Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2534/GV, 21 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2534/GV

betreft: [klager] datum: 21 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 november 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich niet omtrent het verwaarlozen van de kinderen uitgelaten jegens zijn ex-vriendin. Zijn tweede ex-vriendin heeft hem gewoon bezocht in de inrichting, ondanks de uithuisplaatsing van hun zoon. Een van zijnex-vriendinnen probeert klager door middel van onjuiste verklaringen in een negatief daglicht te stellen en zijn huidige relatie te verpesten.

Namens de Minister is in de bestreden beslissing verwezen naar de argumenten uit de afwijzing van 3 oktober 2002. Daaraan is -samengevat- toegevoegd dat inmiddels ook sprake is van problemen tussen klager en zijn ex-vriendinnen metbetrekking tot de kinderen. Klager heeft zijn ex-vriendinnen gewaarschuwd in verband met het volgens hem verwaarlozen van de kinderen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven negatief te adviseren gelet op de gepleegde delicten en het feit dat klager al meerdere malen voor dergelijke delicten is veroordeeld.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens het als leider deelnemen aan een criminele organisatie en het medeplegen van oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 juli2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Bij uitspraak van 12 november 2002, nummer 02/2107/GV, heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de afwijzing van zijn tweede verlofaanvraag ongegrond verklaard.
Uit de onderhavige stukken blijkt dat van concrete dreigementen geen sprake meer lijkt te zijn, hetgeen wordt bevestigd door de inrichtingsrapportage. Hieruit blijkt verder dat klager zijn gedrag heeft aangepast. Voorts komen dezebeschuldigingen in het bijzonder van zijn ex-vriendin [...].
In dit verband wordt opgemerkt dat op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) ten aanzien van klager de bijzondere voorwaarde kan wordengesteld dat hij onder geen beding en op geen enkele wijze contact heeft met [ex-vriendin]. .
Ten overvloede wordt opgemerkt dat klager -anders dan de officier van justitie in zijn negatieve advies heeft aangegeven- niet eerder is veroordeeld en gedetineerd voor een delict als waar hij thans voor is veroordeeld.
Nu niet is gebleken of voldoende aannemelijk geworden dat zich een van de contra-indicaties als bedoeld in artikel 4 van de Regeling voordoet, dient klager naar het oordeel van de beroepscommissie in aanmerking te komen voor verlof.De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet mitsdien bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in onderling verband en samenhang bezien als onredelijk en onbillijkworden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 21 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven