Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1534/TB (eindbeslissing), 13 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           16/1534/TB (eindbeslissing)

 

betreft: [klager]            datum: 13 september 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een beslissing van 19 januari 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 augustus 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Staatssecretaris […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

In RSJ 29 augustus 2016, 16/1534/TB (tussenbeslissing) heeft de beroepscommissie de behandeling van het beroep aangehouden teneinde nader te worden ingelicht over klagers situatie.

Op 10 april 2017 ontving de beroepscommissie van de Staatssecretaris een brief van 3 april 2017 van de behandelcoördinator en een verlengingsadvies van 6 september 2016 van de Pompestichting.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2017 zijn klagers (nieuwe) raadsman, mr. W.S. Korteling, en namens de Staatssecretaris […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij hiervan geen gebruik gemaakt.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC De Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening, met vaststelling van het individuele beveiligingsniveau op laag.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 31 juli 1995 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is na verblijf in verscheidene inrichtingen op 9 juni 2009 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC van der Hoeven Kliniek. Deze kliniek heeft op 27 oktober 2011 verzocht om opheffing van klagers longstaystatus en verlening van een machtiging voor transmuraal verlof, uitsluitend voor verblijf in de longcarevoorziening De Voorde.

Psychiater O. heeft in zijn rapport van 23 juli 2012 geadviseerd klagers longstaystatus op te heffen ten behoeve van opname van klager in De Voorde.

Op 12 december 2012 heeft de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) geadviseerd de longstaystatus te handhaven omdat uit het beleidskader longstay forensische zorg volgt dat opheffing van die status alleen mogelijk is bij perspectief op resocialisatie of doorstroming naar de GGZ en daarvan naar het oordeel van de LAP geen sprake is.

Op 1 augustus 2013 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.

Op 17 juli 2014 heeft de Pompestichting geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven, waarbij is medegedeeld dat de mogelijkheid van begeleid verlof zou worden onderzocht.

In de rapporten van 24 en 27 november 2014 van respectievelijk psychiater De K. en psycholoog T. is geadviseerd tot voortzetting van klagers longstaystatus.

De LAP heeft op 11 februari 2015 geadviseerd klagers longstaystatus voor te zetten met een herbeoordeling na één jaar. De LAP ondersteunde het voornemen van de Pompestichting door middel van begeleid verlof de mogelijkheden van klager te onderzoeken en achtte onderzoek naar een eventuele plaatsing van klager in De Voorde aangewezen, mede gelet op de uitleg van het beleidskader longstay forensische zorg in RSJ 30 mei 2013, 13/274/TB.

De Staatssecretaris heeft op 31 maart 2015 beslist tot voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

Op 26 oktober 2015 heeft de Pompestichting geadviseerd klagers verblijf in de longstayvoorziening te handhaven, omdat dit op dat moment als het voor klager hoogst haalbare werd gezien. Er was nog geen aanvraag voor begeleid verlof ingediend vanwege psychotische decompensatie van klager als gevolg van het door klager staken van inname van anti-psychotische medicatie. Zodra klagers toestandsbeeld structureel zou stabiliseren, zou de mogelijkheid van een verlofaanvraag opnieuw in het behandelteam worden besproken.

De LAP heeft op 5 januari 2016 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten en alsnog te trachten begeleid verlof op te starten als klager gedurende een langere periode stabiel zou functioneren. De LAP gaat er van uit dat op basis van de ervaringen met het verlof verder zal worden gekeken naar mogelijke uitstroommogelijkheden.  

De Staatssecretaris heeft vervolgens op 19 januari 2016 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

 

3.         De standpunten

Klager heeft het beroep toegelicht als weergegeven in voornoemde tussenbeslissing van 29 augustus 2016. Voorts heeft klager het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft tijdig beroep ingesteld, nu het initiële beroepschrift is ingediend door middel van een e-mail van 25 januari 2016. Er is sprake van een langere strijd, waarbij een aantal jaren de vraag speelde of de longstaystatus van klager moest worden opgeheven. De destijds uitgebrachte adviezen wezen op een uitbreiding van de vrijheden. Het advies van het LAP van 11 februari 2015 met deze strekking is volgens klager onvoldoende opgepakt. De recent uitgebrachte adviezen laten weliswaar geen florissant beeld zien, doch al die tijd zijn er geen incidenten geweest. Ook is er geen sprake geweest van middelengebruik. Klager is bij momenten stabieler. Klager meent dat hij stabiel genoeg is en wil in aanmerking komen voor begeleid verlof.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het standpunt ingenomen zoals weergegeven in voornoemde tussenbeslissing van 29 augustus 2016. Voort is het volgende naar voren gebracht.

De Staatssecretaris meent dat het beroep te laat is ingediend. De recente stukken werpen geen ander licht op de zaak. Het is een zoektocht om klager goed ingesteld te krijgen op medicatie. Elke keer weer is het probleem dat klagers bloedspiegel niet goed is. Klagers toestandsbeeld is niet stabiel. Daarom is er geen aanvraag voor begeleid verlof ingediend. Uit de stukken volgt dat er wel perspectief werd gezien voor een begeleid verlof onder voorwaarden. Toch lukt dat telkens niet.

 

4.         De beoordeling

De beslissing waartegen onderhavig beroep is gericht, is gedateerd op 19 januari 2016. Namens klager is hiertegen op 25 januari 2016 beroep ingediend, waarvan de ontvangst pas na rappellering van de raadsman van klager op 3 mei 2016 door het secretariaat van de Raad kon worden bevestigd. Klager heeft derhalve tijdig beroep ingediend en kan in zijn beroep worden ontvangen.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 9 juni 2009 in een longstayvoorziening, waarvan vanaf 1 augustus 2013 in de longstayvoorziening van De Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

De LAP heeft in haar advies van 5 januari 2016 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten, onder meer verwijzend naar de eerder uitgebrachte rapportages en adviezen: de pro-justitiarapportages van psychiater de K. en klinisch psycholoog T van 24 respectievelijk 27 november 2014 en het eerdere LAP-advies van 11 februari 2015. Uit deze adviezen komt naar voren dat bij klager de psychotische problematiek nog altijd aanwezig is. De inzet van de inrichting is gericht op het stabiliseren van klagers toestandsbeeld. In het advies van 11 februari 2015 adviseert de LAP de longstaystatus na een jaar te herbeoordelen en in die periode de mogelijkheden klager te plaatsen in De Voorde te onderzoeken.

Het advies van de LAP van 5 januari 2016 is gebaseerd op het herbeoordelingsadvies van de inrichting van 26 oktober 2015 waaruit naar voren komt dat de behandeling over de rapportageperiode (februari 2015 – oktober 2015) volledig in het teken heeft gestaan van psychotische decompensatie ten gevolge van de staking van de inname van anti-psychotische medicatie door klager. Klagers toestandsbeeld was nog niet volledig gestabiliseerd. Een dergelijke stabilisatie wordt nodig geacht teneinde uitzicht te bieden op een verlofkader en overplaatsing naar De Voorde.

Uit de overgelegde stukken met aanvullende informatie: de brief van de behandelcoördinator van 3 april 2017 en het verlengingsadvies van de Pompestichting van 6 september 2016, komt naar voren dat in het bovengeschetste instabiele toestandsbeeld van klager (nog steeds) geen verandering is gekomen. Klager blijft ambivalent in zijn wensen omtrent verlofaanvragen en uitplaatsing naar De Voorde. Het risicomanagement dat benodigd is voor een verlofaanvraag (adequate instelling op antipsychotische medicatie) is volgens de inrichting niet tot stand gekomen.

Gelet op dit ongewijzigde toestandsbeeld van klager, heeft de inrichting naar het oordeel van de beroepscommissie op goede gronden kunnen oordelen nog geen gevolg aan het advies van de LAP van 11 februari 2015 te kunnen geven. Eerst zal sprake dienen te zijn van een structureel stabiel toestandsbeeld alvorens kan worden toegewerkt naar begeleid verlof. Klagers stelling dat onvoldoende gevolg is gegeven aan het advies van de LAP moet daarom worden verworpen.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. De beoogde stabiliteit, die een andere beslissing rechtvaardigt, is nog nimmer voor een langere tijd aanwezig geweest. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap - Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 september 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven