Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2107/GV, 12 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2107/GV

betreft: [klager] datum: 12 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 oktober 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. drs. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep -zakelijk weergegeven- als volgt toegelicht.
De aantijging dat klager thans nog bedreigingen uit jegens zijn ex-vriendinnen is onjuist. Voor zover moet worden aangenomen dat klagers ex-vriendinnen sedert de afwijzing van zijn eerste verlofaanvraag worden lastiggevallen,betreft dat geen handelen van klager, doch van zijn familieleden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing -samengevat- als volgt toegelicht.
Gelet op klagers -mede door tussenkomst van zijn familie- recent geuite bedreigingen ten opzichte van derden zou in geval van verlofverlening sprake kunnen zijn van gevaar voor verstoring van de openbare orde en van gevaar voor hetplegen van strafbare feiten.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Rijnmond, locatie De IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, aangezien sedert de eerste afwijzing klagers gedrag goed is en geen sprake meer is vantelefonische en schriftelijke bedreigingen.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven negatief te adviseren gelet op de gepleegde delicten en het feit dat klager al meerdere malen voor dergelijke delicten is veroordeeld.
De politie Zaanstreek-Waterland, het district waar klager zijn verlof wil doorbrengen, adviseert positief. De politie Rotterdam-Rijnmond is niet overtuigd van de gestelde bedreigingen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens het als leider deelnenem aan een criminele organisatie en het medeplegen van oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 juli2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat er aanvankelijk van de zijde van klager bedreigingen zijn geuit aan enkele ex-vriendinnen en dat ook thans nog familieleden van klager enkele ex-vriendinnen bedreigen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is debeslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van deinrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven