Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0579/TA, 30 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/579/TA

betreft: [klager] datum: 30 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] en
[...], beiden juridisch medewerker.
Ter zitting heeft de juridisch medewerker toegezegd – en klager en zijn raadsvrouw hebben hiervoor hun toestemming gegeven – bij de inrichtingsarts te zullen navragen op welk(e) tijdstip(pen) klager, volgens het medicatievoorschrift dat op 29 augustus
2014 gold, zijn maag(zuur)remmende medicatie diende in te nemen. Op 28 mei 2015 heeft de inrichtingsarts – nadat hem namens de beroepscommissie een schriftelijk verzoek om informatie te verstrekken was toegestuurd – de gevraagde informatie verstrekt.
Deze informatie is ter kennisneming verzonden naar klager en zijn raadsvrouw.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het op 29 augustus 2014 niet tijdig verstrekken van door de arts voorgeschreven maag(zuur)remmende medicatie.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De klacht gaat over de (vermeende) schending van het in artikel 41 van de
Bvt neergelegd recht op medische verzorging als gevolg van het niet betrachten van een zorgplicht door het hoofd van de inrichting. Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat sprake is van het niet betrachten van een zorgplicht als
medicatie die op een bepaald tijdstip moet worden uitgereikt, op een later tijdstip wordt uitgereikt dan is voorgeschreven. Klager behoort in de ochtend zijn medicatie te krijgen, zodat hij gedurende de dag geen last heeft van zijn maag. Het tijdstip
van inname is dus belangrijk. In de ochtend van 29 augustus 2014 had klager al last van zijn maag. Klager heeft toen om medicatie gevraagd, maar die medicatie werd hem niet verstrekt. Klager had lichamelijk ongemak en werd bovendien onrustig, omdat een
week eerder een medepatiënt was overleden aan maagklachten. Klager betwist dat het personeel hem later medicatie via het luikje heeft aangeboden. Pas toen de directie op de afdeling kwam heeft klager zijn medicatie gekregen. Dit was tweeëneenhalf uur
nadat hij om de medicatie had verzocht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Toen klager om zijn medicatie vroeg heeft de staf tegen hem gezegd dat hij even moest wachten. Op een later moment in de ochtend
heeft het personeel klager via het luikje van zijn kamer de medicatie aangeboden, maar klager heeft de medicatie toen geweigerd aan te nemen. De klacht is gericht tegen de wijze van betrachten van een zorgplicht door de inrichting en daarover kan niet
worden geklaagd.

In de op 28 mei 2015 door de inrichtingsarts opgestelde ‘verwijsbrief’ staat – voor zover hier van belang – het volgende: “op 29 augustus 2014 [was] voor [klager] voorgeschreven Antagel drank zo nodig tot 4x daags 15 milliliter, geen vaste tijdstippen,
en esomeprazol tablet zo nodig 1x daags 1 tablet geen vast tijdstip. De medicatie kon worden verstrekt aan [klager] bij klachten en werden dus niet op een vast tijdstip [verstrekt].”.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 41 van de Bvt heeft een verpleegde recht op medische verzorging.
Op grond van artikel 41, vierde lid, aanhef en onder a, van de Bvt draagt het hoofd van de inrichting zorg voor de verstrekking van de door een aan de inrichting verbonden arts voorgeschreven medicijnen.

Een beslissing die een vermeende schending inhoudt van het aan artikel 41 Bvt te ontlenen recht op medische verzorging is, ingevolge artikel 56, eerste lid, onder e, in samenhang bezien met artikel 56, vierde lid, Bvt alleen vatbaar voor beklag als
sprake is van het niet betrachten van een zorgplicht door het hoofd van de inrichting ter zake van die medische verzorging. Indien sprake is van de wijze van betrachten van die zorgplicht zal klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten worden
verklaard.

Uit de door de inrichting overgelegde verwijsbrief blijkt dat de inrichtingsarts klager maag(zuur)remmende medicatie had voorgeschreven, maar dat de inrichtingsarts niet had bepaald dat die medicatie op een vastgesteld tijdstip diende te worden
ingenomen. Vast staat dat klager op 29 augustus 2014 zijn medicatie, zij het op een later tijdstip dan verzocht, verstrekt heeft gekregen. Onder deze omstandigheden komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het in dezen niet gaat om het niet
betrachten van de zorgplicht van artikel 41, vierde lid, van de Bvt, maar om de wijze van betrachten daarvan. Gelet hierop kan klager niet worden ontvangen in zijn klacht. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak
van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven