Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0180/GV, 6 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/180/GV

betreft: [klager] datum: 6 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 januari 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij is al 48 maanden gedetineerd en heeft nog zes maanden te gaan. Telkenmale wordt zijn verlofaanvraag afgewezen. Aanvankelijk gebaseerd op, naar later bleek, valse verklaringen van zijn ex-vriendin. Nu wordt hem opeens een oudefraude zaak, van geheel andere orde dan die waarvoor hij thans zit, tegengeworpen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Onder verwijzing naar eerdere beslissingen wordt gehandhaafd dat -onder meer -gelet op de problemen tussen klager en zijn ex-vriendinnen, geen vertrouwen bestaat in een goed verloop van het verlof.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens het als leider deelnemen aan een criminele organisatie en het medeplegen van oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum zou vallen op of omstreeks 24juli 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Bij uitspraak van 21 januari 2003, nummer 02/2534/GV, heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de afwijzing van zijn derde verlofaanvraag gegrond verklaard en de Minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.
Op 3 februari 2003 heeft de Minister alsnog positief beslist en klager verlof verleend met ingang van 4 februari 2003.
Gebleken is dat klager tot op heden niet is teruggekeerd van dat verleende verlof.
Deze omstandigheid vormt een forse contra-indicatie voor een nieuwe verlofverlening en rechtvaardigt daarmee, zij het op andere gronden, een afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag.
Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlatenvan de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven