Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2370/GA, 26 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 15/2370/GA

betreft: [klager] datum: 26 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

gericht tegen een uitspraak van 10 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zuyder Bos gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager niet in staat wordt gesteld één keer per twee weken bezoek in het weekend te ontvangen, terwijl hij hier volgens het Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT) wel recht op heeft.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Deze uitspraak houdt in dat klager in zijn recht is geschonden op één keer in de twee weken (vervangend) bezoek in het weekend volgens het
DBT.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Gelet op hetgeen de beroepscommissie heeft overwogen in RSJ 7 juni 2012, 11/4006/GA is het niet mogelijk het beleid van het
DBT te volgen. Volgens het DBT heeft klager één keer per twee weken recht op (vervangend) bezoek in het weekend. Indien echter de ene week op woensdag en de andere week op zaterdag het bezoekmoment wordt ingepland, zitten er meer dan zeven dagen tussen
de bezoekmomenten. Het is praktisch gezien niet mogelijk iedere gedetineerde in het weekend bezoek te laten ontvangen. De directeur heeft daar de gebouwelijke capaciteit niet voor. De directeur werkt daarom met een wachtlijst. Klager ontvangt inmiddels
ieder weekend bezoek. Dit gaat ten koste van een plek van een andere gedetineerde. De directeur verzoekt de beroepscommissie af te wijken van 11/4006/GA. Dit zou hem wat meer mogelijkheden geven om de puzzel te maken. Als hij nu een gedetineerde één
keer op zondag bezoek laat ontvangen, moet dit de week erna weer op zondag.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager ontvangt inmiddels ieder weekend bezoek, maar hij heeft daar drie maanden op moeten wachten. Hij stond op een wachtlijst.

3. De beoordeling
In artikel 38, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde recht heeft gedurende tenminste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. In de Memorie van Toelichting op dat artikel is vermeld dat
daarmee de minimale frequentie van het bezoek en de duur is vastgelegd.

De beroepscommissie heeft eerder, in onder meer RSJ 22 mei 2012, 11/3737/GA en RSJ 7 juni 2012, 11/4006/GA overwogen dat de aard van het bezoekrecht, dat de gedetineerde in staat stelt zijn sociale contacten te onderhouden en zo nodig uit te breiden
waardoor hij contact kan onderhouden met de wereld buiten de inrichting, met zich brengt dat dit recht regelmatig en met vaste tussenpozen wordt geëffectueerd en wel met een minimale frequentie van eens per week. De beroepscommissie was destijds van
oordeel dat het voorgaande inhield dat de directeur de gedetineerde minimaal in de gelegenheid diende te stellen één keer per zeven dagen bezoek te ontvangen.

De beroepscommissie kan de directeur volgen in zijn verzoek en is anders dan in voornoemde uitspraken thans van oordeel dat de Pbw ook ruimte biedt voor een andere dan bovengenoemde bezoekfrequentie. Een regeling waarbij een gedetineerde in staat wordt
gesteld om minimaal één keer per kalenderweek bezoek te ontvangen – wat kan betekenen dat de periode tussen de bezoekmomenten soms meer en soms ook minder dan zeven dagen bedraagt – acht de beroepscommissie niet in strijd met de Pbw.
Aldus is het mogelijk een gedetineerde in lijn met het DBT eenmaal per veertien dagen in het weekend bezoek te laten ontvangen. Dit zal door veel gedetineerden als een gunstiger regeling worden beschouwd dan het ontvangen van bezoek op een vaste dag
door de week.

In overeenstemming hiermee zal het beroep van de directeur ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter als weergegeven onder 1. worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, U.P. Burke en dr. A. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven