet betrachten van die zorgplicht(en). Om deze reden kan klager evenmin in dit onderdeel van zijn beklag worden ontvangen.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (vgl. onder andere RSJ 6 maart 2014, 13/3468/TA) is de bejegening van een verpleegde door een
personeelslid niet vatbaar voor beklag, nu dit niet kan worden aangemerkt als een beslissing door of namens het hoofd van de inrichting als bedoeld in artikel 56 Bvt. Om deze reden kan klager niet worden ontvangen in zijn beklag onder b.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld, bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 14 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven