Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1534/TB (tussenbeslissing), 29 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1534/TB (tussenbeslissing)

betreft: [klager] datum: 29 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 januari 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 augustus 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening, met
vaststelling van het individuele beveiligingsniveau op laag.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 31 juli 1995 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is na verblijf in verscheidene inrichtingen
op 9 juni 2009 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC van der Hoeven Kliniek. Deze kliniek heeft op 27 oktober 2011 verzocht om opheffing van klagers longstaystatus en verlening van een machtiging voor transmuraal verlof, uitsluitend voor verblijf
in de longcarevoorziening De Voorde.
Psychiater O. heeft in rapport van 23 juli 2012 geadviseerd klagers longstaystatus op te heffen ten behoeve van opname van klager in De Voorde.
Op 12 december 2012 heeft de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) geadviseerd de longstaystatus te handhaven omdat uit het beleidskader longstay forensische zorg volgt dat opheffing van die status alleen mogelijk is bij
perspectief op resocialisatie of doorstroming naar de GGZ en daarvan naar het oordeel van de LAP geen sprake is.
Op 1 augustus 2013 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.
Op 17 juli 2014 heeft de Pompestichting geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven, waarbij is medegedeeld dat de mogelijkheid van begeleid verlof zou worden onderzocht.

In de rapporten van 24 en 27 november 2014 van respectievelijk psychiater De K. en psycholoog T. is geadviseerd tot voortzetting van klagers longstaystatus.
De LAP heeft op 11 februari 2015 geadviseerd klagers longstaystatus voor te zetten met een herbeoordeling na één jaar. De LAP ondersteunde het voornemen van de Pompestichting door middel van begeleid verlof de mogelijkheden van klager te onderzoeken en
achtte onderzoek naar een eventuele plaatsing van klager in De Voorde aangewezen, mede gelet op de uitleg van het beleidskader longstay forensische zorg in RSJ 30 mei 2013, 13/274/TB.
De Staatssecretaris heeft op 31 maart 2015 beslist tot voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

Op 26 oktober 2015 heeft de Pompestichting geadviseerd klagers verblijf in de longstayvoorziening te handhaven, omdat dit op dat moment als het voor klager hoogst haalbare werd gezien. Er was nog geen aanvraag voor begeleid verlof ingediend vanwege
psychotische decompensatie van klager als gevolg van het door klager staken van inname van anti-psychotische medicatie. Zodra klagers toestandsbeeld structureel zou stabiliseren, zou de mogelijkheid van een verlofaanvraag opnieuw in het behandelteam
worden besproken.
De LAP heeft op 5 januari 2016 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten en alsnog te trachten begeleid verlof op te starten als klager gedurende een langere periode stabiel zou functioneren. De LAP gaat er van uit dat op basis van de
ervaringen met het verlof verder zal worden gekeken naar mogelijke uitstroommogelijkheden.
De Staatssecretaris heeft vervolgens op 19 januari 2016 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door klager is het beroep als volgt toegelicht:
Klager was in 2015 gestopt met zijn medicatie omdat hij bang was dat het tijdens verlof fout zou gaan vanwege psychoses en hij dan anderen in de problemen zou brengen. Klager was niet stabiel, mede vanwege een interne overplaatsing van de ene op de
andere dag waardoor hij andere behandelaren kreeg. Hij heeft verscheidene psychiaters gehad. Klager is nu weer stabiel. Sinds vier maanden is klager op depotmedicatie (antipsychotica) ingesteld. Hij heeft geen angst meer voor begeleid verlof en
plaatsing in De Voorde.
Deze maand zal begeleid verlof worden aangevraagd. Ook gaat de Pompestichting inzetten op plaatsing in De Voorde. Klager wilde in 2012 al naar De Voorde, hetgeen toen niet is doorgegaan omdat dat volgens de LAP niet mogelijk was.

Klagers raadsman heeft daaraan het volgende toegevoegd:
Aan de opdracht van de LAP in het advies van 11 februari 2015 is door de Pompestichting geen uitvoering gegeven, ondanks het feit dat bij klager al langer sprake was van een psychotisch toestandsbeeld. De Voorde heeft veel ervaring met psychotische
patiënten. Nu gaat het al veel beter met klager dankzij zijn medicatie. Er is geen recente informatie van de Pompestichting voorhanden. Het is verloren tijd als klager niet nu, maar pas na een volgende herbeoordeling van zijn longstaystatus in De
Voorde
wordt geplaatst. Verzocht wordt daarom het beroep gegrond te verklaren dan wel de behandeling van het beroep aan te houden om te bezien hoe het met klager gaat en hoeveel tijd de Pompestichting nodig heeft om plaatsing van klager in De Voorde te
realiseren.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht:
De beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in de longstay is gerechtvaardigd in het licht van de adviezen van de Pompestichting en de LAP van respectievelijk 26 oktober 2015 en 5 januari 2016. Klager heeft een woelig jaar gekend. Het gaat
nu
goed, maar de longstaystatus kan nog niet worden opgeheven. Een proefplaatsing in De Voorde ligt nu niet voor de hand. Als eerste stap zal begeleid verlof moeten worden aangevraagd met het doel toe te werken naar een plaatsing in De Voorde. Het is
noodzakelijk dat het reguliere traject van herbeoordeling van de longstaystatus wordt doorlopen om te bezien of het goed blijft gaan met klager. Ten behoeve van deze zitting is bij de Pompestichting overigens geen navraag gedaan naar de laatste stand
van zaken met betrekking tot klager.

4. De beoordeling
Na de adviezen van de Pompestichting en de LAP van respectievelijk 26 oktober 2015 en 5 januari 2016 is aan de beroepscommissie geen andere informatie over de stand van zaken met betrekking tot klagers situatie verstrekt dan hetgeen door en namens
klager ter zitting is opgemerkt. Daaruit komt naar voren dat klager weer goed is ingesteld op anti-psychotische medicatie, dat begeleid verlof zal worden aangevraagd en dat zal worden ingezet op plaatsing in De Voorde.
Gelet op het ingrijpende karakter van de beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening, heeft klager thans groot belang bij beantwoording van de vraag of en, zo ja, wanneer, klager in de longcarevoorziening De Voorde kan
worden geplaatst. Dit klemt temeer nu klager daar destijds in 2012 volgens de Van der Hoeven Kliniek en rapporterend psychiater O. klaar voor was, maar die plaatsing geen doorgang heeft gevonden omdat dit volgens de LAP niet in lijn was met het
beleidskader longstay forensische zorg, hetgeen door de beroepscommissie als een te beperkte interpretatie van dat beleidskader werd beschouwd (vgl. RSJ 30 mei 2013, 13/274/TB).
Om die reden ziet de beroepscommissie aanleiding de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van nadere informatie van de Pompestichting over de voortgang in klagers traject – ten aanzien van zowel de aanvraag en het verloop van het
begeleid verlof als de voortgang inzake de plaatsing in De Voorde – en het beroep over een half jaar op een nadere zitting verder te behandelen. De beroepscommissie gaat er daarbij van uit dat op die zitting de meest recente informatie met betrekking
tot klagers situatie beschikbaar zal zijn.

5. De tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de behandeling van het beroep aan voor de duur van zes maanden teneinde nader ingelicht te worden over klagers situatie als bedoeld onder 4.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven