Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2389/TA, 24 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 14/2389/TA

betreft: [klager] datum: 24 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juni 2014 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
juridisch medewerker. Van de zijde van de inrichting was [...] als toehoorder aanwezig.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de wijze van aanzeggen van een urinecontrole (hierna: u.c.) op 24 maart 2014 en de bekendmaking hiervan.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. Bij binnenkomst in de inrichting is de wijze van aanzeggen van een u.c. niet met klager besproken. Bij zijn eerste
u.c. is klager wakker gemaakt en is hem gezegd dat hij u.c. had. Hij is er pas nadat hij een maatregel voor weigering van deelname aan een u.c. had gekregen achter gekomen dat de aanzegging gebeurt door het schuiven van een briefje onder zijn kamerdeur
door; klager sliep toen en had het briefje niet gezien. Hem is niet meegedeeld dat sprake is van een standaardbrief. Klager moet door de inrichting voor een u.c. worden gewekt omdat hij mogelijk anders nog slaapt ten tijde van de u.c. Van iedereen
wordt namelijk verwacht dat om 7.00 uur wordt opgestaan en om 8.00 uur wordt deelgenomen aan het dagprogramma en men zich voor de u.c. meldt om 7.30 uur. Anders volgt een maatregel wegens weigering van de aangezegde u.c. Door klager te dwingen om
7.00 uur op te staan om na te gaan of hij die dag op drugs zal worden gecontroleerd maakt de inrichting misbruik van die controlebevoegdheid. Klager neemt niet deel aan het dagprogramma en bepaalt graag zelf hoe laat hij opstaat. Hiermee wordt zodoende
geen rekening gehouden. Klager is nu afhankelijk van medepatiënten die hem wekken in geval van een u.c.
Verder dient de reden van de u.c. te worden vermeld. De reden staat niet op de standaardbrief en wordt ook niet mondeling meegedeeld.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij binnenkomst in de inrichting worden patiënten van de wijze van aanzegging van u.c’s op de hoogte gesteld. Alle patiënten
weten
dat zij ad random u.c.'s kunnen krijgen en dat de aanzegging daarvan geschiedt door het ’s ochtends vroeg onder de deur door schuiven van een standaardbriefje. Alleen als een u.c. om een specifieke reden plaatsvindt, wordt die meegedeeld. Dit staat
niet in de huisregels, maar zou daarin opgenomen kunnen worden. Ook van klager wordt verwacht dat hij deelneemt aan het dagprogramma. De inrichting gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van patiënten, ook om ervoor te zorgen op tijd bij de u.c.
aanwezig te zijn. Alleen bij een bijzondere omstandigheid als bijvoorbeeld ziekte van een patiënt is dat anders. Het niet willen volgen van een dagprogramma en/of behandeling is niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid aan te merken. De oproep
wordt niet gebruikt om klager te dwingen om aan het dagprogramma deel te nemen. Dat is zijn eigen keuze. De afname van urine gebeurt conform artikel 3 van de Regeling urineonderzoek verpleegden bij voorkeur ’s ochtends vroeg.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van de inrichting dat patiënten bij
binnenkomst in de inrichting bekend wordt gemaakt dat de individuele aanzegging van een steekproefsgewijze af te nemen u.c. per standaardbriefje plaats vindt. De wet schrijft niet voor op welke wijze een u.c. bekend wordt gemaakt, zodat de werkwijze
van de inrichting niet in strijd is met enige wettelijke bepaling. De beroepscommissie acht het voorts niet onredelijk dat van de eigen verantwoordelijkheid van patiënten wordt uitgegaan en dat klager, die er voor kiest niet aan het dagprogramma deel
te
nemen, zelf in de gaten moet houden of hij voor een steekproefsgewijze u.c. wordt opgeroepen, zodat hij zich tijdig voor de u.c. kan melden.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 24 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven